ECLI:NL:RBDHA:2019:14130

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
AWB 19/4227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf op grond van artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder vi, van de Visumcode; motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een buitenlandse aanvrager van een visum voor kort verblijf, en de minister van Buitenlandse Zaken, die de aanvraag had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder vi, van de Visumcode, waarbij verweerder stelde dat eiseres een bedreiging vormde voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van de lidstaten. Eiseres had eerder meerdere visums ontvangen, maar verweerder weigerde nu de aanvraag zonder voldoende motivering. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet deugdelijk had gemotiveerd waarom eiseres als een bedreiging werd beschouwd en dat er geen bewijs was dat andere lidstaten bezwaar hadden gemaakt tegen de afgifte van het visum. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4227

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 december 2019

in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, v-nummer [nummer] ,

(gemachtigde: mr. M.L. Saija),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Reimerink).

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiseres om haar een visum voor kort verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 30 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor een visum voor kort verblijf omdat sprake is van het gestelde in artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder vi, van de Visumcode. Eiseres heeft een Schengenvisum aangevraagd. Na raadpleging door de Nederlandse vertegenwoordiging te Londen als bedoeld in artikel 22 van de Visumcode heeft een of meer lidstaten bezwaar gemaakt tegen de afgifte van het aangevraagde visum. Gelet hierop kan aan eiseres geen Schengenvisum worden verleend. Nu gebleken is dat een of meerdere Schengenpartners bezwaar hebben gemaakt tegen de afgifte van het aangevraagde visum, zou afgifte van een Schengenvisum door Nederland de buitenlandse betrekkingen schaden. Het is niet aan de Nederlandse autoriteiten om in het bezwaar van voornoemde Schengenpartner te treden. Dit zou ingaan tegen de Visumcode waarin is vastgelegd dat door het maken van bezwaar een andere lidstaat niet zal overgaan tot afgifte van een Schengenvisum. De Visumcode biedt hierin geen ruimte. Tot slot heeft verweerder ambtshalve beoordeeld of eiseres in aanmerking komt voor een territoriaal beperkt visum (alleen geldig voor Nederland). Een visum met territoriale beperkte geldigheid wordt conform artikel 25 van de Visumcode bij wijze van uitzondering in een beperkt aantal gevallen afgegeven. Er moet in die gevallen sprake zijn van humanitaire gronden, redenen van nationaal belang of internationale verplichtingen. Gelet op hetgeen in de aanvraag en in bezwaar is aangevoerd is geen sprake van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan een territoriaal beperkt visum dient te worden afgegeven, aldus verweerder.
3. Eiseres betoogt dat reeds zesmaal een lidstaat tot afgifte van een visum voor kort verblijf aan haar is overgegaan. Thans heeft verweerder de visumaanvraag zonder nadere toelichting afgewezen nu zij wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 21, van de Schengengrenscode of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of zij om dezelfde reden met het oog op de weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten. Dit is een zware beschuldiging die ingrijpende gevolgen voor haar heeft. Zij is als vertaler afhankelijk van werk in de Europese Unie en heeft dit werk de afgelopen jaren in verschillende lidstaten uitgeoefend. Volgens eiseres is er geen sprake van veranderde omstandigheden op grond waarvan verweerder thans kan concluderen dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder vi, van de Visumcode. Eiseres verzoekt de rechtbank de onderliggende stukken bij verweerder op te vragen om te bezien of er sprake is geweest van zorgvuldige besluitvorming en een gemotiveerd besluit. Verweerder heeft haar geen stukken verstrekt ondanks meerdere verzoeken daartoe. Er is sprake van een motiveringsgebrek, aldus eiseres.
3.1.
Verweerder heeft geweigerd het gevraagde visum voor kort verblijf te verlenen op grond van artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder vi, van de Visumcode. Verweerder heeft dus moeten beoordelen of eiseres wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19 (lees: 21), van de Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of zij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten. Of sprake is van een dergelijke omstandigheid moet blijken uit het dossier waarop verweerder de weigering heeft gebaseerd.
