ECLI:NL:RBDHA:2019:14279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
7741353 RL EXPL 19-10573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 224 Rv betreffende alternatieve wijze van zekerheidsstelling in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 december 2019 een vonnis gewezen in een incident ex artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisende partij, Airborne Ventures Limited, een vennootschap naar buitenlands recht, was in een civiele procedure verwikkeld met de gedaagde partij, Martin Frank International GmbH, een vennootschap naar Duits recht. De procedure was gestart met een dagvaarding op 23 april 2019, waarin Airborne werd veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten in de hoofdzaak tot een bedrag van € 1.920,00. MFI stelde dat Airborne geen zekerheid had gesteld, wat door Airborne werd erkend. MFI concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van Airborne in de hoofdzaak.

De kantonrechter benadrukte dat de ratio van artikel 224 Rv is om te voorkomen dat een buitenlandse eisende partij haar proceskosten moet dragen, omdat een vonnis in het buitenland niet ten uitvoer kan worden gelegd. Airborne stelde voor om het bedrag van € 1.920,00 te storten op de derdengeldenrekening van de advocaat-gemachtigde van MFI, maar dit voorstel werd door MFI niet geaccepteerd. De kantonrechter oordeelde dat Airborne een voldoende alternatieve wijze van zekerheidsstelling had geboden en dat MFI hieraan medewerking had moeten verlenen. De kantonrechter besloot dat Airborne de zekerheid moest stellen door het bedrag op de derdengeldenrekening van de gemachtigde van MFI te storten.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat partijen uiterlijk op 7 januari 2020 moeten rapporteren of Airborne tijdig zekerheid heeft gesteld, waarna MFI kan reageren op de rolzitting van 14 januari 2020. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, en verdere beslissingen worden aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CK
Zaaknummer: 7741353 RL EXPL 19-10573
17 december 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
Airborne Ventures Limited,
statutair gevestigd te Ghana,
eisende partij,
gemachtigde: mr. W.G.N.M. van Caam,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
Martin Frank International GmbH,
statutair gevestigd te Homburg en kantoorhoudende te Saarbrücken,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Bestebreurtje.
Partijen worden aangeduid als Airborne en MFI.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • de dagvaarding met producties van 23 april 2019;
  • de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid ex artikel 224 Rv;
  • de conclusie van antwoord in het incident;
  • het vonnis in het incident van 27 augustus 2019;
  • de akte uitlaten zekerheidsstelling;
  • de antwoordakte.

2.Het geschil

2.1.
Bij incidenteel vonnis van 27 augustus 2019 is Airborne veroordeeld tot zekerheidsstelling van de proceskosten in de hoofdzaak tot een bedrag van € 1.920,00. MFI heeft aangevoerd dat geen zekerheid is gesteld, hetgeen wordt erkend door Airborne. MFI heeft vervolgens geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van Airborne in de hoofdzaak.
2.2.
Ingeval niet wordt voldaan aan het vonnis op grond waarvan zekerheid had moeten worden gesteld en gedaagde partij vervolgens tot niet ontvankelijkheid concludeert, zal de kantonrechter in beginsel dienovereenkomstig dienen te beslissen.
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de ratio van artikel 224 Rv is dat wordt voorkomen dat de wederpartij van de eisende partij, die het centrum van haar sociale en economische activiteiten buiten Nederland heeft, haar eigen proceskosten moet dragen omdat het vonnis in het buitenland niet ten uitvoer kan worden gelegd. De wijze van het stellen van de zekerheid kan verschillen maar dient, zoals Airborne ook heeft aangevoerd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:51 BW te zijn.
2.4.
In het licht van het voorgaande heeft Airborne aangevoerd dat, aangezien het incidentele vonnis van 27 augustus 2019 voor haar praktisch onuitvoerbaar is gebleken, haar aanbod aan MF het bedrag van € 1.920,00 uiterlijk 24 september 2019 te storten op de derdenrekening van de advocaat-gemachtigde van MF een redelijk en acceptabel alternatief is. Uit een door Airborne overgelegde e-mail van 27 september 2019 van (de gemachtigde van) MF aan (de gemachtigde van) Airborne blijkt dat MF dat voorstel niet accepteert omdat “
[h]et akkoord gaan met uw voorstel tot storting van een bedrag op de derdengeldenrekening van mijn kantoor, maakt dat zij het een niet bestaande partij mogelijk faciliteert om verder te procederen [en h]iertoe is mijn cliënte niet bereid.”. Airborne is uiteindelijk niet overgaan tot het stellen van zekerheid op de door haar voorgestelde wijze.
2.5.
Zoals reeds overwogen dient te worden voorkomen dat de in het gelijk gestelde gedaagde partij zijn of haar eigen proceskosten moet dragen omdat een buitenlandse eisende partij geen verhaal blijkt te bieden. Indien echter door de buitenlandse eisende partij een toereikend geldbedrag wordt gestort op de derdengeldrekening van de
(advocaat-)gemachtigde van de gedaagde partij hier te lande, dan is daarmee een reële verhaalsmogelijkheid in Nederland gecreëerd voor de gedaagde partij in de zin van artikel 6:51 BW.
2.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Airborne MF onder de gegeven omstandigheden een genoegzame alternatieve wijze van zekerheidsstelling geboden, waaraan (de gemachtigde van) Airborne haar medewerking had moeten verlenen. Hoewel de stellingname van MF in dat kader niet onbegrijpelijk is, heeft Airborne terecht aangevoerd dat haar bestaan in dit stadium van de procedure niet aan de orde is. Het is immers een verweer tegen de vordering van Airborne waarop nog beslist moet worden. Indien anders zou worden beslist, kan daarmee de onwenselijke situatie ontstaan dat (een overigens betrekkelijk kleine selectie) buitenlandse eisende partijen toegang tot de Nederlandse rechter op onaanvaardbare wijze wordt ontzegd.
2.7.
Het voorgaande betekent dat Airborne zekerheid dient te stellen door, conform haar voorstel, overmaking van een bedrag van € 1.920,00 op de derdengeldrekening van de gemachtigde van MF die daaraan zijn medewerking verleent. Partijen dienen de kantonrechter uiterlijk 7 januari 2020 (per (fax)brief) te berichten of door Airborne (tijdig) zekerheid is gesteld, waarna MF kan antwoorden op de rolzitting van 14 januari 2020.
2.8.
Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter reeds nu aanleiding de proceskosten in het incident te compenseren. De kantonrechter zal deze beslissing aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 14 januari 2020 te 11:00 uur, voor het nemen van de conclusie van antwoord;
3.2.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2019.