ECLI:NL:RBDHA:2019:14492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2019
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
C/09/582137 / FA RK 19-7672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor reis met minderjarige naar de Verenigde Staten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 december 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor een reis van de vader met zijn minderjarige kind naar de Verenigde Staten. De vader, die in de Verenigde Staten woont, had verzocht om toestemming om met zijn kind te reizen, maar de moeder, die in Nederland woont, heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader inmiddels ook een teruggeleidingsprocedure heeft gestart, waarin de teruggeleiding van het kind naar de Verenigde Staten aan de orde is. Hierdoor heeft de vader geen belang meer bij een beslissing in deze procedure, en heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen.

De rechtbank heeft ook de proceskosten tussen de ouders gecompenseerd, aangezien zij echtelieden zijn. De moeder had daarnaast aangevoerd dat er vermoedens waren van seksueel misbruik door de vader, maar de rechtbank heeft besloten dat dit niet voldoende aanleiding gaf om de zaak aan te houden in afwachting van de teruggeleidingsprocedure. De beslissing van de rechtbank is genomen door een meervoudige kamer van kinderrechters, en de beschikking is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-7672
Zaaknummer: C/09/582137
Datum beschikking: 30 december 2019

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 23 oktober 2019 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats Y] Verenigde Staten van Amerika,
advocaat: mr. M.T. Wernsen te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats X]
advocaat: mr. E. Kim-Meijer te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift.
De minderjarige [minderjarige] heeft op 20 november 2019 in raadkamer – in het bijzijn van mevrouw drs. I. Sandig, die als bijzondere curator is benoemd in de teruggeleidings-procedure met na te noemen kenmerk – met de kinderrechters gesproken.
Op 20 november 2019 zou de zaak samen met het verzoek van de vader tot teruggeleiding van [minderjarige] naar de Verenigde Staten van Amerika (C/09/582587) en het verzoek van de vader tot wijziging van de voorlopige voorzieningen (C/09/582686) ter zitting van de meervoudige kamer inhoudelijk worden behandeld.
De behandeling ter zitting van voornoemde zaken is aangehouden in verband met het verzoek van de moeder tot wraking van de voltallige meervoudige kamer.
De wrakingskamer van deze rechtbank heeft op 2 december 2019 de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek en heeft bepaald dat het proces wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.
Op 12 december 2019 is de behandeling van voornoemde drie zaken ter zitting van de meervoudige kamer voortgezet.
Hierbij zijn verschenen:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, de heer [tolk 1] ;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk, mevrouw [tolk 2] ;
  • de bijzondere curator;
  • mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming;
  • mevrouw [medewerker Leger des Heils] namens Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
Van de zijde van de vader zijn tijdens de zitting pleitnotities overgelegd en voorgedragen.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn op [huwelijksdatum] 2008 in [huwelijksplaats] , Verenigde Staten van Amerika, met elkaar gehuwd.
  • Zij zijn de ouders van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] Verenigde Staten van Amerika.
  • De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .
  • De vader is Amerikaans burger, de moeder en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit, de Wit-Russische nationaliteit en zijn Amerikaans burger.
  • De vader en de moeder zijn zowel in de Verenigde Staten van Amerika als in Nederland met elkaar verwikkeld in verschillende procedures betreffende [minderjarige] en hun echtscheiding.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht – uitvoerbaar bij voorraad – de vader vervangende toestemming te geven om met [minderjarige] naar de Verenigde Staten van Amerika te reizen.
De moeder stelt primair dat het verzoek, zoals te doen gebruikelijk, moet worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de teruggeleidingsprocedure. Verder heeft de moeder hetgeen de vader stelt gemotiveerd betwist. De moeder heeft ook aangevoerd dat zij het sterke vermoeden heeft dat sprake is geweest van seksueel misbruik van [minderjarige] door de vader. Volgens de moeder moet het politieonderzoek worden afgewacht en is contact tussen de vader en [minderjarige] nu niet in het belang van [minderjarige] .

Beoordeling

Vervangende toestemming
De rechtbank stelt voorop dat zij in dit geval geen aanleiding ziet om de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van de teruggeleidingsprocedure. De beslissing die de rechtbank in deze procedure moet nemen behelst immers geen gezagsmaatregel ten gronde.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van de vader tot vervangende toestemming om met [minderjarige] naar de Verenigde Staten van Amerika te reizen feitelijk betekent dat de vader (ook in deze procedure) verzoekt om een teruggeleiding van [minderjarige] naar zijn gewone verblijfplaats. Nu de vader ook een teruggeleidingsprocedure is gestart, waarin bij afzonderlijke beslissing wordt beslist over de teruggeleiding van [minderjarige] naar de Verenigde Staten van Amerika, heeft de vader geen belang meer bij een beslissing in onderhavige procedure. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
Proceskosten
In de omstandigheid dat de vader en de moeder echtelieden zijn, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen hen compenseren. Het andersluidende verzoek van de moeder wordt daarmee afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de vader;
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, J.Th.W. van Ravenstein en J.C. Sluymer, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Verkerk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 december 2019.