ECLI:NL:RBDHA:2019:14524

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
C/09/553638 / FA RK 18-3719, C/09/553638 / FA RK 18-3719
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de peildatum voor de verdeling van huwelijksgemeenschap en pensioenaanspraken volgens Texaans recht

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 augustus 2019, wordt de voortgang van de procedure betreffende de echtscheiding en de afwikkeling van het huwelijksvermogen en de pensioenaanspraken besproken. De zaak betreft een verzoek van de man, [Y], vertegenwoordigd door advocaat mr. C.L.M. Smeets, en de vrouw, [X], vertegenwoordigd door advocaat mr. drs. E.J. Kim-Meijer. De rechtbank heeft eerder op 17 juli 2019 een beschikking gegeven over de voortgang van de procedure en heeft op 24 juli 2019 een faxbericht ontvangen van de advocaat van de man, waarin werd verzocht om verduidelijking over de peildatum voor de vermogenslijst.

De rechtbank overweegt dat volgens Texaans recht de peildatum voor de verdeling van de vermogensbestanddelen doorgaans de datum van echtscheiding is. In dit geval is de echtscheiding uitgesproken op 16 augustus 2019, en de rechtbank heeft deze datum als peildatum vastgesteld voor de waarde van de vermogensbestanddelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere correspondentie en de omstandigheden van de zaak, maar heeft geen redenen gevonden om van deze peildatum af te wijken.

De rechtbank heeft partijen meer tijd gegeven om de gevraagde stukken in te dienen, gezien de vertraging door de vakantieperiode. De uiterste datum voor het indienen van de stukken is vastgesteld op 15 september 2019, met een mogelijkheid voor schriftelijke reacties tot 22 september 2019. De rechtbank houdt verdere beslissingen over de afwikkeling van het huwelijksvermogen en de proceskosten aan tot 1 oktober 2019. De beschikking is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 17-1990 en FA RK 18-3719
Zaaknummers: C/09/528922 en C/09/553638
Datum beschikking: 16 augustus 2019

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 14 maart 2017 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de man,
wonende te [land] ,
advocaat: mr. C.L.M. Smeets te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X]

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. drs. E.J. Kim-Meijer te Den Haag.

Procedure

Bij beschikking van 17 juli 2019 van deze rechtbank is de verdere voortgang van de procedure ten aanzien van de afwikkeling van het huwelijksvermogen en de pensioenaanspraken bepaald.
De rechtbank heeft vervolgens op 24 juli 2019 een faxbericht van mr. C.L.M. Smeets ontvangen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Voortgang procedure
De advocaat van de man heeft per faxbericht van 24 juli 2019 aangegeven dat partijen nog verschillen van mening over de peildatum en verzoekt de rechtbank om aan te geven per welke peildatum de betreffende lijst van vermogensbestanddelen en schulden moet worden ingediend.
Met inachtneming van (pagina 1 van) de brief van de advocaat van de vrouw van 15 mei 2019, daar waar in deze brief staat ‘De vrouw heeft een financieel overzicht opgesteld per peildatum 17 april 2019’, en (pagina’s 1 en 4 van) het juridisch advies van [naam] zoals ingediend door de advocaat van de man, overweegt de rechtbank dat naar Texaans recht het uitgangspunt is dat de omvang/samenstelling van de te verdelen vermogensbestanddelen wordt vastgesteld per datum echtscheiding. Voor de peildatum voor de waarde van de goederen geldt deze datum ook, of een datum die daar zo dicht mogelijk bij in de buurt ligt. De rechter heeft evenwel de mogelijkheid om voor het vaststellen van de waarde van de vermogensbestanddelen af te wijken en een andere datum te bepalen, als de omstandigheden van het geval dat rechtvaardigen.
De rechtbank hanteert in dit geval [datum uitspraak echtscheiding] 2019 – de datum waarop de echtscheiding is uitgesproken – als de peildatum voor de vaststelling van de omvang van de gemeenschap en de vaststelling van de waarde van de vermogensbestanddelen. Zij ziet voor de waarde van de vermogensbestanddelen geen omstandigheden die een ander oordeel rechtvaardigen. De rechtbank heeft onder meer in aanmerking genomen dat het verzoek tot echtscheiding al op 14 maart 2017 is ingediend en dat partijen in november 2018 dichtbij een algehele overeenstemming waren, maar acht deze omstandigheden niet van dermate groot gewicht dat een andere datum dan 17 april 2019 is aangewezen.
Omdat de beantwoording van het faxbericht van 24 juli 2019 vanwege de vakantieperiode enige tijd op zich heeft laten wachten, vindt de rechtbank het redelijk om partijen langer de tijd te geven om de gevraagde stukken te overleggen dan in de beschikking van 17 juli 2019 is bepaald.
Mr. C.L.M. Smeets en mr. E.J. Kim-Meijer krijgen tot
uiterlijk 15 september 2019de gelegenheid om de gevraagde nadere informatie in te dienen. Vervolgens krijgen zij beiden tot uiterlijk
22 september 2019de tijd om over en weer schriftelijk te reageren.
In geval van het onverhoopt niet en/of niet tijdig voldoen aan het bovenstaande zal de rechtbank daaraan op grond van artikel 22 Rv de gevolgen kunnen verbinden die zij gepast acht.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing ten aanzien van de afwikkeling van het huwelijksvermogen, de pensioenaanspraken en de proceskosten pro forma aanhouden tot
1 oktober 2019.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt de voortgang van de procedure over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de pensioenaanspraken op de wijze zoals hiervoor is overwogen onder het kopje ‘Voortgang procedure’;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de
verdeling, pensioenaanspraken en de proceskostenaan tot
pro forma 1 oktober 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.Th.W. van Ravenstein, C.G. Meeder en
L. van Hoppe, rechters, bijgestaan door mr. M. Verkerk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 augustus 2019.