ECLI:NL:RBDHA:2019:14455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
09/852002-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ontvoering en medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 22 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een poging tot ontvoering. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 september 2016, waarbij de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medeverdachten de intentie hadden om het slachtoffer, [slachtoffer], wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven. Dit werd aangestuurd door een conflict over een partij hasjiesj die door de politie in beslag was genomen. De verdachte heeft personen geregeld die in staat waren om het slachtoffer te ontvoeren, en dit gebeurde in een context van geweldsbedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij deze poging tot ontvoering, ondanks dat het niet tot een daadwerkelijke ontvoering is gekomen door ingrijpen van de politie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852002-18
Datum uitspraak: 22 november 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren in [geboortedatum] in [geboorteplaats] ( Marokko ),
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 mei 2018 (niet inhoudelijk), 4, 5 en 7 november 2019 (de inhoudelijke behandeling) en 8 november 2019 (sluiting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers. De verdachte is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet verschenen op de voormelde data waarop de onderhavige zaak inhoudelijk werd behandeld. Wel aanwezig was zijn raadsman, mr. K. Kasem, die heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens de verdachte het woord te voeren.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen op of omstreeks 15 september 2016 te 's-Gravenhage en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, een of meer personen heeft/hebben geregeld en/of laten regelen en/of trachten te regelen die die [slachtoffer] van de vrijheid zouden kunnen beroven en/of vervolgens (met die perso(o)n(en)) naar 's-Gravenhage en/of naar de woning van [slachtoffer] is/zijn gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 15 september 2016 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door (op verzoek van die [medeverdachte 1] ) een of meer personen te benaderen en/of te regelen die die [slachtoffer] van de vrijheid zouden kunnen beroven en/of die perso(o)n(en) met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in contact te brengen en/of contact tussen hen tot stand te brengen.
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zoals verwoord in zijn pleitnota, ten aanzien van het ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit. Op de specifieke (bewijs)verweren van de verdediging zal hierna – voor zover wettelijk vereist – nader worden ingegaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 14 september 2016 wordt door de politie in een loods gelegen aan [adres 2] te Den Haag 445,5 kilogram hasjiesj in beslag genomen. [2] [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), meldt zich op 15 september 2016 bij de politie en zegt dat deze partij van hem is en dat hij die op verzoek van ene [medeverdachte 1] heeft aangenomen. [3] Hij herkent [medeverdachte 1] op een foto die hem getoond wordt. Het blijkt hierbij te gaan om [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). [4]
Op 15 september 2016 om 14.21 uur belt [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] . De vrouw van [slachtoffer] neemt op en vertelt dat de politie gisteren bij haar thuis is geweest en alles heeft meegenomen. [5]
Om 19.02 uur neemt een observatieteam waar dat [medeverdachte 1] op [adres 3] in Rotterdam in een Opel Agila stapt, die door [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) wordt bestuurd. Om 19.35 uur neemt een observatieteam waar dat deze Opel Agila op [adres 4] in Den Haag stopt en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitstappen en in de richting van [adres 2] lopen. [6]
Om 19.46 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door een Marokkaans [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ) . Deze vraagt wat er gaande is en [medeverdachte 1] zegt dat hij in die straten heen en weer aan het lopen is om te kijken wat er aan de hand is. [7]
Om 19.51 uur neemt een observatieteam waar dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [naam 1] (hierna ook: [naam 1] ) een rondje lopen op [adres 2] en [adres 4] te Den Haag. Uit de politiesystemen blijkt dat [naam 1] verblijft bij zijn vriendin, die aan [adres 2] te Den Haag woont. [8]
Om 19.51 uur wordt [slachtoffer] gebeld door [naam 1] , die zijn telefoon aan [medeverdachte 1] geeft. [slachtoffer] zegt dat niets veilig is en dat alles opgepakt is. [medeverdachte 1] vraagt aan [slachtoffer] of [slachtoffer] (zijnde [slachtoffer] ) langs kan komen, omdat hij naast de woning van [slachtoffer] is. [9]
