ECLI:NL:RBDHA:2019:13838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
22 december 2019
Zaaknummer
09/175777-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk vervoeren van cocaïne met een verborgen ruimte in een voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 20 juli 2019 te Roelofarendsveen werd aangehouden met ongeveer 21 kilogram cocaïne in een verborgen ruimte van een bestelbus. De verdachte, die in de auto reed, gaf toestemming voor een doorzoeking, waarbij de politie indicatoren van een verborgen ruimte ontdekte. In deze ruimte werden tassen met een witte poederachtige substantie aangetroffen, die later als cocaïne werd geïdentificeerd. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en dat hij de auto gebruikte om materialen voor zijn glasvezelbedrijf op te halen. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden, waaronder het bezit van een cryptotelefoon, duiden op wetenschap en opzet van de verdachte. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte niet aannemelijk en concludeerde dat hij opzettelijk cocaïne had vervoerd. De officier van justitie had drie jaar gevangenisstraf geëist, wat de rechtbank ook oplegde, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/175777-19
Datum uitspraak: 24 december 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 14 oktober 2019 en 10 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Doves en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. P.J. Silvis naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Roelofarendsveen, althans op de Rijksweg A4, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 20 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen en omdat deze door de verdediging niet zijn betwist, als vaststaand worden aangemerkt en zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de bewijsvraag dienen.
Op 20 juli 2019 is de verdachte als bestuurder van een voertuig, een Mercedes Citan met kenteken [kenteken] , nabij de rijksweg A4 te Roelofarendsveen door de politie staande gehouden in het kader van de Wegenverkeerswet. De verdachte gaf de politieambtenaren toestemming het voertuig te doorzoeken. Tijdens de doorzoeking zag verbalisant [naam] indicatoren van een verborgen ruimte in het voertuig. Verbalisanten zagen dat in het midden van de laadvloer tegen het tussenschot schroeven waren bevestigd. Nadat zij de schroeven los hadden gedraaid zagen verbalisanten dat een stuk laadvloer los kwam te liggen en dat er onder dit stuk laadvloer een ruimte zat. Verbalisanten zagen dat in deze ruimte twee tassen stonden. Hiernaast zagen verbalisanten twee doorzichtige zakken met daarin een witte poederachtige substantie in de ruimte liggen. [2] Bij uitgevoerde kleurenreactietests op substanties uit deze tassen en zakken bleek het bij de inhoud vermoedelijk te gaan om cocaïne. [3] Uit nader onderzoek bleek dat de witte poederachtige substantie die zich in de twee tassen en twee zakken bevond een nettogewicht van respectievelijk 5320 gram, 5400 gram, 5105 gram en 5500 gram had. Het netto totaalgewicht bedroeg derhalve 21,32 kilogram. Vervolgens zijn er monsters genomen uit de tassen en zakken en zijn die voor nader onderzoek verzonden naar een gecertificeerd forensisch medewerker van de afdeling Forensische Opsporing voor nader onderzoek in het kader van project NFi-DENT. [4] Door een NFI-deskundige is geconcludeerd dat de monsters allemaal cocaïne bevatten. [5]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde feit.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar voldoende wettig bewijs is, maar dat de overtuiging ontbreekt dat de verdachte wetenschap had van de verborgen verdovende middelen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Vast staat dat de verdachte op 20 juli 2019 in zijn auto ruim 21 kilogram cocaïne vervoerde. Ten aanzien van de vraag of de verdachte wetenschap ervan had dat de cocaïne zich in zijn voertuig bevond en deze cocaïne dus opzettelijk vervoerde, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit onderzoek bij de Rijksdienst van het Wegverkeer is gebleken dat de Mercedes Citan op naam stond van [naam] . [6] [naam] heeft verklaard dat de Mercedes Citan een bedrijfsauto is en dat hij een glasvezelbedrijf heeft samen met de verdachte. Volgens [naam] is de verdachte de enige die de Mercedes Citan gebruikt en over de sleutels daarvan beschikt. [7]
Bij onderzoek in de Mercedes Citan heeft de politie drie Nokia telefoons aangetroffen. Verder werden een BQ cryptotelefoon en een blauwe Nokia prepaid telefoon aangetroffen in de kleding van de verdachte. Toen verbalisanten op het politiebureau bezig waren met hun processen-verbaal, zag een van hen dat de BQ telefoon plots aanging en er een icoontje met daaronder ‘erasing’ ronddraaide. Daarna was de telefoon vrij toegankelijk zonder pincode en was deze ‘leeg’. Ambtshalve is het verbalisant bekend dat een BQ telefoon op afstand gewist kan worden om eventuele informatie te vernietigen. [8]
In de Mercedes Citan zijn door de politie een Nederlands paspoort en papieren op naam van [naam] aangetroffen. [9] [naam] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte een glasvezelbedrijf heeft in Duitsland en dat hij zijn paspoort en papieren in de Mercedes
B-klasse van de verdachte heeft achtergelaten. [10]
Verklaringen van de verdachte
Bij zijn aanhouding heeft de verdachte verklaard dat hij onderweg was naar Amsterdam, waar hij spullen voor zijn glasvezelbedrijf moest ophalen bij een loods, waarvan hij niet precies wist waar die was.
