ECLI:NL:RBDHA:2019:14038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
31 december 2019
Zaaknummer
C-09-582274-KG ZA 19-1046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verwijdering van de GVM-lijst van een gedetineerde met een criminele achtergrond

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2019 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, thans gedetineerd, vorderde om van de GVM-lijst (gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico) te worden verwijderd. Eiser, die een gevangenisstraf van acht jaar ondergaat wegens het oprichten en leiden van een criminele organisatie, betwistte de rechtmatigheid van zijn plaatsing op deze lijst. Hij voerde aan dat de eerdere veroordelingen en het gebruik van binnengesmokkelde telefoons niet als grondslag voor de plaatsing konden dienen, en dat er geen bewijs was voor voortgezet crimineel handelen. De Staat, als gedaagde, verweerde zich door te stellen dat eerdere veroordelingen en het aantreffen van verboden telefoons wel degelijk relevant waren voor de inschatting van het risicoprofiel van eiser.

De rechtbank overwoog dat het Operationeel Overleg, dat beslist over de plaatsing op de GVM-lijst, een grote mate van vrijheid toekomt en dat de beslissing marginaal kan worden getoetst. De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende ernstige signalen waren die de plaatsing op de GVM-lijst rechtvaardigden, ondanks het feit dat het onderzoek naar de strafbare feiten nog niet was afgerond. Eiser's ontkenning van illegale activiteiten en zijn toekomstplannen werden niet als voldoende overtuigend beschouwd om de beslissing van het Operationeel Overleg te weerleggen. De vorderingen van eiser werden dan ook afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/582274 / KG ZA 19/1046
Vonnis in kort geding van 24 december 2019
in de zaak van
[eiser]thans gedetineerd in de PI [locatie] ,
eiser,
advocaat mr. R.D.A. Boom te Utrecht,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN(het Ministerie van Justitie en Veiligheid) te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. S.J.M. Bouwman te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door gedaagde overgelegde producties;
- de op 10 december 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door gedaagde pleitnotities zijn overgelegd en door eiser een nadere productie.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Eiser is bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 1 december 2016 (hierna: het vonnis) veroordeeld voor, kort gezegd, het oprichten en leiden van een criminele organisatie die tot doel had om onder andere (synthetische) middelen, vermeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 te bereiden, verwerken en verkopen. Aan eiser is een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd, die hij thans ondergaat. In het vonnis is ten aanzien van de oplegging van de straf onder meer overwogen:
“(…) De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij slechts zijn eigen financiële gewin voor ogen heeft gehad, en dat hij daarbij geen acht heeft geslagen op de mogelijke negatieve gevolgen zoals hierboven zijn beschreven. Aldus handelend heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land.
Voor een dergelijke deelname aan zo grootschalige productie worden in de regel langdurige gevangenisstraffen opgelegd. De straffen moeten voldoende afschrikkende werking hebben ten opzichte van het lucratieve karakter van de productie van synthetische drugs.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte de leidende rol had in het criminele netwerk dat in dit dossier is blootgelegd. Bij verdachte is ook een flinke hoeveelheid contant geld aangetroffen. Dat hij mogelijk naast of in een wellicht nog groter crimineel netwerk functioneerde, kan niet afdoen aan de ernst van wat hem in dit dossier is verweten. Zijn rol in het geheel is aanmerkelijk zwaarder dan die van zijn mededaders.
Bovendien merkt de rechtbank op dat verdachte bij de uitvoering van zijn criminele activiteiten gebruik heeft gemaakt van personen die zich vrijwel zonder uitzondering in een zwakke positie bevonden en die zijn geld goed konden gebruiken. Zij zijn hierdoor in grote problemen gekomen, hoe ondergeschikt hun rol ook was. Het is de rechtbank opgevallen dat verdachte een man is die verbaal sterk is, die in staat is mensen aan te sturen en die gewend is om zijn zaakjes goed te regelen. Van deze op zich zelf positieve eigenschappen heeft verdachte ten koste van anderen misbruik gemaakt. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan. Verdachte spant mensen die vanwege een kwetsbare positie gemakkelijk zijn te verleiden tot het maken van verkeerde keuzes, voor zijn karretje. Eenmaal beland in zijn invloedssfeer is het voor deze personen lastig zich hieruit los te maken en zien zij te laat in wat de grote gevolgen zijn van hun keuze om met verdachte in zee te gaan. Verdachte heeft daarmee een sterk ondermijnende invloed gehad op de levens van niet alleen de andere verdachten in dit dossier maar ook van hun naaste familieleden.