Om 20.03 uur belt [slachtoffer] naar [naam 1] . [slachtoffer] zegt dat hij thuis is en dat de deur openstaat. [10]
Om 20.13 uur neemt een observatieteam waar dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [naam 1] naar de woning van [slachtoffer] aan [adres 2] lopen. [11]
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat ‘ [naam 2] ’ gelijk naar boven zijn huis in rende. [naam 2] geloofde niet dat de partij door de politie was meegenomen en hij zei dat [slachtoffer] het had gestolen en als het niet met drie dagen terug zou zijn dan zou hij [slachtoffer] en zijn familie opzoeken. Op de door de politie getoonde observatiefoto van 15 september 2016, wijst [slachtoffer] [medeverdachte 2] aan als ‘ [naam 2] ’. [12]
Om 20.34 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door [telefoonnummer 1] . [medeverdachte 1] vraagt aan [telefoonnummer 1] om iemand te sturen om te kijken wat we met deze gast gaan doen. [medeverdachte 1] denkt dat hij en zijn vrouw het gestolen hebben. [telefoonnummer 1] antwoordt dat [medeverdachte 1] zelf moet kijken wat hij met hem gaat doen en moet kijken wie het gestolen heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij zegt dat de politie is geweest. [telefoonnummer 1] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij hem moet meenemen en niet loslaten en ‘zijn handen snijden’ (tolk: kan figuurlijk bedoeld zijn voor mishandelen). [13]
Om 20.37 uur belt [telefoonnummer 1] weer met [medeverdachte 1] . [telefoonnummer 1] zegt weer dat [medeverdachte 1] die gast niet los moet laten. [medeverdachte 1] zegt dat hij moet kijken waar hij hem naartoe kan brengen en dat hij jongens moet hebben die hem moeten meenemen. [medeverdachte 1] zegt dat hij daar niemand bij zich heeft en dat hij ze eerst moet regelen. [14]
Om 20.39 uur neemt het observatieteam waar dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [naam 1] en [slachtoffer] bij de loods in gebruik bij [slachtoffer] aan [adres 2] staan en dat er in en uit de loods wordt gelopen en dat diverse mensen met elkaar praten aldaar. [15]
Om 20.54 uur belt [medeverdachte 1] naar [telefoonnummer 1] . [medeverdachte 1] vraagt of [telefoonnummer 1] morgen jongens voor hem wil sturen. We gaan hem meenemen want hij zegt dat alles bij de politie ligt. [telefoonnummer 1] zegt dat hij geen jongens heeft die hij gaat sturen. [16]
Om 20.55 uur belt [telefoonnummer 1] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat die man met bewijs gaat komen. [telefoonnummer 1] zegt dat [medeverdachte 1] dit niet een week of 3 of 4 dagen mag laten duren. [17]
Om 21.00 uur belt [telefoonnummer 1] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij een plek moet regelen waar hij hem kan brengen. [18]
Om 21.07 uur belt [telefoonnummer 1] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij hem moet meenemen en dat hij mensen moet hebben die dat gaan doen. [telefoonnummer 1] zegt dat [medeverdachte 1] hem onder druk moet zetten om zijn spullen terug te krijgen. [19]
Om 21.19 uur neemt een observatieteam waar dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de Opel Agila stappen, met [medeverdachte 2] als bestuurder, en dat zij wegrijden uit Den Haag. [20]
Om 21.25 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door [telefoonnummer 1] . [telefoonnummer 1] zegt dat die man ( [slachtoffer] ) weet waar de spullen zijn en dat het nu nog mogelijk is dat [medeverdachte 1] zijn spullen kan krijgen als hij die gast onderdrukt om te vertellen waar ze (spullen) liggen. [medeverdachte 1] zegt dat hij nu gaat zoeken naar mensen die die gast gaan meenemen. [medeverdachte 1] gaat mensen bellen die hem gaan meenemen. [21]
Om 21.26 uur belt [medeverdachte 1] naar het nummer 06- [telefoonnummer 2] (hierna: [verdachte] ). [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] jongens heeft die een klus voor hem kunnen klaren. Het moeten jongens zijn op wie [medeverdachte 1] kan rekenen want ze moeten iemand meenemen. [medeverdachte 1] vraagt waar hij [verdachte] kan zien. [medeverdachte 1] komt nu naar hem toe. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] op hem in [naam restaurant 1] kan wachten. [22]
Om 22.22 uur neemt een observatieteam waar dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het [naam restaurant 1] te Amsterdam binnengaan en in het linker gedeelte van het restaurant gaan zitten, waarna een medewerker van het restaurant de deuren van het linker gedeelte sluit. Vanaf 22.30 uur hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daar een ontmoeting met twee personen waarvan een later wordt herkend als de verdachte. Gezien wordt dat voornoemde personen met elkaar in gesprek zijn. [23]
Tijdens deze ontmoeting belt [telefoonnummer 1] om 22:23 uur met [medeverdachte 1] en vraagt wat hij gedaan heeft. [medeverdachte 1] is nog aan het heen en weer rennen. [telefoonnummer 1] vraagt: “
