(zakelijke) bankrekening ABN AMRO ( [nr. 1] ) ten name van de vrouw;
bankrekening Rabobank ( [nr. 2] ) ten name van de man;
bankrekening Rabobank ( [nr. 3] ) ten name van de man;
bankrekening ABN AMRO ( [nr. 4] );
bankrekening ABN AMRO ( [nr. 5] );
[naam werkgever Y] en [naam 1] ten name van de man;
spaarrekening Sparkasse [plaatsnaam] [nr. 7] ) ten name van de vrouw;
[naam 2] bank stock ten name van de vrouw;
[naam 3] savings account ten name van de vrouw;
[naam werkgever Y] pensioen van de man;
[naam werkgever Y] ten name van de man;
[naam werkgever Y] ten name van de man;
[naam 4] account ( [nr. 6] ) ten name van de man;
[naam 5] ;
Cybercurency [naam 6] ;
severance payment van de man;
motor vehicle [kenteken] ;
inboedel man;
inboedel vrouw;
sieraden en lijfgoederen man;
sieraden en lijfgoederen vrouw;
kapitaalverzekering [naam 7] ten name van de vrouw;
spaarrekening [minderjarige]
[naam werkgever Y] ;
cash set aside for Private School [minderjarige]
belastingschulden.
De rechtbank begrijpt uit de toelichting dat de vrouw zich erg gekwetst voelt door de man, maar nu partijen beide een andere lezing hebben over (de problemen binnen) hun huwelijk en de (reden voor) de uiteindelijke breuk, kan de rechtbank niet beoordelen wat waarheid is en wat niet en zal zij het door de vrouw benoemde ‘gedrag van de man’ niet op de wijze zoals de vrouw voorstelt betrekken in het oordeel. Hiernaast is de rechtbank niet gebleken dat de man gedurende het huwelijk gemeenschapsgelden heeft onttrokken voor privédoeleinden, zodat ook dit geen reden is om af te wijken van een verdeling bij helfte.
De rechtbank gaat er voorts vanuit dat de man de door de rechtbank vastgestelde alimentatieverplichtingen jegens de vrouw en [minderjarige] , alsmede de tussen de ouders gemaakte afspraken over het betalen van de school- en opleidingskosten van [minderjarige] , zal nakomen. De aanname die de vrouw op dit punt formuleert, is naar het oordeel van de rechtbank ongefundeerd. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij van oordeel is dat de man niet behoeft te worden gecompenseerd, in die zin dat hij een groter deel van het gemeenschappelijk vermogen zou ontvangen, omdat hij voornoemde alimentatieverplichtingen heeft.
De man stelt dat hij deze rekeningen in 1997 – dus voor het huwelijk – heeft geopend, waardoor deze bankrekeningen aanvankelijk privé bankrekeningen van de man waren. De man stelt, onder verwijzing naar zijn op 13 september 2019 overgelegde productie 1a, dat het totale saldo op het moment dat partijen trouwden op [huwelijksdatum] 2005 € 71.428,83 was. Na het huwelijk zijn deze rekeningen mede op naam van de vrouw gesteld, waardoor het gezamenlijke rekeningen werden. In juni 2019 zijn de rekeningen op naam van de vrouw gesteld. Volgens de man betekent dit dat sprake is van voorhuwelijks privévermogen van de man van € 71.428,83, waardoor de man een vergoedingsrecht heeft jegens de gemeenschap, en dat het op peildatum aanwezige bedrag van € 15.033,22 tot de gemeenschap behoort.
Dit betekent dat een bedrag van (€ 250.000,- plus € 49.077,38 minus € 71.428,83 =)
€ 227.648,55 voor verdeling in aanmerking komt. De rechtbank zal de bankrekeningen met de saldi toedelen aan de man onder de verplichting aan de vrouw € 113.824,27 te vergoeden uit overbedeling.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft op 15 september 2019 als productie 12 stukken overgelegd waaruit de aankoop van de aandelen op 17 juli 2000 blijkt en waaruit blijkt dat zij op 31 december 2004 – dus voor het huwelijk met de man – 10.000 stuks Amazon aandelen had. Bij productie 12 is ook een brief van [naam 2] bank gevoegd van
3 mei 2019 waaruit blijkt dat de vrouw op die datum nog steeds 10.000 stuks Amazon aandelen had en welke waarde deze aandelen thans vertegenwoordigen (€ 16.942,- plus
€ 552,42). De rechtbank gaat er op basis van deze stukken vanuit dat geen sprake is geweest van verloop en/of dat de rekening is gevoed tijdens het huwelijk.
[naam werkgever Y]
De rechtbank begrijpt dat deze niet geveste aandelen dezelfde aandelen betreffen als de door de vrouw genoemde ‘PSP Stock’. De man heeft onweersproken gesteld dat hij gedurende het huwelijk 1441 ongeveste aandelen van [naam werkgever Y] heeft ontvangen. Hiernaast heeft de man, onder verwijzing naar de door hem bij brief van 13 september 2019 overgelegde productie 3b, gesteld dat dat volgens Texaans recht per saldo de geveste aandelen voor € 34.704,14 en € 12.630,64 voor verdeling in aanmerking komen, terwijl een deel van € 11.103,86 en
€ 19.434,96 geen deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap. Nu de vrouw dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende heeft betwist zal de rechtbank voorbij gaan aan het (niet onderbouwde) standpunt van de vrouw dat de waarde € 63.701,75 is en volgt de rechtbank de berekening van de man. De rechtbank zal ten aanzien van deze aandelen dan ook bepalen dat ze worden toegedeeld aan de man en dat het deel van de waarde dat voor verdeling in aanmerking komt, in totaal € 47.334,78, bij helfte tussen partijen moet worden verdeeld.
Motor vehicle, inboedel, sieraden en lijfgoederen
De man heeft in de door hem als productie 37 overgelegde vermogensopstelling opgenomen: ‘motor vehicle [kenteken] ’, ‘household furniture, furnishings and fixtures’ en ‘jewelry and other personal items’. Nu beide partijen ten aanzien van deze bestanddelen geen stellingen hebben ingenomen en ook geen producties ter onderbouwing hebben ingediend, kan de rechtbank niet vaststellen om welke items het concreet gaat en welke waarde deze items eventueel vertegenwoordigen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat partijen op dit punt de verdeling – voor zover deze niet al feitelijk heeft plaatsgevonden – in onderling overleg zullen regelen.
Proceskosten
De rechtbank ziet in de opmerking van de vrouw in het stuk ‘financial overview reference april 17, 2019’ dat zij wenst dat de man 100% van de advocaatkosten en de proceskosten moet dragen omdat het niet de wens van de vrouw was om te scheiden, geen aanleiding om de man te veroordelen in de door de vrouw gemaakte kosten. Bovendien is – voor zover de rechtbank deze opmerking als verzoek moet aanmerken – dit niet nader onderbouwd.
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.