Bij de politie heeft de verdachte zich verder op zijn zwijgrecht beroepen.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat er cocaïne in de auto verborgen zat. Hij heeft verklaard dat hij op 20 juli 2019 de Mercedes Citan eigenlijk niet zou gebruiken. De verdachte heeft verklaard dat hij die dag onderweg was naar Amsterdam om materialen op te halen. Dat waren materialen voor zijn glasvezelbedrijf die hij vergeten was in Amsterdam. Hij wilde eigenlijk met zijn eigen auto gaan, maar die wilde niet starten, aldus de verdachte. De Mercedes Citan werd volgens de verdachte door meerdere mensen gebruikt, er zijn volgens hem drie of vier sleutels van, maar hij wilde de namen van die personen niet noemen. Ook wilde hij niet zeggen wie er een sleutel hebben van het voertuig. Ten aanzien van de bij zijn aanhouding in zijn broekzak aangetroffen cryptotelefoon heeft de verdachte zich bij de rechter-commissaris op zijn zwijgrecht beroepen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij een dag voor zijn aanhouding op
20 juli 2019 ook met de Mercedes Citan in Amsterdam is geweest, samen met een persoon van wie hij de naam niet wil noemen. De verdachte heeft verklaard dat hij voor deze persoon metingen moest verrichten in een huis in een nieuwbouwwijk in Amsterdam. Hij is samen met hem binnen geweest, beneden en boven, met twee apparaten om op te meten. Deze apparaten, die ongeveer € 6000 kosten en in twee koffertjes zaten, is de verdachte vervolgens vergeten mee terug te nemen uit Amsterdam. Omdat hij die apparaten nodig had voor een klus in Duitsland, waar hij na de bouwvak aan zou beginnen, was hij op 20 juli 2019 op weg naar Amsterdam om de apparaten op te halen, aldus de verdachte. Hij wist niet of er in het huis waar hij de apparaten was vergeten iemand aanwezig was. Waar dit in Amsterdam ongeveer was kan hij niet zeggen, anders dan dat het om een nieuwbouwwijk zou gaan.
De verdachte heeft verklaard dat de cryptotelefoon niet van hem was, maar dat hij deze zag liggen op de bijrijdersstoel toen hij de bus op 20 juli 2019 pakte. De dag daarvoor lag deze telefoon er bij het verlaten van de bus nog niet, aldus de verdachte. De telefoon bleef maar overgaan en hij heeft deze telefoon, toen hij bij het benzinestation naar binnen ging in zijn broekzak gedaan, zodat hij de telefoon daar zou kunnen opnemen als degene van wie de telefoon was zou bellen.
De verdachte heeft verklaard dat hij het paspoort en de papieren op naam van [naam] al enige tijd voor zijn aanhouding in de Mercedes Citan had gelegd omdat er in dit voertuig meer ruimte was dan in zijn eigen auto, de Mercedes B-klasse.
De verdachte heeft verklaard dat hij de naam van de persoon met wie hij in Amsterdam is geweest niet durft te noemen, omdat deze hem via zijn vrouw heeft bedreigd en hij daardoor vreest voor de veiligheid van zijn vrouw en drie jonge kinderen.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van de cocaïne. De rechtbank neemt in dit verband het volgende in aanmerking.
Er is een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen in het door de verdachte bestuurde voertuig. Als feit van algemene bekendheid moet worden aangenomen dat de in beslag genomen cocaïne een zeer aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigt. Dat de eigenaar van deze harddrugs deze onbeheerd zou achterlaten in een auto waar meerdere personen zonder zijn medeweten gebruik van kunnen maken, is volstrekt onaannemelijk. Daarbij komt dat de verdachte in het bezit was van een zogenoemde cryptotelefoon, waarvan het de rechtbank ambtshalve bekend is dat dergelijke telefoons voornamelijk in het criminele milieu worden gebruikt.
Dit zijn omstandigheden die naar de uiterlijke verschijningsvorm duiden op wetenschap en daarmee opzet op het vervoeren van verdovende middelen. Dit kan anders zijn als de verdachte een aannemelijke verklaring heeft voor het feit dat hij zonder het te weten in zijn auto ruim 21 kilo cocaïne vervoerde en in het bezit was van een cryptotelefoon.