is hij nog bij jou of heb je hem losgelaten” waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “
Nee hij is niet bij mij vriend. Hij is weggegaan. Hij woont hier, hij heeft hier zijn bootje, zijn huis, zijn moeder en alles” Hierop zegt [telefoonnummer 1] : “
als hij weg is dan mag je naar de lucht kijken(tolk: naar die spullen fluiten)”. [medeverdachte 1] zegt dan: “
ik zweer bij Allah dat ik hem pak.” waarop [telefoonnummer 1] reageert dat het het probleem van [medeverdachte 1] is en dat hij het zelf moet oplossen. Hij wil dat [medeverdachte 1] hem belt om te zeggen dat die spullen terug zijn. Daarom antwoordt [medeverdachte 1] dat hij hem straks gaat bellen. [24]
Om 22.49 uur neemt een observatieteam waar dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de Opel Agila stappen en daarbij nog kort contact hebben met de verdachte. [25]
Om 23.20 uur neemt een observatieteam waar dat er geüniformeerde politiemensen voor de deur van de woning van [slachtoffer] aan [adres 2] te Den Haag staan. [26]
Om 23.23 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door [telefoonnummer 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij weer onderweg is naar de woning van diegene ( [slachtoffer] ). [telefoonnummer 1] zegt dat een dief pas toegeeft dat hij gestolen heeft als hij de dood meemaakt. [medeverdachte 1] zegt daarop: ‘Ja, klopt, dat gaan we nu doen’. [27]
Om 23.27 uur belt [naam 1] , die verblijft bij zijn vriendin in een woning aan [adres 2] te Den Haag, naar [medeverdachte 2] . [naam 1] zegt dat het bij hem vol met politie staat. [medeverdachte 2] gaat het doorgeven aan zijn vriend. [28]
Om 23.42 uur wordt [slachtoffer] aangehouden in zijn woning aan [adres 2] te Den Haag. [29]
Om 23.56 uur belt [naam 1] naar [medeverdachte 2] . [naam 1] zegt dat ze zijn meegenomen. [naam 1] zegt dat hij zelf thuis is. De telefoon van [medeverdachte 2] straalt op dat moment aan op [adres 5] te Den Haag. [30]
Op 16 september 2016 om 00.02 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] . [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] ‘hem’ heeft gebeld en of ‘ze’ onderweg zijn. [verdachte] bevestigt dit en zegt dat hij ’hem’ het nummer van [medeverdachte 1] heeft gegeven. De telefoon van [medeverdachte 1] straalt hierbij aan op [adres 6] te Den Haag, vlak bij [adres 2] . [31]
Om 00.11 uur belt een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] (hierna ook: [telefoonnummer 3] ) naar [medeverdachte 1] . [telefoonnummer 3] zegt dat hij onderweg is. [medeverdachte 1] zegt dat hij in zijn straat is. De politie is bij hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) thuis geweest, ze hebben hem meegenomen. [medeverdachte 1] moet nu eerst gaan kijken hoe het zit. [telefoonnummer 3] zegt dat [medeverdachte 1] moet kijken wat er aan de hand is en [telefoonnummer 3] moet bellen. [32]
Om 00.30 uur belt [medeverdachte 1] naar [telefoonnummer 3] en vraagt of [telefoonnummer 3] ooit heeft meegemaakt dat de politie een deur van een woning ergens forceert en vervolgens niet naar binnen gaat. [telefoonnummer 3] zegt dat hij dat nooit heeft meegemaakt, en dat er dus iets niet klopt. [medeverdachte 1] zegt dat ze dus gewoon hun werk gaan doen. Maar [medeverdachte 1] ziet dat ze (de politie) daar rondjes aan het maken zijn. [telefoonnummer 3] zegt dat die gast het gestolen heeft en dat [medeverdachte 1] met zijn ( [slachtoffer] ) vrouw moet praten. [telefoonnummer 3] zegt dat ze moeten weten hoe de situatie is, zodat ze hun plan gaan maken. [medeverdachte 1] en [telefoonnummer 3] spreken af dat ze elkaar later op de dag, na het middaggebed, zullen ontmoeten. [33]
Om 00.33 uur belt [telefoonnummer 1] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij daar gekomen was met jongens die hij geregeld had en ze zagen daar de politie rondjes maken. [medeverdachte 1] zegt dat de politie de deur van die man heeft geforceerd, die jongen (die woont in de buurt van [slachtoffer] ) heeft foto’s laten zien van de arrestatie. [34]
Om 00.36 uur belt [telefoonnummer 1] weer met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat [telefoonnummer 1] tot morgen moet wachten want hij heeft jongens geregeld maar die zijn nu weg. [35]
Om 02.28 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] . [verdachte] zegt dat die jongens naar huis zijn gegaan en dat [verdachte] morgen met hen heeft afgesproken. [medeverdachte 1] vraagt met hoeveel ze zijn en of ze capabel zijn. [verdachte] zegt dat ze met z’n tweeën zijn en dat ze gewoon goed zijn. [36]
Op 18 september 2016 om 00.20 uur belt [medeverdachte 1] met een Marokkaans telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 4] (hierna ook: [telefoonnummer 4] ), (opmerking tolk: [telefoonnummer 4] is een waarzegger). [medeverdachte 1] zegt in het gesprek het volgende.
Woensdag is hij iets kwijtgeraakt uit hun land van herkomst. Hij was op donderdagochtend naar een vriend van hem, een Nederlander gegaan. Zij hebben een bedrijf, men heeft het op woensdagochtend daar in het bedrijf van een Nederlandse vriend naar binnen gebracht. Na 7 uur is de politie zogenaamd erachter gekomen en de politie heeft het in beslaggenomen. Hierdoor was [medeverdachte 1] boos en had een aantal mensen klaar staan om hem te ontvoeren. [medeverdachte 1] wil weten of dit in beslag is genomen door de politie of is gestolen. Veel is verdwenen. Ongeveer 800 is verdwenen. [37]
Uit de hiervoor opgenomen uiteenzetting van gesprekken en gebeurtenissen gedurende de avond/nacht van 15 op 16 september 2016 leidt de rechtbank het navolgende af.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn gezamenlijk vanaf 19.00 uur vanuit Rotterdam naar de woning van [slachtoffer] gegaan om met [slachtoffer] te spreken over de verdwenen partij hasjiesj. Rond 20.15 uur is in ieder geval [medeverdachte 2] de woning van [slachtoffer] binnengegaan en heeft hij [slachtoffer] te kennen gegeven dat als de partij hasjiesj niet binnen drie dagen terug zou zijn, [medeverdachte 2] [slachtoffer] en zijn familie zou opzoeken. Vanaf 20.30 uur die avond heeft [medeverdachte 1] veelvuldig contact met [telefoonnummer 1] . [telefoonnummer 1] gelooft het verhaal van [slachtoffer] niet dat de partij hasjiesj door de politie in beslag is genomen. [telefoonnummer 1] spoort [medeverdachte 1] aan om [slachtoffer] te ontvoeren en onder druk te zetten om zo de partij hasjiesj terug te krijgen. Volgens [telefoonnummer 1] moet [medeverdachte 1] het niet drie of vier dagen laten duren. [medeverdachte 1] heeft op dat moment geen jongens die [slachtoffer] kunnen meenemen en geen locatie waarnaar [slachtoffer] kan worden gebracht. [telefoonnummer 1] zegt dat hij geen jongens heeft die hij kan sturen. Hierna neemt [medeverdachte 1] contact op met [verdachte] en vraagt of [verdachte] jongens heeft die voor hem iemand moeten meenemen. [medeverdachte 1] spreekt met [verdachte] af en gaat direct met [medeverdachte 2] naar hem toe in Amsterdam. Rond 22.30 uur hebben zij een bespreking met de verdachte en een onbekend gebleven persoon in een besloten gedeelte van [naam restaurant 1] . Kort na middernacht bevestigt [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat hij daadwerkelijk mensen heeft geregeld want ‘ze’ zijn onderweg en [verdachte] heeft het nummer van [medeverdachte 1] aan ‘hem’ gegeven. Kort daarna belt [telefoonnummer 3] naar [medeverdachte 1] en zegt dat hij onderweg is. De rechtbank gaat ervan uit dat [telefoonnummer 3] één van de personen was die door [verdachte] is geregeld voor de ontvoering van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] is dan zelf al in de straat van de woning van [slachtoffer] . [medeverdachte 2] is de hele tijd in het bijzijn van [medeverdachte 1] .
