ECLI:NL:RBDHA:2019:14138
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een faciliterend visum op basis van onvoldoende zorg- en opvoedtaken in het kader van het arrest Chavez-Vilchez
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, een Turkse nationaliteit houder, had een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum op basis van het arrest Chavez-Vilchez, omdat hij zorg- en opvoedtaken voor zijn dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft, zou verrichten. De aanvraag werd echter afgewezen op 24 oktober 2018, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij eiser niet kon aantonen dat hij daadwerkelijke en substantiële zorg- en opvoedtaken voor zijn dochter verricht. Eiser had eerder onjuiste informatie verstrekt in zijn aanvraag en had een SIS-signalering tot 1 juni 2019, wat ook een reden was voor de afwijzing.
Tijdens de zitting op 6 december 2019 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij benadrukte dat zijn dochter recht heeft om met beide ouders op te groeien. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser overgelegde bewijsstukken, zoals foto's, niet voldoende waren om de afhankelijkheidsrelatie met zijn dochter aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een zodanige afhankelijkheid dat de dochter gedwongen zou worden het grondgebied van de Europese Unie te verlaten indien eiser geen verblijfsrecht zou krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Buitenlandse Zaken terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zorg- en opvoedtaken verricht, en dat de aanvraag om het faciliterend visum terecht is afgewezen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.