ECLI:NL:RBDHA:2019:14044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
2 januari 2020
Zaaknummer
18_7259 18_7266 18_7267 18_7269 18_7270 en 18_7271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en bijtelling privégebruik auto in verband met hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2019 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, die betrokken was bij de exploitatie van een hennepkwekerij, werd geconfronteerd met navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2009 tot en met 2014. De rechtbank oordeelde dat het inkomen uit de hennepkwekerij terecht als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden werd aangemerkt. Eiser had voor de jaren 2009, 2010 en 2011 aangifte gedaan van respectievelijk € 13.180, € 14.420 en € 17.346, waarop de inspecteur aanslagen oplegde conform de aangiften. Voor het jaar 2012 deed eiser aangifte van een negatief belastbaar inkomen van € 59.706, wat resulteerde in een verliesbeschikking. Dit verlies werd verrekend met de belastbare inkomens van de voorgaande jaren, waardoor deze op nihil werden vastgesteld.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat een ter beschikking gestelde auto voor minder dan 500 km voor privédoeleinden was gebruikt, waardoor de bijtelling voor privégebruik terecht was toegepast. De rechtbank verklaarde de bezwaren van eiser tegen de navorderingsaanslagen en de verliesbeschikking ongegrond, met uitzondering van de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen de aanslag ZVW voor het jaar 2014, die werd vernietigd. De rechtbank droeg verweerder op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar tegen de aanslag ZVW 2014 binnen zes weken na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 18/7259, SGR 18/7266, SGR 18/7267, SGR 18/7269, SGR 18/7270 en SGR 18/7271
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2019 in de zaken tussen
[eiser], wonende te [woonplaats] , eiser
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2009, 2010 en 2011 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2012 een beschikking herziening verlies uit werk en woning afgegeven (de verliesbeschikking 2012). Daarop is voor het jaar 2012 een beschikking Vermindering IB/PVV (verminderingsbeschikking 2012) gegeven waarbij een verzuimboete is opgelegd.
Verweerder heeft voor het jaar 2013 navorderingsaanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2014 aanslagen IB/PVV en ZVW opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht. Tevens is bij de aanslag IB/PVV een verzuimboete opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 17 oktober 2018 zijn de bezwaren tegen de verliesbeschikking 2012, de navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2013 en de aanslag ZVW voor het jaar 2014 niet-ontvankelijk verklaard. De bezwaren tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2009, 2010, 2011 en 2013 en de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 zijn ongegrond verklaard.
De beroepen die zien op de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2009, 2010 en 2011 zijn door de rechtbank geregistreerd onder de zaaknummers SGR 18/7271 respectievelijk SGR 18/7259 en SGR 18/7266. Het beroep dat ziet op de verliesbeschikking 2012 is door de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SGR 18/7267. De beroepen die zien op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2013 en de aanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2014 zijn door de rechtbank geregistreerd onder zaaknummers SGR 18/7269 respectievelijk SGR 18/7270.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2019.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , [B] en [C] .
Overwegingen
Feiten
1. Voor de jaren 2009, 2010 en 2011 heeft eiser aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.180 respectievelijk € 14.420 en € 17.346. Verweerder heeft aanslagen IB/PVV opgelegd conform de ingediende aangiften.
2. Voor het jaar 2012 heeft eiser aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.706 negatief. Verweerder heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 opgelegd conform de ingediende aangifte. Het verlies uit werk en woning is vastgesteld op € 59.706, waarvan € 59.332 ondernemingsverlies. Bij de aanslag is een verzuimboete van € 226 opgelegd. Tevens is een bedrag van € 31 aan belastingrente in rekening gebracht.
3. Het verlies uit werk en woning voor het jaar 2012 is, voor zover mogelijk, verrekend met het vastgestelde inkomen uit werk en woning voor de jaren 2009, 2010 en 2011. Het belastbaar inkomen voor deze jaren is daarop verminderd tot nihil.
4. Voor het jaar 2013 heeft eiser aangifte IB/PVV ingediend naar een inkomen uit werk en woning van € 39.596. Onder verrekening van het nog resterende verlies uit 2012 (€ 14.760), heeft verweerder voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.836 (€ 39.596 -/- € 14.760).