Is de verdachte gebruiker van het [telefoonnummer 2] ?
De rechtbank volgt de raadsman van de verdachte niet in zijn standpunt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte [verdachte] is en de gebruiker van [telefoonnummer 2] .
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken in combinatie met de observaties blijkt dat [medeverdachte 1] op 8 september 2016 telefonisch contact heeft met [verdachte] die belt met [telefoonnummer 2] . Zij spreken af om elkaar die dag te ontmoeten bij het [naam restaurant 2] over de A4 bij Hoofddorp. Een observatieteam neemt die dag om 16.15 uur waar dat [medeverdachte 1] en nog twee personen in genoemd restaurant zitten. In een het telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (met genoemd telefoonnummer) om 16.41 uur zegt [verdachte] dat hij is gearriveerd en vraagt hij of [medeverdachte 1] daar is. [medeverdachte 1] zegt dat hij in het café beneden is. [medeverdachte 1] zit bij de deur in de hoek. Omstreeks 16.45 uur neemt een observatieteam waar, dat er een man bij de drie andere mannen gaat zitten. De man die er als laatste bij is gekomen vertrekt in een VW Touran, die op naam staat van een vrouw die samen met twee kinderen op hetzelfde adres staat ingeschreven als de verdachte. Na vergelijking met de paspoortfoto van de verdachte, wordt de verdachte door het observatieteam herkend als de persoon die als laatste bij de drie mannen in voornoemd restaurant is gekomen. [38]
In het telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (wederom gebruikmakend van het [telefoonnummer 2] op 15 september 2016 om 21.26 uur, spreken ze die avond af bij [naam restaurant 1] in Amsterdam. [39] Een observatieteam neemt waar dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om 22.22 uur gezamenlijk genoemd restaurant binnengaan. Een van de twee personen die om 22.30 uur in genoemd restaurant bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan tafel gaat zitten, is de verdachte.
Op grond van dit alles concludeert de rechtbank dat de verdachte [verdachte] is en dat hij het [telefoonnummer 2] .
Is sprake van een strafbare poging?
Voor een strafbare poging is het nodig dat het voornemen van de verdachte tot het plegen van het misdrijf zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en dat er gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
In deze zaak is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de afgeluisterde telefoongesprekken zonneklaar dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , daartoe aangespoord door [telefoonnummer 1] , het voornemen hadden om [slachtoffer] te ontvoeren. Want in die gesprekken wordt letterlijk gezegd dat ze ‘hem moeten meenemen en niet loslaten’, dat ze ‘jongens nodig hebben op wie ze kunnen rekenen, want ze moeten iemand meenemen’ en dat ze ‘een plek moeten regelen waar ze hem kunnen brengen’. Volstrekt duidelijk is dat het hierbij om [slachtoffer] gaat. Uit observaties blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] rond 20.30 uur in de woning en daarna in de loods van [slachtoffer] zijn geweest. In het telefoongesprek om 21.25 uur wordt expliciet benoemd dat die man ( [slachtoffer] ) weet waar de spullen zijn. Als hij tijdens de bespreking met de verdachte in [naam restaurant 1] wordt gebeld door [telefoonnummer 1] , zegt [medeverdachte 1] dat hij zweert dat hij hem pakt en later, om 23.23 uur, zegt hij zegt hij tegen [telefoonnummer 1] dat ze
weeronderweg zijn naar de woning van diegene ( [slachtoffer] ). [naam 3] is de voornaam van [slachtoffer] .
Het gesprek van 18 september 2016 van [medeverdachte 1] met een waarzegger, sluit naadloos aan op de gebeurtenissen zoals hiervoor weergegeven. Daarin zegt [medeverdachte 1] namelijk expliciet dat hij boos was en een aantal mensen klaar had staan om hem (de Nederlandse vriend in wiens bedrijf het uit hun land van herkomst op woensdag is gebracht en waaruit het 7 uren later ‘zogenaamd’ door de politie in beslag is genomen) te ontvoeren.
