ECLI:NL:RBDHA:2019:14147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
AWB 19/7415
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot wijziging van een verblijfsvergunning. Eiser, een Keniaanse nationaliteit, had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op basis van verblijf bij zijn echtgenote. Na de melding van de referente dat de relatie was verbroken, heeft eiser een aanvraag ingediend voor wijziging van zijn verblijfsvergunning naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden', onder verwijzing naar huiselijk geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht heeft ingetrokken, omdat eiser niet meer voldeed aan het verblijfsdoel. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer was van huiselijk geweld dat heeft geleid tot de verbreking van de relatie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht de aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning heeft afgewezen, en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 19/7415
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2019 in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,
gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 augustus 2019
(het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2019. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en van Keniaanse nationaliteit. Op 16 juni 2018 is hij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘verblijf bij echtgenote [naam 2] ’, geldig tot 16 juni 2023. Op 12 maart 2019 heeft [naam 2] (hierna: referente) verweerder gemeld dat hun relatie is verbroken. Op 13 mei 2019 heeft eiser een aanvraag ingediend voor wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning in de beperking ‘niet tijdelijke humanitaire gronden’. Eiser heeft hierbij vermeld dat hij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld en dat dit heeft geleid tot verbreking van de (huwelijks)relatie.
2. Bij besluit van 1 juli 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning per 12 maart 2019 met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat niet meer voldaan wordt aan het doel waarvoor de verblijfsvergunning is verleend. Daarnaast heeft verweerder bij dit besluit de aanvraag van eiser tot wijziging van de beperking van zijn reguliere verblijfsvergunning afgewezen, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van huiselijk geweld dat heeft geleid tot verbreking van de relatie. Eiser voldoet daarom niet aan het door verweerder gevoerde beleid ter zake van huiselijk geweld. Verweerder ziet geen aanleiding om af te wijken van de regels. De intrekking en weigering is niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [1] . Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard en zijn standpunt gehandhaafd.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat wel sprake is van huiselijk geweld dat heeft geleid tot verbreking van de relatie. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst hij op het verslag van Veilig Thuis [naam 3] van 24 december 2018 (hierna: verslag Veilig Thuis). Verweerder heeft ten onrechte afgezien hem in bezwaar te horen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
5. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat door eiser niet langer wordt voldaan aan het verblijfsdoel van de toegekende verblijfsvergunning, omdat de relatie met referente verbroken is. In geschil is of verweerder de aanvraag van eiser tot wijziging van de beperking in ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ heeft kunnen afwijzen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het slachtoffer is geworden van huiselijk geweld dat heeft geleid tot verbreking van de huwelijksrelatie. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op de bevindingen van de politie in het mutatierapport van 27 november 2018. Hieruit blijkt dat sprake is van relatieproblemen tussen eiser en referente, dat referente die avond hierover met eiser wilde praten en dat vervolgens ruzie is ontstaan. Door eiser en referente is over en weer geduwd en geslagen. Niet blijkt uit dit rapport dat sprake is van huiselijk geweld dat heeft geleid tot verbreking van de relatie. Dit blijkt evenmin uit het verslag Veilig Thuis, nu hierin dezelfde ruzie wordt besproken en dit als ‘partnerproblematiek’ wordt omschreven.
7. Van het horen in bezwaar mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Naar het oordeel van de rechtbank deed een dergelijke situatie zich hier voor.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiser om wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning in ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ kunnen afwijzen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Juridisch kader

Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
Artikel 3.51, derde lid
(…)
De verblijfsvergunning kan voorts worden verleend aan bij ministeriële regeling aangewezen categorieën vreemdelingen, anders dan bedoeld in het eerste en tweede lid. In de ministeriële regeling kunnen hierover nadere regels worden gesteld.
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 3.24aa, tweede lid
Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.51, derde lid, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfdoel:
(…)
c. verblijf wegens bijzondere individuele omstandigheden na verblijf als familie- of gezinslid;
(…)
e. verblijf na verblijf als slachtoffer van (dreigend) eergerelateerd geweld of van (dreigend) huiselijk geweld;
Vreemdelingencirculaire 2000
B9/8.6
De IND verleent een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘niet-tijdelijk humanitaire gronden’ op grond van artikel 3.51, derde lid, Vb jo artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder c, VV als:
- de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.50, eerste lid, aanhef en onder a en b, Vb of artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, Vb; en
- de vreemdeling heeft onderbouwd dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden waardoor de vreemdeling blijvend op verblijf in Nederland is aangewezen.
Voor een uitwerking van de bijzondere individuele omstandigheden die een rol in dit kader kunnen spelen zoekt de IND aansluiting bij de bijzondere omstandigheden genoemd in paragraaf B9/11 Vc.
B9/11
De IND verleent een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder i en j, van het Vb, als de vreemdeling aantoont dat de dreiging op grond waarvan de verblijfsvergunning is verleend voortduurt.
Is van een voortduring van (de dreiging van) het geweld geen sprake meer, dan verleent de IND de verblijfsvergunning onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’, op grond van artikel 3.51, derde lid, Vb jo artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder e, VV, als er sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard waardoor de vreemdeling blijvend op verblijf in Nederland is aangewezen.
Bijzondere individuele omstandigheden
De IND neemt aan dat bijzondere individuele omstandigheden in ieder geval gelegen kunnen zijn in:
(…)
e. aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie;
(…)
Ad e.
De IND verleent de verblijfsvergunning als de vreemdeling aantoont dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de (huwelijks)relatie.
(…)
B9/18.2
Bijzonder individuele omstandigheden
De IND beschouwt als bewijsmiddel van huiselijk geweld:
- recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden; óf
- een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld.
In combinatie met recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden