Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2019 in de zaken tussen
[eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
€ 1.099 en de boetebeschikking naar een bedrag van € 638.
[C] en [D] verschenen.
Overwegingen
20 oktober 2015 is dat bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
19 februari 2016 de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.
Geschil10. In geschil is of de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de rentebeschikkingen terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.
20 augustus 2015 is volgens eiseres het vertrouwen gewekt dat de bezwaren gehonoreerd zouden worden. Subsidiair stelt eiseres dat de naheffingsaanslagen op een te hoog bedrag zijn vastgesteld aangezien verweerder ten onrechte is uitgegaan van de omzetbedragen van
€ 100.000 zoals vermeld in de aangiften vpb. Meer subsidiair voert eiseres aan dat door de rol en houding van verweerder de heffings- en belastingrente onnodig hoog uitvalt en dat sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Beslissing
mr. H.W.M. van Kesteren, leden, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2019.