Vervolgens moet worden beoordeeld of dit voornemen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Bepalend hierbij is of er gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Hiervoor is van belang dat ieder misdrijf zijn eigen beginhandelingen heeft. Daarom zal per delict moeten worden beoordeeld wat de karakteristieke handelingen zijn die voldoende zijn om tot een strafbare poging te concluderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en beroofd te houden niet veel meer nodig dan ervoor te zorgen dat sprake is van een situatie waarin de daders fysiek een overwicht op het slachtoffer hebben en dat er gelegenheid is om het slachtoffer te overmeesteren en mee te nemen.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken en observaties blijkt dat twee personen zijn geregeld die “capabel waren” om [slachtoffer] te overmeesteren en mee te nemen. Deze personen hadden contact met [medeverdachte 1] en waren onderweg naar Den Haag, naar de woning van [slachtoffer] , waar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op dat moment al waren. Deze handelingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank – in het licht van de zonneklare intentie – niet anders worden geïnterpreteerd dan te zijn gericht op voltooiing van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat het niet tot een voltooiing is gekomen, is louter te danken aan de politie want die heeft, juist om dit te voorkomen, [slachtoffer] aangehouden en meegenomen naar het politiebureau.
Bij dit alles past dat [medeverdachte 1] in de telefoongesprekken op 16 september 2016 om 00.11 uur en 00.30 uur, eerst nog tegen [telefoonnummer 3] zegt dat ze gewoon hun werk moeten doen en even later, vanwege de aanwezigheid van politie ter plaatse, de zaak toch afblaast tot de situatie meer duidelijk is.
Dat er tussen de verdachte en [medeverdachte 1] in de avond van 15 september 2016 mogelijk nog geen afspraken waren gemaakt over hoeveel aan de twee personen betaald zou worden en de locatie waar [slachtoffer] kon worden vastgehouden, doet aan het voorgaande niet aan af.
Uit al het voorgaande is de rechtbank verder van oordeel dat [medeverdachte 2] nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] bij de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Uit het voorgaande volgt ook dat [medeverdachte 1] noch [telefoonnummer 1] mensen tot hun beschikking hadden die [slachtoffer] die avond konden overmeesteren en ontvoeren. Daarom heeft [medeverdachte 1] zich tot de verdachte gewend en hem gevraagd per direct daarvoor mensen te regelen. Die mensen heeft de verdachte nog diezelfde avond daadwerkelijk geregeld en hij heeft [medeverdachte 1] met deze personen in contact gebracht. Zonder zijn bijdrage had de poging tot ontvoering dus niet kunnen plaatsvinden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de avond/nacht van 14 op 15 september 2016 opzettelijk behulpzaam is geweest bij een poging om opzettelijk en in vereniging [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven en beroofd te houden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] omstreeks 15 september 2016 te 's-Gravenhage en te Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door
henvoorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en beroofd te houden, personen hebben geregeld die die [slachtoffer] van de vrijheid zouden kunnen beroven en vervolgens naar 's-Gravenhage en naar de woning van [slachtoffer] zijn gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, omstreeks 15 september 2016 te Amsterdam en elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door op verzoek van die [medeverdachte 1] personen te regelen die die [slachtoffer] van de vrijheid zouden kunnen beroven en die personen met die [medeverdachte 1] in contact te brengen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak, het feit dat de verdachte sinds de onderhavige zaak niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte; hij is diabetespatiënt en lijdt aan diverse fysieke ongemakken (hoge bloeddruk, slecht zicht en gehoor en chronische rugklachten). Daarnaast is hij trotse opa en mag hij bijna genieten van zijn pensioen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben samen met anderen geprobeerd [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven en beroofd te houden, omdat zij dachten dat hij een partij hasjiesj achterover had gedrukt. Uit het dossier blijkt dat hierbij geweld jegens [slachtoffer] niet zou worden geschuwd. Dat het niet tot een daadwerkelijke ontvoering is gekomen, is louter te danken aan ingrijpen van de politie die [slachtoffer] kort daarvoor heeft aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Wederrechtelijke vrijheidsberoving, zeker in combinatie met geweld, is een feit dat grote en langdurige impact heeft op slachtoffers. Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat, ook al is het bij een poging gebleven, de impact inderdaad groot is.