5. Voor het jaar 2014 is eiser uitgenodigd, herinnerd en aangemaand om aangifte IB/PVV te doen. Daarop heeft eiser geen aangifte ingediend.
6. De vader van eiser was gedurende de onderhavige jaren bestuurder en enig aandeelhouder van [B.V.] . ( [B.V.] ) en [B.V.] ( [B.V.] ). Eiser heeft werkzaamheden verricht voor [B.V.] en [B.V.] .
7. Uit gegevens van de CJIB en de politie volgt dat eiser in de jaren 2012, 2013 en 2014 als bestuurder gebruik heeft gemaakt van een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] (de Volkswagen). De Volkswagen stond in deze jaren geregistreerd op naam van een leasemaatschappij/ [B.V.] .
8. Eiser heeft van 12 juni 2012 tot en met 24 augustus 2015 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven gestaan met een eenmanszaak handelend onder de naam [eenmanszaak] ” (de onderneming van eiser).
9. In het kader van strafrechtelijk onderzoek “Braamvlinder” zijn in juni 2015 telefoongesprekken tussen eiser en zijn vader afgeluisterd. Blijkens het tapverslag van een telefoongesprek op 3 juni 2015 zegt eisers vader tegen eiser dat ze iets moeten doen in verband met kilometers, dat ze volledige adressen moeten vinden van alle plaatsen en dat de belastingdienst het per dag wil.
10. Eiser heeft ter zake van de Volkswagen een rittenregistratie overgelegd voor de jaren van 2011 tot en met 2014.
11. Op 24 november 2015 heeft de politie het bedrijfspand van [B.V.] doorzocht. Daarbij is, onder meer, een in de Bosnische taal opgestelde kasadministratie aangetroffen. Door een beëdigd vertaler is het kasboek in het Nederlands vertaald. In de Nederlandse vertaling zijn, voor zover hier van belang, de volgende betalingen opgenomen.
“(…)
1250,= stroommeter 14-02-2013
(…)
200,= 21-02 lampen
(…)
1425 knippe* [Noot vertaler: *knippe (vemoed. knippen, in het origineel ontbreekt de laatste letter)]
(…)
400,= voor onderdelen en uitrusting [voornaam eiser] } 02-06
(…)
350,= [voornaam eiser] voor spullen en voor hem
(…)
1.100,= knippen
(…)
2000,= stroom klok** + extra 21-10 [Noot vertaler: **(andere betekenissen: horloge, uur, een stroommeter wordt in het Servokroatisch/Bosnisch elektrisch klok genoemd)]
(…)
900,= knippen + voedsel
(…)
1000,= knippen
(…)
3000,= lampen trafoset 60 x
600,= nieuwe lampen 600 w
(…)
1500,= klok* stroom reparatie 01-04 [Noot vertaler: andere betekenissen: horloge, uur. Een stroommeter wordt in het Servokroatisch/Bosnisch ‘elektrisch klok’of ‘klok’genoemd)]
(…)
850,= blum bastik 13-04
(…)
500,= knippen
(…)
-spanbanden folie raam + schoonmaakspullen 265,=
(…)
300,= bloempotten
(…)
560,= [voornaam eiser] gegeven voor knippen
(…)
250,= knippen
(…)
890,= knippen 23-09
(…)
1000,= 04-12-2013 knippen
(…).”
12. Met dagtekening 21 maart 2016 is ter zake van de kasadministratie een proces-verbaal van bevindingen opgesteld waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:

“Aantreffen handgeschreven kasboek

Op 24 november 2015 werd tijdens de doorzoeking in het bedrijfspand van [ [B.V.] ] (…) een handgeschreven kasboek in beslag genomen (…). Het kasboek heeft vermoedelijk betrekking op de kosten en baten van diverse hennepkwekerijen.
(…)

Naam [voornaam eiser] genoemd in kasboek

De naam [voornaam eiser] wordt veelvuldig genoemd in het kasboek. In totaal is er volgens het kasboek aan [voornaam eiser] tussen 11 augustus 2012 en mei 2015 voor minimaal € 64.495,- uitgekeerd. (…)
In verband met navolgende bevindingen wordt met [voornaam eiser] kennelijk gerefereerd aan [eiser].

