ECLI:NL:RBDHA:2019:14014
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, die bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 29 mei 2019. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, verzocht de voorzieningenrechter om hem niet uit te zetten totdat er op zijn bezwaar was beslist.
De staatssecretaris heeft in een verweerschrift aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. Dit leidde ertoe dat de voorzieningenrechter, gelet op de onverwijlde spoed en de betrokken belangen, besloot het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter verbood de staatssecretaris om verzoeker uit te zetten totdat er een beslissing op het bezwaar was genomen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 512,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.