3.2.
In het verweerschrift heeft verweerder aanvullend toegelicht de visumaanvraag te hebben afgewezen omdat een of meer andere lidstaten bezwaar hebben gemaakt. Volgens verweerder heeft hij alle stukken overgelegd die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen.
3.3.
De door verweerder overgelegde stukken bestaan uit een uitdraai uit EU-VIS met daarop de persoonsgegevens van eiseres. Op deze uitdraai staat echter niet dat er één of meer lidstaten bezwaar hebben en één of meer lidstaten eiseres beschouwen als een bedreiging als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder vi, van de Visumcode. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat op de uitdraai alleen een opmerking van de primaire behandelaar is vermeld: “Visum aanvraag weigeren ivm bezwaar na consultatie”. De uitdraai biedt ook geen aanknopingspunten om vast te stellen dat er een lidstaat is die eiseres beschouwt als een bedreiging als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder vi, van de Visumcode. Weliswaar staat er op de uitdraai “Toelichting: contact via VIS mail (Zwitserse authoriteiten).”, maar volgens verweerder ter zitting blijkt daar niet uit dat Zwitserland de staat is die bezwaar heeft. Verweerder heeft er verder geen informatie over. Verweerder weet ook niet welke lidstaat bezwaar heeft en waar het bezwaar uit bestaat. De in VIS uitgewisselde e-mails zitten niet in het dossier. Ook weet verweerder niet waar de codes “Hit op 5A (zie lijstmededeling” en “Hit op 5B (zie lijstmededeling)” voor staan. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat hij niet over meer informatie beschikt en dat dit het complete dossier is dat aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet deugdelijk gemotiveerd op het standpunt stelt waarom hij eiseres als een bedreiging als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, aanhef en onder vi, van de Visumcode beschouwt en dus het visum voor kort verblijf moet weigeren. De beroepsgrond slaagt. Het beroep is reeds hierom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 31 december 2019.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
BIJLAGE
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 22
Voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van
andere lidstaten
1. Een lidstaat kan van de centrale autoriteiten van andere lidstaten verlangen dat deze zijn centrale autoriteiten raadplegen bij het onderzoeken van aanvragen van onderdanen van bepaalde derde landen of specifieke categorieën onderdanen van die landen. Deze raadpleging geldt niet voor aanvragen voor luchthaventransitvisa.
2. De geraadpleegde centrale autoriteiten geven uitsluitsel binnen zeven kalenderdagen na raadpleging. Indien binnen deze termijn geen antwoord wordt ontvangen, betekent dit dat de geraadpleegde centrale autoriteiten geen bezwaar hebben tegen de afgifte van het visum.
[…]
Artikel 25
Afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid
1. Een visum met territoriaal beperkte geldigheid wordt bij wijze van uitzondering in de volgende gevallen afgegeven:
a. a) wanneer de betrokken lidstaat het op humanitaire gronden, vanwege het nationale belang of gelet op internationale verplichtingen noodzakelijk acht
i. i) af te wijken van het beginsel dat dient te worden voldaan aan de inreisvoorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), van de Schengengrenscode, of
ii) een visum af te geven hoewel de overeenkomstig artikel 22 geraadpleegde lidstaat bezwaar heeft tegen de afgifte van een eenvormig visum, of
iii) een visum af te geven om spoedeisende redenen hoewel de voorafgaande raadpleging overeenkomstig artikel 22 niet heeft plaatsgevonden,
of
b) wanneer het consulaat, om redenen die het gerechtvaardigd acht, voor een verblijf gedurende hetzelfde halfjaar een nieuw visum afgeeft aan een aanvrager die gedurende deze periode van zes maanden reeds een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor een verblijf van drie maanden heeft gebruikt.
[…]
Artikel 32
Weigering van een visum
1. Onverminderd artikel 25, lid 1, wordt een visum geweigerd:
a. a) indien de aanvrager:
[…]
vi) wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten;
[…]
Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016
betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
21. „ gevaar voor de volksgezondheid”: elke potentieel epidemische ziekte zoals gedefinieerd in de Internationale Gezondheidsregeling van de Wereldgezondheidsorganisatie, en andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, voor zover het gastland beschermende regelingen treft ten aanzien van de eigen onderdanen.