Verhoor [eiser]
Op 27 januari 2016 werd [eiser] gehoord, hij verklaarde over financiën en werd geconfronteerd met het kasboek en de naam [voornaam eiser] die erin staat genoemd. Hij verklaarde:
‘Het klopt dat ik word onderhouden door mijn vader.’
‘Eerder betaalde hij het restant vaak, bijvoorbeeld een huurachterstand. Dus dan betaalde hij twee of drie maanden huur. Hij gaf het aan me of mijn moeder schreef het af. Mijn vader betaalde veel voor mij. Af en toe twee maanden niks en liep ik bijvoorbeeld achter met mijn huur maar hij betaalde veel.’
‘Als het goed is heeft mijn vader de betalingen aan mij bijgehouden, in ieder geval voor [de onderneming van eiser].’
‘Ja, mijn vader heeft misschien…iets wat ik gepakt is. Ik zie ‘mobiel’, ‘benzine’. Er staat ‘navigatie’, hieronder ‘door [voornaam eiser] gepakt. Dit is voor 500 euro dat ik mijn auto heb laten maken. Ik heb dit nooit gezien.
‘Ja ik weet dat hij een keer 500 euro heeft betaald voor een auto, mijn Passat ofzo. Ik heb daar zoveel pech mee gehad, reparatie na reparatie. Voordat ik die bmw kreeg.’
‘Het zou het handschrift van mijn vader kunnen zijn.’
‘Mijn vader was eigenlijk degene die mij geld gaf.’
‘Ik herken de bedragen 500 voor die auto. Gorivo zie ik staan, dat betekent benzine. Ik zie mijn naam en ‘mobiel’.
‘Ik heb voor 40.000 of 50.000 aan incasso’s achter me aan gehad. Het zou kunnen dat ik deze bedragen heb gehad van mijn vader. Welk jaar was dit? U zegt dat het jaar 2014 was. Het heeft met mijn winkel te maken. Het was een inhaal slag om mijn zaken af te betalen. Ik heb wel zulke bedragen gehad.’
(…)

Geen andere [voornaam eiser] in onderzoek
Gedurende het onderzoek Braamvlinder is, behalve [eiser], geen persoon naar voren gekomen met de naam [voornaam eiser]. Ook is er, behalve [de onderneming van eiser] geen andere (rechts)persoon naar voren gekomen met de naam [van de onderneming van eiser].”
13. Verweerder heeft met dagtekening 5 oktober 2016 voor het jaar 2014 ambtshalve een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.902. Daarbij is een verzuimboete van € 369 opgelegd. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 162. Met dezelfde dagtekening heeft verweerder voor het jaar 2014 een aanslag ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 15.000. Daarbij is € 44 aan belastingrente in rekening gebracht.
13. Verweerder is bij eiser een boekenonderzoek gestart teneinde de aanvaardbaarheid van (onder meer) de aangiften IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2014 te onderzoeken. Met dagtekening 12 januari 2017 is van dit onderzoek een rapport opgesteld waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:

4 Gecorrigeerde winst
4.1
MKB-winstvrijstelling
(…)
2014
Correctie 2 meer winst € 9.246
Correctie 3 MKB hogere vrijstelling € -1.294
(…)

5. Inkomstenbelasting
5.1
Aangiften inkomstenbelasting 2012 en 2013
(…)
Het loon dat is aangegeven bedraagt € 41.185 (…). Dit betreffen echter de looninkomsten van de broer [van eiser] (…) en is door de boekhouder (…) ten onrechte verwerkt in de aangifte van [eiser]. In verband met het te verrekenen verlies 2012 heeft er, ten onrechte, een verliesverrekening plaatsgevonden (…).
