ECLI:NL:RBDHA:2019:14014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4323
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, die bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 29 mei 2019. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, verzocht de voorzieningenrechter om hem niet uit te zetten totdat er op zijn bezwaar was beslist.

De staatssecretaris heeft in een verweerschrift aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. Dit leidde ertoe dat de voorzieningenrechter, gelet op de onverwijlde spoed en de betrokken belangen, besloot het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter verbood de staatssecretaris om verzoeker uit te zetten totdat er een beslissing op het bezwaar was genomen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 512,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4323
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 december 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker,

v-nummer [V-nummer]
(gemachtigde mr. A. Orhan),
tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Coenen).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf bij familie- of gezinslid afgewezen.
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. Hij wil dat de voorzieningenrechter verweerder verbiedt hem uit te zetten zolang nog niet op zijn bezwaar is beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (de Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder heeft bij brief van 20 november 2019 meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, waardoor alsnog rechtmatig verblijf ontstaat, zodat verzoeker de behandeling van het bezwaarschrift in Nederland mag afwachten. Verweerder verzet zich verder niet tegen een veroordeling in de proceskosten.
3. Gelet op het standpunt van verweerder zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen. De voorzieningenrechter verbiedt verweerder verzoeker uit te zetten totdat verweerder op het bezwaarschrift heeft beslist.
4. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 512,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker uit te zetten totdat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 512,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.