De verklaring van de verdachte komt erop neer dat hij kostbaar gereedschap was vergeten na een klus in Amsterdam en geen idee heeft waar in Amsterdam deze klus ongeveer was. De volgende dag is hij, zonder te weten of er mensen aanwezig waren op het adres van deze klus, vanuit Rotterdam weer terug naar Amsterdam gereden. Hij reed toen in een bus waarin, nadat hij die de vorige dag had achtergelaten, kennelijk iemand een cryptotelefoon op de bijrijder stoel had neergelegd en deze telefoon onbeheerd had achtergelaten. In deze bus, waar behalve hijzelf ook anderen een sleutel van hadden, bewaarde hij zelf uit ruimtegebrek een paspoort en andere belangrijke documenten van een vriend. Al deze onderdelen van zijn verklaring op zichzelf, en zeker wanneer deze in samenhang worden bezien, acht de rechtbank niet aannemelijk. Dat verdachte het bij zijn aanhouding nog had over een loods waar hij naar toe moest en ter terechtzitting over een woning doet verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring.
Daarnaast bevinden zich in het dossier geen aanwijzingen dat de Mercedes Citan ten tijde van de vondst van de drugs ook daadwerkelijk door anderen werd gebruikt. Dit deel van de verklaring van de verdachte wordt weersproken door de getuigenverklaring van [naam] , die zegt dat verdachte de enige gebruiker was. De verklaring van [naam] vindt steun in het aantreffen in de Mercedes Citan van papieren van de verdachte en van [naam] , de compagnon van de verdachte. Ook is niet gebleken dat er in de auto persoonlijke eigendommen lagen die gerelateerd zijn aan anderen dan de verdachte.
Ten slotte is een essentieel deel van de verklaring van de verdachte niet verifieerbaar, nu hij niet de naam wenst te noemen van de person(en) die ook over een sleutel van de Mercedes Citan zou(den) beschikken en ook gebruik zou(den) kunnen maken van dit voertuig. Verdachte geeft hiervoor als reden dat hij bedreigd wordt. Wat daar verder ook van zij, nu concrete en verifieerbare aanwijzingen hiervoor ontbreken, kan de rechtbank daar bij het beantwoorden van de bewijsvraag niets mee.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank moet het er voor worden gehouden dat de verdachte bekend was met de aanwezigheid van de in beslag genomen cocaïne in de auto. Van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel leiden, is de rechtbank niet gebleken.
Gelet op al het voorgaande en op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op 20 juli 2019 opzettelijk cocaïne heeft vervoerd en dat het hem ten laste gelegde feit aldus wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 20 juli 2019 te Roelofarendsveen opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 20 kilogram van een materiaal bevattende coca
ïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ruim 20 kilogram cocaïne. Aangenomen mag worden dat het hier een voor de handel bestemde voorraad betrof. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit. Harddrugs als cocaïne zijn bovendien zeer verslavend en leveren daarom een enorm risico op voor de volksgezondheid. De verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 9 oktober 2019.
Daaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank zoekt voorts aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij het bepalen van de strafmaat. Het uitgangspunt voor de bestraffing van het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen van de hoeveelheid harddrugs die bij de verdachte is aangetroffen, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 maanden. Het uitgangspunt voor het enkel aanwezig hebben hiervan is 36 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank neemt bij de straf tot uitgangspunt dat de verdachte één keer drugs heeft vervoerd. In dat licht is de eis van de officier van justitie met het oog op voornoemde oriëntatiepunten in beginsel laag. Tegelijkertijd kan op basis van het dossier niet meer worden vastgesteld dan dat verdachte op de betreffende dag de partij cocaïne van A naar B vervoerde. Welke betrokkenheid hij verder bij deze partij drugs had valt uit het dossier niet af te leiden. Uit het strafblad van de verdachte valt voorts niet op te maken dat hij zich eerder met dergelijke criminaliteit heeft ingelaten. Van overige strafverhogende dan wel strafverminderende omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank heeft, al deze omstandigheden overwegende, geen aanleiding om boven de eis van de officier van justitie uit te gaan en acht oplegging van de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3(
drie)
jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.G. Salvadori, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. S.L.M. Staals, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de landelijke politie eenheid, dienst infrastructuur, afdeling opsporing infrastructuur, team eerstelijns opsporing zuidwest, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 145).
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 30 t/m 32.
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 48 t/m 49.
4.Proces-verbaal team forensische opsporing / narcotica, blz. 56 t/m 60.
5.Schriftelijk bescheiden, te weten de NFI-rapporten op blz. 73 t/m 77.
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 85.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 86 t/m 93.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 41.
9.Proces-verbaal van relaas, blz. 5.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 96 t/m 97.