Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2019 in de zaak tussen
[naam minderjarige],
Rechtbank Den Haag
Op 11 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en de eisers, [naam eiser] en [naam eiseres], vertegenwoordigd door hun gemachtigden, mr. M. Demoed en mr. I. Wudka. De zaak betreft een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De primaire besluiten tot afwijzing van de aanvragen werden op 14 april 2017 genomen, en het bezwaar werd op 18 maart 2019 niet-ontvankelijk verklaard omdat het na de termijn voor indienen was ontvangen. Tijdens de zitting op 3 december 2019 hebben de gemachtigden van partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank oordeelde dat eisers niet konden aantonen dat de primaire besluiten niet waren ontvangen, en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vrijstelling van griffierecht toe. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 december 2019.