De verdachte is degene die die avond de mensen heeft geregeld die tegen betaling [slachtoffer] die nacht feitelijk zouden ontvoeren. Daarmee heeft hij een belangrijke rol in het geheel gehad, want [medeverdachte 1] had daarvoor zelf geen mensen. Een ontvoering zal in de regel met (enig) geweld gepaard gaan. Dus degenen die tegen betaling bereid waren iemand voor een ander te ontvoeren, zijn mensen die geweld niet schuwen. Het schijnbare gemak waarmee de verdachte dit soort mensen op zo’n korte termijn kon regelen, vindt de rechtbank verontrustend.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 30 oktober 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat de strafzaak voor de verdachte bijna drie jaar geleden is aangevangen zodat, ook als rekening wordt gehouden met de aard en de omvang van de zaak, het onderzoek en het aantal verdachten, sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en rekening houdend met wat in de regel bij dit soort feiten wordt opgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd. Alles overziend is een gevangenisstraf van 4 maanden passend en geboden maar, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal de verdachte een gevangenisstraf van 3 maanden worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 48, 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplichtigheid aan het medeplegen van een poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. S.M. van der Schenk, rechter,
mr. W.G. de Boer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. van den Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van zaaksdossier Den Haag (hierna: [adres 2] Den Haag) met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 304) en zaaksdossier [adres 2] (hierna: [adres 2] ) met bijlagen (doorgenummerd
2.Processen-verbaal verbaal Team Forensische Opsporing/Narcotica, [adres 2] , p. 204-209, 210-212 en 215-218
3.Proces-verbaal van bevindingen, [adres 2] , p. 241
4.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 februari 2018, p. 4 en daarbij gevoegd bijlage 3, PD [slachtoffer] , niet doorgenummerd.
5.Een geschrift, ZD Den Haag, p. 39. Proces-verbaal van bevindingen, ZD Den Haag, p 34-36; proces-verbaal van bevindingen, [adres 2] Den Haag, p. 37.
6.Proces-verbaal van observatie donderdag 15 september 2016, ZD Den Haag, p. 46 en 47; proces-verbaal (relaas), ZD Den Haag, p. 6-10.
7.Een geschrift, ZD Den Haag, p. 55. Proces-verbaal [medeverdachte 1] gebruiker [telefoonnummer 5] , [adres 2] Den Haag, p. 40; proces-verbaal mobiele telefoons [medeverdachte 1] , [adres 2] , p. 388.
8.Proces-verbaal van observatie donderdag 15 september 2016, [adres 2] Den Haag, p. 47; proces-verbaal (relaas), ZD Den Haag, p. 9-11.
9.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 69; proces-verbaal van bevindingen, [adres 2] Den Haag, p. 59; proces-verbaal van bevindingen identiteit gebruiker [nummer 1] , [adres 2] Den Haag, p. 61-62.
10.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 71.
11.Proces-verbaal van observatie donderdag 15 september 2016, [adres 2] Den Haag, p. 47-48; proces-verbaal (relaas), [adres 2] Den Haag, p. 12.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer] , d.d. 14 feb 2017, PD [slachtoffer] (ongenummerd), p. 7 en 9; proces-verbaal (relaas), [adres 2] Den Haag, p. 9-11.
13.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 77.
14.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 79.
15.Proces-verbaal van observatie donderdag 15 september 2016, [adres 2] Den Haag, p. 48.
16.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 83.
17.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 84-85.
18.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 86.
19.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 87.
20.Proces-verbaal van observatie donderdag 15 september 2016, [adres 2] Den Haag, p. 48.
21.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 98.
22.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 104; proces-verbaal van bevindingen, [adres 2] Den Haag, p. 101-103. Proces-verbaal van bevindingen, [adres 2] Den Haag, p. 99-100; proces-verbaal mobiele telefoons [medeverdachte 1] , [adres 2] , p. 388.
23.Proces-verbaal van observatie donderdag 15 september 2016, ZD Den Haag, p. 48-49; proces-verbaal (relaas), [adres 2] Den Haag, p. 20.
24.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 106.
25.Proces-verbaal van observatie donderdag 15 september 2016, [adres 2] Den Haag, p. 49.
26.Proces-verbaal van observatie donderdag 15 september 2016, [adres 2] Den Haag, p. 49.
27.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 119.
28.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 120; proces-verbaal van bevindingen gebruiker [nummer 2] , [adres 2] Den Haag, p. 42-43.
29.Proces-verbaal aanhouding [slachtoffer] , [adres 2] Den Haag, p. 122.
30.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 126.
31.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 127.
32.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 130.
33.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 133-134.
34.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 137.
35.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 138-139.
36.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 148-149.
37.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 219-220.
38.Proces-verbaal van bevindingen, [adres 2] Den Haag, p. 101-103.
39.Een geschrift, [adres 2] Den Haag, p. 104.