(…)
5.3
Resultaat uit overige werkzaamheden
Op 24 november 2015 heeft er een doorzoeking door de Politie plaatsgevonden (met betrekking tot diverse hennepkwekerijen) bij de onderneming [BG BV]. Bij deze doorzoeking is ook een handgeschreven administratie (in het Bosnisch, opgesteld en geschreven door [de vader van eiser] directeur-grootaandeelhouder van [ [B.V.] ]) aangetroffen. Deze handgeschreven stukken (twee serie kasbladen) zijn vertaald en uitgewerkt in een Excelbestand. In de aangetroffen administratie komt regelmatig de naam voor van [voornaam eiser]. Uit de administratie blijkt dat [voornaam eiser] regelmatig inkomsten heeft genoten in verband met zijn bemoeienissen in de diverse hennepkwekerijen. (…)
Hieronder staat, in een bestand, alles wat betrekking heeft op de ontvangen gelden door [eiser]. Daarnaast heeft [eiser] betalingen gekregen om zijn onkosten te bestrijden. (…). Deze bedragen zijn niet opgenomen in dit overzicht.
De onderstaande ontvangen gelden zijn ten onrechte niet aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden.

Eerste serie kasbladen

(…)
2013 totaal [voornaam eiser] 15335
(…)
2014 totaal [voornaam eiser] 2450

Tweede serie kasbladen

(…)
2013 totaal [voornaam eiser] 6535
(…)
2014 totaal [voornaam eiser] 40110
Recapitulatie: [eiser] heeft in 2013 € 15.335 plus € 6.535 is totaal € 21.870 ontvangen. In 2014 € 2.450 plus € 40.110 is totaal € 42.560. De ontvangsten worden gerelateerd aan de hennepactiviteiten c.q. resultaat uit overige werkzaamheden.
(…)
5.4
Privégebruik auto
Uit het onderzoek door de Politie, vastgelegd in een proces-verbaal met dagtekening 29 maart 2016 in het kader van onderzoek Braamvlinder, is gebleken dat [eiser] in de jaren 2012 tot en met 2014 gebruiker is geweest van [de Volkswagen]. [De Volkswagen] heeft aan [eiser] ter beschikking gestaan. [De Volkswagen] was in bovengenoemde periode eigendom van [ [B.V.] ].
Uit onderzoek bij [ [B.V.] ] is gebleken dat [eiser] in de jaren 2011 tot en met 2015 werkzaamheden heeft verricht voor [ [B.V.] ]. Vast staat dat [eiser] in de jaren 2011 tot en met 2015 voor [ [B.V.] ] werkzaam is geweest als praktijkbegeleider voor stagiaires.
Uit het onderzoek bij [ [B.V.] ] is gebleken dat ten aanzien van [de Volkswagen] voor de jaren 2012 tot en met 2014 geen sluitende en betrouwbare kilometerregistratie is bijgehouden. Zo zijn onder andere veel ritten niet opgenomen in de kilometerregistratie. Deze niet opgenomen ritten, waaronder veel nachtelijke ritten, worden aangemerkt als privéritten. Omdat in de periode 2012 tot en met 2014 de auto aan [eiser] ter beschikking heeft gestaan dient het voordeel van het privégebruik van deze auto tot het inkomen uit dienstbetrekking te worden gerekend dan wel als resultaat uit overige werkzaamheden te worden aangemerkt. In de aangifte [IB/PVV] over de jaren 2012 tot en met 2014 is geen rekening gehouden met enig privégebruik auto. Het inkomen wordt verhoogd met de bijtelling privégebruik auto. Dit leidt tot onderstaande correcties:
Jaar
Cataloguswaarde
Percentage bijtelling
Meer inkomen
2012
€ 49.637
25%
€ 12.409
2013
€ 49.637
25%
€ 12.409
2014
€ 49.637
25%
€ 12.409
(…).”
