ECLI:NL:RBDHA:2019:14363
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor Surinaamse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een Surinaamse vreemdeling. De eiser, die in kennis is gesteld van een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Het inreisverbod is opgelegd op basis van artikel 66a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser de Europese Unie onmiddellijk diende te verlaten. Tijdens de zitting op 8 oktober 2019 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. Eiser heeft aangevoerd dat het inreisverbod een inbreuk maakt op zijn recht op gezinsleven, aangezien hij een relatie heeft met een Nederlandse. Hij betoogt dat het inreisverbod disproportioneel is en onvoldoende gemotiveerd door verweerder. De rechtbank overweegt dat, hoewel eiser stelt gezinsleven te hebben, hij dit niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het inreisverbod heeft opgelegd, omdat er geen redenen zijn om hiervan af te wijken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.