ECLI:NL:RBDHA:2019:14230
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voogdij over kinderen teruggekeerd uit voormalig IS-gebied met onduidelijkheid over gezag en verwantschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2019 uitspraak gedaan over de voorlopige voogdij over twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die zijn teruggekeerd uit een voormalig IS-gebied. De kinderen staan momenteel niet onder het vereiste wettelijk gezag, wat aanleiding geeft tot juridische stappen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij, omdat er onduidelijkheid bestaat over de verwantschap tussen de kinderen en hun moeder, [de vrouw], die als terrorismeverdachte gedetineerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland ligt, aangezien zij met hun moeder vanuit Syrië naar Nederland zijn gereisd met de intentie om zich hier permanent te vestigen.
De rechtbank heeft de noodzaak van voorlopige voogdij onderbouwd door te wijzen op het ontbreken van een afstammingsrelatie, die nog moet worden vastgesteld door een DNA-onderzoek. De Raad heeft aangegeven dat de kinderen momenteel geen identiteitsgegevens hebben, wat hun toegang tot medische zorg en inschrijving bemoeilijkt. De rechtbank heeft de beslissing van de kinderrechter van 20 november 2019, waarbij de gecertificeerde instelling al was belast met de voorlopige voogdij, gehandhaafd. De rechtbank concludeert dat het noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening van de kinderen te voorzien, op grond van artikel 1:241 van het Burgerlijk Wetboek, totdat de verwantschap kan worden vastgesteld.
De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad beoordeeld en de beslissing om de voorlopige voogdij te handhaven, is genomen in het belang van de kinderen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 16 december 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.