15. Verweerder is een boekenonderzoek gestart bij [ [B.V.] ]. Met dagtekening 15 mei 2017 is van dit onderzoek een rapport opgesteld waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:

4.2 Aangetroffen situatie
Het wagenpark bestaat uit personenauto’s. Door de adviseur ([naam adviseur]) is verklaard dat de auto’s ter beschikking worden/zijn gesteld aan de werknemers en stagiaires. Volgens de kentekengegeven van de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de opgaaf van de inhoudingsplichtige staan in de periode van 2011 tot en met heden de volgende auto’s op naam van [ [B.V.] ].
kenteken
Merk/type
ingaande
Einde
Berijder
Gebruik
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
[kenteken van de Volkswagen]
Volkswagen Passat
29-6-2011
-
Meerdere gebruikers
Rittenregistratie
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
4.4
Beoordeling rittenregistraties
De rittenregistraties over de jaren 2011 tot en met 2014 zijn door mij beoordeeld.
(…)
Ten aanzien van de rittenregistraties kan het volgende samenvattend worden opgemerkt.
 Het is niet bekend welke werknemer op welke dag in de auto heeft gereden.
 Genoteerde afstanden wijken af van de afstanden berekend via de routeplanner.
 Er worden geen omrijkilometers aangegeven op de rittenregistraties.
 [opmerking die uitsluitend op een andere auto dan de Volkswagen ziet]
 In de controlejaren zijn door inhoudingsplichtige meerdere boetes voor verkeersovertredingen ontvangen en betaald. Er zijn meerdere boetes uitgedeeld op dagen/tijdstippen waar volgens de rittenregistratie niet werd gereden of elders werd gereden.
4.4.1
Overige opmerkingen
 De inhoudingsplichtige had de verkeersboetes moeten betrekken in de controle op privégebruik auto. Dit is niet gebeurd.
 Er zijn geen vastleggingen in de administratie aanwezig waaruit het toezicht zou kunnen blijken.
 De inhoudingsplichtige heeft vervolgens de boetes niet verhaald op de werknemers.
 De adviseur heeft verklaard dat de auto’s na reguliere werktijden worden geparkeerd bij het winkelpand en door de werknemers en stagiaires niet na werktijd meegenomen worden naar huis, terwijl er uit onze contra-informatie blijkt de betreffende auto’s wel gesignaleerd zijn na de reguliere werktijden en op zondagen wanneer de winkel gesloten is.
4.5
Conclusie privégebruik auto
Gelet op de veelvoud van omissies in de rittenregistraties leid ik af dat de rittenregistraties niet steeds nauwkeurig zijn bijgehouden, niet sluitend en niet betrouwbaar zijn. (…)
Gelet op het bovenstaande kan ik niet anders dan concluderen dat door de inhoudingsplichtige ten onrechte geen rekening is gehouden met een bijtelling voor het privégebruik auto
5 Correctie privégebruik auto
Doordat over de jaren 2011 tot en met 2014 geen fiscale bijtelling bij het loon is toegepast, zijn te weinig loonheffingen aangegeven en afgedragen. Getracht is de werknemers/stagiairs te koppelen aan de ter beschikking gestelde auto’s om zodoende de fiscale bijtelling bij de juiste werknemer te laten plaatsvinden.
(…).”
16. Met dagtekening 12 april 2017 heeft verweerder de verliesbeschikking 2012 gegeven waarbij het verlies uit werk en woning van eiser voor het jaar 2012 is herzien en vastgesteld op nihil. Op 13 juni 2017 heeft verweerder een daartegen gericht bezwaarschrift ontvangen. Het bezwaarschrift is gedagtekend op 22 mei 2017.
17. De herziening van het vastgestelde verlies voor het jaar 2012 heeft erin geresulteerd dat reeds toegepaste verliesverrekening met inkomen uit de jaren 2009, 2010, 2011 en 2013 is teruggedraaid.
18. Verweerder heeft voor de jaren 2009, 2010 en 2011 navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.180 respectievelijk € 14.420 en € 17.346. De daarbij in rekening gebrachte heffingsrente bedraagt € 95 respectievelijk € 145 en € 236.
19. Voor het jaar 2013 is een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.690. Bij het vaststellen van het belastbaar inkomen heeft verweerder een bedrag van € 21.870 aan gesteld resultaat uit overige werkzaamheden (inkomsten uit hennepteelt) en een bedrag van € 12.409 aan gestelde bijtelling wegens privégebruik auto in aanmerking genomen. Tevens is € 2.034 aan belastingrente in rekening gebracht. De navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2013 is opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 34.279. Daarbij is € 243 aan belastingrente in rekening gebracht.
