ECLI:NL:RBDHA:2019:14333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
NL19.29141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend, werd niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet, waardoor zijn aanvraag in Nederland niet kon worden ingewilligd. Eiser had tegen het besluit van de staatssecretaris beroep ingesteld, maar verscheen niet ter zitting. De gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig. Tijdens de zitting op 12 december 2019 werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank onmiddellijk uitspraak deed na de zitting.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiser in Duitsland nog steeds internationale bescherming geniet. Eiser had aangevoerd dat zijn bescherming in Duitsland niet meer geldig was, omdat hij daar was vertrokken en in Nederland asiel had aangevraagd. Hij verwees naar een document van de Wetenschappelijke Dienst van de Duitse Bondsdag, waarin stond dat de verblijfstitel van een vreemdeling automatisch vervalt bij vertrek om niet-tijdelijke redenen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was dat de Duitse autoriteiten op de hoogte waren van eisers vertrek en zijn asielaanvraag in Nederland. Bovendien is een internationale beschermingsstatus niet automatisch beëindigd zonder een individuele beoordeling, zoals vereist door Europese regelgeving.

De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.29141
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. de Vita).

ProcesverloopBij besluit van 29 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.28142, plaatsgevonden op 12 december 2019. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet [1] .
2. In geschil is of eiser die bescherming in Duitsland nog altijd geniet, nu hij uit Duitsland is vertrokken en hier te lande asiel heeft aangevraagd. Eiser stelt dat dit onvoldoende vaststaat en verwijst daarvoor naar een document van de Wetenschappelijke Dienst van de Duitse Bondsdag over artikel 51 van de Duitse verblijfsvergunningswet (
§ 51 Aufenthaltsgesetz). Eiser leidt daaruit af dat de verblijfstitel van een vreemdeling automatisch vervalt als hij wegens een niet-tijdelijke reden is vertrokken. Het vragen van asiel in aan ander land is, zo stelt eiser, naar zijn aard een niet-tijdelijke reden. Verweerder had daarom volgens eiser nader moeten onderzoeken of eiser in Duitsland nog een geldige verblijfsstatus heeft.
3. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat eiser in Duitsland nog steeds internationale bescherming geniet. Allereerst is gesteld noch gebleken dat de Duitse autoriteiten van eisers vertrek en zijn asielaanvraag hier te lande op de hoogte zijn geraakt. Ook stelt verweerder terecht dat een internationale beschermingsstatus alleen eindigt na een individuele beoordeling. Dit volgt uit de artikelen 14, tweede lid, en 19, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn [2] . Van zo’n beoordeling is niet gebleken. Verder wijst verweerder terecht op artikel 45 van de Procedurerichtlijn [3] , op grond waarvan de intrekking van internationale bescherming met waarborgen is omkleed. Deze bepaling schrijft, kort gezegd, voor dat een statushouder schriftelijk over het voornemen tot intrekking wordt geïnformeerd, waarbij hem de kans wordt geboden zich daartegen te verweren. Voor zover uit de Duitse wet inderdaad, zoals eiser stelt, zou volgen dat een verblijfsstatus automatisch en zonder intrekkingsprocedure vervalt, blijft deze wegens strijd met (hogere) Europese regelgeving buiten toepassing.
4. Eisers stelling dat de gegevens uit Eurodac mogelijk niet actueel zijn, is niet onderbouwd.
5. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 12 december 2019.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2.Richtlijn 2011/95/EU
3.Richtlijn 2013/32/EU