ECLI:NL:RBDHA:2019:14452
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op basis van medische omstandigheden en de gevolgen van de afwijzing
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier. Eiseres, een Oekraïense vrouw geboren in 1948, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van haar status als familielid, maar deze aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en het feit dat eiseres niet was vrijgesteld van dit vereiste. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie, waaronder vermoedelijke dementie, niet in overweging was genomen en dat zij geen toegang had tot de noodzakelijke medische en sociale voorzieningen in Oekraïne.
De rechtbank oordeelde dat de adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA) onvoldoende inzichtelijk en concludent waren. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris de adviezen niet zonder meer aan de besluitvorming had mogen ten grondslag leggen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om opnieuw te beoordelen of eiseres op grond van haar gezondheidssituatie in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste of voor uitstel van vertrek. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van aanvragen voor verblijfsvergunningen, vooral wanneer medische omstandigheden een rol spelen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om de zaak opnieuw te bekijken, rekening houdend met de tekortkomingen in de eerdere besluitvorming.