20. Met dagtekening 6 maart 2018 heeft de toenmalige gemachtigde van eiser het bezwaar van eiser tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV voor de jaren 2009 tot en met 2014 nader gemotiveerd. Daarbij is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Ten name van [eiser] is een bijtelling wegens privégebruik auto toegepast over de jaren 2012, 2013 en 2014. Het betreft [de Volkswagen]. De bijtelling is toegepast, omdat uit onderzoek bij [ [B.V.] ] gebleken zou zijn dat [eiser] in 2011 tot en met 2015 als praktijkbegeleider voor stagiaires werkzaam is geweest. Daarnaast zou er voor de genoemde auto geen sluitende en betrouwbare kilometerregistratie bijgehouden zijn.
In dit kader merken wij op dat de werkzaamheden van [eiser] voor [ [B.V.] ] de betreffende jaren beperkt van omvang zijn geweest. De genoemde auto was bovendien niet aan [eiser] ter beschikking gesteld, maar is door hem gehuurd. Voor zover er kilometers zijn gereden als praktijkbegeleider werden deze niet aan hem in rekening gebracht.”
Geschil
21. In geschil is of verweerder het bezwaar tegen de verliesbeschikking 2012 en het bezwaar tegen de voor het jaar 2013 opgelegde navorderingsaanslag ZVW terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarnaast is in geschil of de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2013 en de aanslagen IB/PVV en ZVW 2014 naar juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht resultaat uit overige werkzaamheden en bijtelling wegens privégebruik auto in aanmerking heeft genomen.
22. Niet in geschil is dat het bezwaar tegen de aanslag ZVW voor het jaar 2014 ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank zal beroep SGR 18/7270 reeds om die reden gegrond verklaren, de uitspraak op bezwaar vernietigen voor zover deze ziet op de aanslag ZVW voor het jaar 2014, en verweerder opdragen in zoverre een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen.
23. Eiser stelt zich op het standpunt dat de bezwaren tegen de verliesbeschikking 2012 en de navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2013 ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Daarnaast heeft verweerder het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de jaren 2013 en 2014 volgens eiser te hoog vastgesteld. Bij het bepalen van het belastbaar inkomen is ten onrechte resultaat uit overige werkzaamheden en bijtelling wegens privégebruik auto in aanmerking genomen, aldus eiser.
24. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bezwaren tegen de verliesbeschikking 2012 en tegen de navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2013 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Volgens verweerder is het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de jaren 2013 en 2014 niet te hoog vastgesteld. Bij het vaststellen van het belastbaar inkomen uit werk en woning is terecht resultaat uit overige werkzaamheden en bijtelling wegens privégebruik auto in aanmerking genomen, aldus verweerder.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid bezwaren tegen verliesbeschikking 2012 en navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2013
25. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als een bezwaarschrift te laat wordt ingediend, moet het bestuursorgaan het bezwaar in beginsel niet-ontvankelijk verklaren.
26. Vaststaat dat de verliesbeschikking 2012 is gedagtekend op 12 april 2017. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 24 mei 2017. Een afschrift van het bezwaarschrift met dagtekening 22 mei 2017 is op 13 juni 2017 door verweerder ontvangen. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend. Dat het bezwaarschrift reeds eerder was ingediend en er bij verweerder iets is misgegaan met de registratie van het bezwaarschrift, is niet aannemelijk gemaakt.
27. Voor zover het bezwaar van eiser gericht is tegen de onder het procesverloop genoemde verminderingsbeschikking 2012, stelt de rechtbank vast dat deze beschikking is gedagtekend op 22 april 2017. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later heeft plaatsgevonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen deze beschikking eindigde op 3 juni 2017. Ook in het geval het bezwaarschrift tegen de verminderingsbeschikking 2012 zou zijn gericht, is het dus niet tijdig ingediend.
28. Naar het oordeel van de rechtbank is het bezwaar tegen de verliesbeschikking 2012 terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal het beroep dat ziet op de verliesbeschikking 2012 (SGR 18/7267), en daarmee eveneens de beroepen gericht tegen de daarmee samenhangende navorderingsaanslagen IB/PVV 2009, 2010 en 2011 (SGR 19/7271, SGR 18/7259 en SGR 18/7266), ongegrond verklaren.