De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat verdachte in het verleden meerdere keren is veroordeeld voor Opiumwetfeiten, waarvan één keer gepleegd in georganiseerd verband. In die zaken is verdachte onder meer veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen en in één geval tot een gevangenisstraf van elf jaar. Kennelijk hebben deze straffen verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw in te laten met de grootschalige productie van, en handel in synthetische drugs. Verdachte heeft alle mogelijke schadelijke effecten van zijn optreden klaarblijkelijk volledig ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen en/of andermans financiële gewin.
Dit alles eist een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Niet alleen uit een oogpunt van vergelding, maar ook om hemzelf en anderen ervan te weerhouden dit soort misdrijven te plegen. (…)
Eiser is vóór de hiervoor vermelde veroordeling meermaals veroordeeld voor Opiumwetfeiten, waaronder een keer tot een gevangenisstraf van elf jaar, waarbij aan hem een ontnemingsvordering is opgelegd van meer dan € 10.000.000,-.
2.2.
In september 2018 is een verdenking ontstaan dat eiser, samen met een medeverdachte, met wie eiser samen gedetineerd heeft gezeten (hierna: [A]), betrokken was bij een drugslaboratorium waar synthetische drugs werden geproduceerd. In een door de Staat in het geding gebracht proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2019 staat onder meer, samengevat weergegeven, het volgende hierover vermeld. [A] is destijds op heterdaad aangehouden in zijn woning te [plaats 1], waar het vermoedelijke drugslaboratorium is aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat eiser aan [A] zeer gedetailleerde informatie heeft gegeven over onder andere de aan te schaffen hardware, de chemicaliën en de te gebruiken productiemethode. Eiser werd daarom verdacht van het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de productie van synthetische drugs, strafbaar gesteld in artikel 10a van de Opiumwet. Op 4 oktober 2018 is besloten een nader onderzoek tegen eiser te starten. Daaruit is gebleken dat eiser [A] dagelijks aanstuurde bij de aankoop van hardware en chemicaliën en de productie van synthetische drugs, waarbij hij gebruik maakte van binnen de PI gesmokkelde mobiele telefoons, die hij in zijn cel verborg. [A] bleek ook opnieuw bezig met het opzetten van een laboratorium voor de productie van synthetische drugs in een bedrijfspand te [plaats 2]. Om vast te stellen wat er op de locatie in [plaats 2] geproduceerd was of wat men wilde of kon produceren zijn opgenomen gesprekken, het aangetroffen berichtenverkeer, de bevindingen met betrekking tot aangekochte chemicaliën en kopieën van de aangetroffen aantekeningen (bij een doorzoeking op 19 augustus 2019 ter inbeslagneming in de cel van eiser aangetroffen) voorgelegd aan het NFI. Het NFI heeft daarnaar een onderzoek ingesteld. De uitslag daarvan is nog niet bekend.
2.3.
In een rapport van 2 september 2019 wordt de informatie weergegeven die het meldpunt GRIP (Gedetineerden Recherche Informatie Punt) op 29 augustus 2019 heeft ontvangen vanuit de onderzoeken. Die informatie luidt, voor zover thans relevant, als volgt:
“(…) De verdachte (…) is betrokken bij twee synthetische drugs laboratoria. De betrokkenheid van verdachte (…) bestaat uit het aansturen van de laborant. Deze laborant is een voormalige medegedetineerde van [eiser] die in december 2017 in vrijheid werd gesteld.
