ECLI:NL:RBDHA:2019:14301
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging beperking verblijfsvergunning voor kennismigrant in het kader van gezinsleven en artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft eiseres, een Vietnamese vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning werd afgewezen. Eiseres is in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'arbeid als kennismigrant', geldig tot 11 april 2021. Na afmelding door haar referent heeft zij verzocht om verblijf als gezinslid bij haar dochter, met het oog op het gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres procesbelang heeft, omdat inwilliging van de aanvraag haar arbeidsmogelijkheden zou verbeteren.
De staatssecretaris heeft in zijn besluit gesteld dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor eiseres en haar gezinsleden om terug te keren naar Vietnam. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de subjectieve belemmeringen en de impact op het gezinsleven van eiseres. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigering om de verblijfsdoel te wijzigen een inmenging vormt in het recht op gezinsleven van eiseres, maar dat deze inmenging gerechtvaardigd kan zijn indien deze noodzakelijk is voor de nationale veiligheid of het economische welzijn van Nederland.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, voor zover het niet de kosten van rechtsbijstand in bezwaar vergoedde, en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij besluiten die het gezinsleven van vreemdelingen raken, met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit het EVRM.