29. Vaststaat dat de navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2013 is gedagtekend op 22 juli 2017. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 3 september 2017. Eiser heeft bij brief van 7 september 2017 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2013 (gedagtekend 12 augustus 2017). Dit bezwaar is op 11 september 2017 door verweerder ontvangen en heeft verweerder aangemerkt als ook te zijn gericht tegen de ZVW 2013. Voor zover eiser met het bezwaarschrift bedoeld heeft om tevens bezwaar te maken tegen de navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2013 is het dus niet tijdig ingediend.
30. Naar het oordeel van de rechtbank is het bezwaar tegen de navorderingsaanslag ZVW terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal het beroep dat ziet op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2013 (SGR 18/7269), daarom ongegrond verklaren voor zover het ziet op de navorderingsaanslag ZVW.
Navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2013
31. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht een bedrag van € 21.870 aan belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. De onder overweging 11 genoemde posten uit de aangetroffen kasbladen laten geen andere conclusie toe dan dat de kasadministratie betrekking heeft op de exploitatie van een of meerdere hennepkwekerijen. Voorts volgt uit de kasbladen dat eiser gedurende 2013 ten minste € 21.870 heeft ontvangen, hetgeen steun vindt in het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2016 (ov. 12) en het daarin geciteerde verhoor van 27 januari 2016, waarin eiser heeft bevestigd dat hij bedragen van zijn vader heeft ontvangen. Tegen de omvang van het in aanmerking genomen bedrag heeft eiser geen gronden aangevoerd. Ook anderszins is niet gebleken dat het in aanmerking genomen bedrag aan resultaat uit overige werkzaamheden te hoog is bepaald. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de bedragen uit de kasbladen zoals genoemd in het rapport van het boekenonderzoek.
32. Ten aanzien van het gestelde privégebruik auto is in artikel 13bis, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) bepaald dat, indien ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking is gesteld, het voordeel op jaarbasis wordt gesteld op een bepaald percentage van de waarde van de auto. De auto wordt geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. Bij de beoordeling of artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB 1964 van toepassing is, dient eerst de vraag beantwoord te worden of de Volkswagen aan eiser ter beschikking is gesteld. Pas bij een bevestigende beantwoording van die vraag komt aan de orde of de terbeschikkingstelling ook betrekking heeft op gebruik voor privédoeleinden. In dat kader rust op grond van de slotzin van artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB 1964 op dat punt de bewijslast op eiser (vgl. Hoge Raad 13 augustus 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN3831).
33. Onder terbeschikkingstelling van een auto wordt verstaan dat een werknemer voor kortere of langere tijd de feitelijke macht over een auto uitoefent. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat de Volkswagen aan eiser ter beschikking is gesteld. Daartoe overweegt de rechtbank dat op verschillende momenten gedurende 2012, 2013 en 2014 bij controles is vastgesteld dat eiser bestuurder van de Volkswagen was. Voorts heeft eiser de Volkswagen bij het verhoor op 27 januari 2016 aangeduid als “mijn auto” en “mijn Passat” waaruit geconcludeerd kan worden dat eiser de beschikkingsmacht over de Volkswagen heeft gehad. Voorts is gesteld noch gebleken dat het voor eiser verboden was de Volkswagen voor privédoeleinden te gebruiken en ook niet dat door [B.V.] controle of toezicht is gehouden teneinde te kunnen vaststellen of de Volkswagen voor privédoeleinden werd gebruikt. Dat de Volkswagen, zoals door eiser is aangevoerd, door meerdere personen werd gebruikt, is niet onderbouwd en valt niet te rijmen met de eveneens niet onderbouwde en niet aannemelijk gemaakte stelling van eiser dat hij de Volkswagen had gehuurd, zoals in de nadere motivering van zijn bezwaar is betoogd.