Door [eiser] werden door middel van binnen gesmokkelde telefoons opdrachten en informatie gegeven aan deze laborant. De informatie / opdrachten die door [eiser] verstrekt werd bestond onder andere uit:
  • Informatie met betrekking tot chemische processen, die gebruikt kunnen worden bij de productie van synthetische drugs;
  • Aankoop van chemicaliën en hardware;
  • Het opzetten van bedrijven en het gebruik van telefoons en computers om buiten het zicht te blijven van politie/justitie.”
Daarnaast stond [eiser] in contact met personen die zorgden voor de financiën die nodig waren voor het opzetten van deze laboratoria.
(…)
Dit rapport dient voor het nemen van noodzakelijke maatregelen door de directeur van betreffende PI, voor de beslissing van de selectiefunctionaris en voor de risico-inschatting bij het vervoer van de gedetineerde.
Dit rapport dient ook voor de eventuele opname op de lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (lijst GVM).
(…)”
2.4.
Op 12 september 2019 is aan eiser de mededeling gedaan dat hij door de Dienst Justitiële Inrichtingen op de lijst is geplaatst is van gedetineerden met een hoog vlucht- en maatschappelijk risico (hierna: de GVM-lijst). Daarbij staat onder meer vermeld dat de plaatsing is gebaseerd op voortgezet crimineel handelen in detentie. Verder wordt meegedeeld wat in het Operationeel Overleg is gemeld. Daarbij is opgenomen wat onder 2.3 in de eerste en tweede alinea is geciteerd. Voorts worden de maatregelen opgesomd die aan eiser zijn opgelegd. Het betreft onder meer controles, inspecties en toezicht. Verder is de aanvraag voor een penitentiair programma stopgezet.
2.5.
Eiser is naar aanleiding van zijn plaatsing op de GVM-lijst overgeplaatst naar de PI [locatie] .
2.6.
De voorlopige hechtenis van [A] is op 19 september 2019 geëindigd, omdat de officier van justitie niet langer zijn gevangenhouding heeft gevorderd.
2.7.
Op 9 november 2019 is in de PI [locatie] een disciplinaire straf aan eiser opgelegd omdat bij een celinspectie diverse contrabande zijn aangetroffen, waaronder (opnieuw) een mobiele telefoon.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert – zakelijk weergegeven – te bepalen dat eiser door gedaagde van de GVM-lijst moet worden verwijderd en dat gedaagde daarvan melding moet maken bij de vestigingsdirecteur van de PI [locatie] , op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert eiser – samengevat – het volgende aan. Het besluit om hem op de GVM-lijst te plaatsen is onrechtmatig. De eerdere veroordeling(en) en het delict waarvoor eiser is veroordeeld kunnen niet redengevend zijn voor het besluit. Datzelfde geldt voor het gebruiken door eiser van binnengesmokkelde telefoons. Verder is het besluit uitsluitend gebaseerd op een verdenking van voortgezet crimineel handelen, maar daarvoor is geen enkel aanknopingspunt. Eiser betwist stellig dat hij zich daar schuldig aan heeft gemaakt. Hij wijst er daarbij op dat het bewerken, verwerken en vervaardigen van synthetische drugs in Nederland niet strafbaar is. Hij is dan ook voornemens om daar veel geld mee te gaan verdienen, mede vanwege de enorme ontnemingsvordering die aan hem is opgelegd. Alleen het bewerken, verwerken en vervaardigen van stoffen die staan vermeld op lijst 1 of 2 van de Opiumwet is strafbaar gesteld. Daar houdt eiser zich echter niet mee bezig en dit wordt in de GRIP-informatie ook niet geconcretiseerd. Er is ook geen andere informatie waaruit dit blijkt. Aan de hand van de aan eiser beschikbaar gestelde informatie kan dus niet worden vastgesteld dat er sprake is van een reëel vermoeden en dat is wel nodig. Hierbij is nog van belang dat gedaagde heeft nagelaten om eiser in het bezit te stellen van alle relevante informatie, zoals de zaakdossiers van de onderzoeken, waartoe ook behoren de in beslag genomen stukken, waardoor eiser in zijn verweer wordt bemoeilijkt.
3.3.
