ECLI:NL:RBDHA:2019:14387
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse vreemdeling wegens gebrek aan geloofwaardigheid van bedreigingen door criminele bende
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Colombiaanse vreemdeling. De eiser, geboren in 1982, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij problemen ondervond van de criminele bende Los 23, die gelieerd is aan de Farc. Eiser had verklaard dat hij onder druk was gezet om smeergeld te betalen en dat hij bedreigd was met de dood, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen tegenstrijdig en ongeloofwaardig waren.
Tijdens de zitting op 28 november 2019, waar eiser werd bijgestaan door een plaatsvervangende gemachtigde, werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank concludeerde dat de door eiser overgelegde kopie van de aangifte niet voldoende bewijs bood voor zijn claims, omdat deze niet op echtheid kon worden gecontroleerd. Bovendien vond de rechtbank dat er geen aanwijzingen waren voor miscommunicatie tussen eiser en de tolk tijdens het gehoor. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen, en dat de opgelegde inreisverbod van twee jaar gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van geloofwaardigheid in asielprocedures en de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen. De rechtbank wees erop dat tegenstrijdige verklaringen en gebrek aan objectief bewijs kunnen leiden tot afwijzing van een asielaanvraag.