34. Nu naar het oordeel van de rechtbank sprake is van terbeschikkingstelling van de Volkswagen, rust op eiser de last om te doen blijken dat de Volkswagen in de onderhavige kalenderjaren voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Hierin is eiser niet geslaagd. De door verweerder gesignaleerde tekortkomingen, zoals vermeld in het rapport van het boekenonderzoek bij [B.V.] , heeft eiser op geen enkele wijze weerlegd. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de overgelegde rittenregistratie, blijkens de onder 9 genoemde tapverslagen van telefoongesprekken tussen eiser en zijn vader, achteraf is opgesteld. Eiser heeft ook niet anderszins doen blijken dat de Volkswagen op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijtelling voor het privégebruik van de Volkswagen terecht in aanmerking genomen.
35. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep dat ziet op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2013 (SGR 18/7269), ook ongegrond verklaren voor zover het betrekking heeft op de navorderingsaanslag IB/PVV.
Aanslag IB/PVV voor het jaar 2014
36. De rechtbank stelt voorop dat eiser, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd, herinnerd en aangemaand, pas aangifte heeft gedaan nadat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 reeds was opgelegd. Daardoor heeft verweerder zich bij het vaststellen van de aanslag niet kunnen baseren op gegevens uit de aangifte en is de aanslag ambtshalve opgelegd. Omdat eiser niet tijdig aangifte heeft gedaan, dient het beroep ingevolge artikel 27e van de Awr ongegrond te worden verklaard tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Dit laat onverlet dat sprake moet zijn van een redelijke schatting.
37. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.906. Daarbij is verweerder uitgegaan van een belastbaar loon van € 1.906 en een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden van € 15.000. Bij het belastbaar loon is verweerder aangesloten bij inkomensgegevens van het UWV waaruit volgt dat eiser in 2014 € 1.906 aan loon heeft genoten van [B.V.] . Het resultaat uit overige werkzaamheden is geschat. Gelet op de bedragen die eiser blijkens de aangetroffen kasbladen in 2014 van zijn vader heeft ontvangen en het onder 31 opgenomen oordeel dat deze bedragen betrekking hebben op de exploitatie van een of meerdere hennepkwekerijen, is sprake van een redelijke schatting. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag IB/PVV reeds daarom niet naar een te hoog bedrag vastgesteld, nog daargelaten dat ten aanzien van de bijtelling privégebruik auto voor 2014 hetzelfde heeft te gelden als voor 2013.
38. Tegen de opgelegde verzuimboete zijn geen afzonderlijke gronden aangevoerd. De rechtbank stelt vast dat de verzuimboete is opgelegd op grond van artikel 67a van de Awr en conform paragraaf 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst € 369 bedraagt. Feiten en omstandigheden op grond waarvan de boete zou moeten worden gematigd, zijn niet gebleken. De rechtbank acht de opgelegde boete passend en geboden.
39. Gelet op wat hiervóór is overwogen, dient het beroep dat ziet op de aanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2014 ongegrond te worden verklaard voor zover het betrekking heeft op de aanslag IB/PVV.
Belastingrente
40. Tegen de te betalen belastingrente heeft eiser geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat deze rente naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht is berekend.
Proceskosten
41. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Voor het indienen van de bezwaarschriften wordt geen proceskostenvergoeding toegekend nu daar gedurende de bezwaarfase niet om is verzocht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen IB/PVV 2009 (SGR 18/7271), IB/PVV 2010 (SGR 18/7259), IB/PVV 2011 (SGR 18/7266), IB/PVV 2012 (SGR 18/7267), IB/PVV 2013 en ZVW 2013 (SGR 18/7269) ongegrond;
- verklaart het beroep SGR 18/7270 ongegrond voor zover gericht tegen de aanslag IB/PVV 2014;
- verklaart het beroep SGR 18/7270 gegrond voor zover gericht tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen de aanslag ZVW 2014;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op het bezwaar tegen de aanslag ZVW 2014 en wijst de zaak in zoverre terug naar verweerder;
- draagt verweerder op opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar tegen de aanslag ZVW 2014 binnen zes weken na verzending van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 512;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, voorzitter, en mr. T.A. de Hek en mr. E.J.W. Heithuis, leden, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.