ECLI:NL:RBDHA:2019:14015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van beroep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd ingediend naar aanleiding van een besluit van de staatssecretaris van 8 mei 2019, waarin de aanvraag van de verzoeker om een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf als zelfstandige werd afgewezen. De verzoeker heeft tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt, maar heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris op het bezwaar, die op 14 augustus 2019 ongegrond werd verklaard.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat de verzoeker niet voldeed aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit vereiste houdt in dat er een beroep moet zijn ingesteld tegen het besluit waartegen de voorlopige voorziening wordt verzocht. Aangezien de verzoeker geen beroep had ingesteld, was er geen grond voor de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dan ook besloten om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. R. Kroes.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4324
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 december 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker,

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Meier).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf als zelfstandige afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 14 augustus 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Partijen hebben toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (de Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder heeft op 14 augustus 2019 op het bezwaar van verzoeker beslist. Verzoeker heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld, hetgeen op 26 november 2019 telefonisch door de gemachtigde aan de griffier is bevestigd. Het verzoek voldoet daarom niet aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde vereiste van connexiteit.
3. Dit maakt dat het verzoek niet-ontvankelijk is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.