Gedaagde voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Eiser heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de Staat zich jegens hem schuldig maakt aan onrechtmatig handelen. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval gezien het gestelde spoedeisend belang de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven. Eiser is in zijn vordering ook ontvankelijk, nu aan hem geen andere rechtsgang ter beschikking staat om de door hem beoogde verwijdering van de GVM-lijst te bewerkstelligen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat aan het Operationeel Overleg, dat beslist of ten aanzien van een gedetineerde sprake is van een verhoogd, hoog of extreem vlucht- en/of maatschappelijk risico, een grote mate van vrijheid toekomt, hetgeen met zich brengt dat een beslissing van het Operationeel Overleg in rechte slechts marginaal kan worden getoetst.
4.3.
Het betoog van eiser komt er in de kern op neer dat, omdat aan de hand van de in dit geding verstrekte informatie niet is gebleken dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voortgezet crimineel handelen en eiser dit stellig ontkent, er geen reden is voor zijn plaatsing op de GVM-lijst. Daarbij ziet eiser er echter aan voorbij dat alle omstandigheden, ook eerdere veroordelingen en de aard daarvan in relatie tot de huidige verdenking, en ook het meermaals aantreffen van verboden mobiele telefoons, die hij zeer frequent gebruikte voor het geven van informatie aan zijn medeverdachte, relevante gegevens zijn voor de inschatting van het risicoprofiel van eiser. Verder moeten bij de beoordeling in dit geding alle thans bekende feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen en dus ook de omstandigheid dat bij eiser ook na zijn plaatsing op de GVM-lijst weer een mobiele telefoon is aangetroffen. Ook als ervan wordt uitgegaan dat eiser voor het bezit van mobiele telefoons ‘slechts’ een huisregel heeft overtreden, hij hiervoor al is gestraft en het gebruik van een mobiele telefoon diverse voordelen heeft die los staan van crimineel handelen, betekent dat nog niet dat dit daarom niet meer mag meewegen bij de inschatting van het risicoprofiel van eiser. Dat klemt temeer daar vaststaat dat eiser met mobiele telefoons instructies gaf aan [A].
4.4.
Op zich is juist dat nog niet vaststaat dat sprake is van voortgezet crimineel handelen, maar wel is gebleken van – in de GRIP-informatie benoemde en onder 2.3 weergegeven – ernstige signalen die ertoe hebben geleid dat daarnaar een onderzoek is ingesteld. In het overgelegde proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2019, waarin de stand van zaken van de onderzoeken wordt weergegeven, wordt een en ander nader geconcretiseerd. De omstandigheid dat bij indicatief testen geen stoffen werden aangetroffen die strafbaar zijn volgens de Opiumwet laat onverlet dat nog niet is vastgesteld wat er geproduceerd werd en wat men wilde of kon produceren en men daarmee nog doende is. Eiser lijkt aan het belang van dat laatste voorbij te zien. De officier van justitie heeft voorts eveneens op 3 december 2019 laten weten dat eiser zeer waarschijnlijk wordt vervolgd voor het plegen van strafbare voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de productie van het verboden 2C-B. Uit de omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van [A] op 19 september 2019 is beëindigd, kan bovendien niet worden afgeleid dat hij niet vervolgd zal worden, laat staan dat eiser niet vervolgd zal worden.
4.5.
Voormelde omstandigheden zijn zeer relevant en kunnen naast de onder 4.3 genoemde omstandigheden bij de beoordeling worden meegenomen. Dat het onderzoek nog niet is afgerond staat niet aan de plaatsing van eiser op de GVM-lijst in de weg. De stellige ontkenning van eiser in dit geding dat hij zich bezig houdt met illegale activiteiten, zijn toelichting ten aanzien van wat er niet klopt in de veronderstellingen van gedaagde en zijn uitleg over hetgeen hij in de toekomst aan – legale – activiteiten wil ondernemen is, gelet op al het vorenstaande, onvoldoende om in dit geding te kunnen vaststellen dat het Operationeel Overleg in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot de risico-inschatting die zij heeft gemaakt.
4.6.
De vorderingen van eiser zijn daarom niet voor toewijzing vatbaar.
4.7.
Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt eiser om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan gedaagde te betalen, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.619,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 639,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat eiser bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2019.
ts