Uitspraak
Rechtbank Den HAAG
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 8 oktober 2019 ingekomen verzoek van:
[X] ,
[Y]
Procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 10 oktober 2019, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het faxbericht van 21 oktober 2019 van de zijde van de vader;
- de brief van 21 oktober 2019, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 12 november 2019, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het verweerschrift, ingekomen op 13 november 2019, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het F9-formulier van 14 november 2019, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 15 november 2019, met bijlage, van de zijde van de vader.
Feiten
- De vader en de moeder hebben een kortstondige affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van de nog minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] (Spanje).
- De vader heeft [minderjarige] erkend.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder heeft de Spaanse nationaliteit en [minderjarige] heeft (in ieder geval) de Nederlandse nationaliteit.
- De moeder heeft zich gewend tot de Spaanse Centrale Autoriteit (CA).
- De Spaanse CA heeft de Nederlandse CA verzocht om de teruggeleiding van [minderjarige] . De zaak is bij de Nederlandse CA geregistreerd onder IKO nr. [nr.] .
- In de beslissing van 27 november 2014 heeft de rechtbank te [plaatsnaam 1] , Spanje (zaaknummer 676/2014) – voor zover hier van belang – bepaald dat:
- de vader [minderjarige] zes weken per jaar mee mag nemen naar Nederland gedurende vakanties vanaf het moment dat [minderjarige] drie jaar oud is;
- [minderjarige] gedurende de zomervakantie een maand bij de vader zal zijn van 1 juli tot 1 augustus vanaf het moment dat zij zes jaar oud is;
- In de beslissing van 25 juli 2019 heeft de rechtbank te [plaatsnaam 1] , Spanje (zaaknummer 606/2019) – voor zover hier van belang – bepaald dat de vasthouding van [minderjarige] in Nederland onrechtmatig is omdat dit een overtreding vormt van hetgeen is voorzien in voornoemde beslissing van de rechtbank [plaatsnaam 1] , Spanje, van 27 november 2014.
- In de beslissing van 2 september 2019 heeft de rechtbank te [plaatsnaam 1] , Spanje (zaaknummer 235/2019) – voor zover hier van belang – bepaald dat de vader [minderjarige] binnen een maand aan de moeder dient over te dragen.
- In het vonnis van 8 augustus 2019 van de Rechtbank van Instructie nr. 3 te [plaatsnaam 2] (1413/2019) is besloten tot een voorlopig sepot en sluiting van het huidige onderzoek naar een (vermoedelijk) misdrijf van kinderontvoering.
Verzoek en verweer
Beoordeling
Centro de Valoración de la Discapacidad’) aanwezig te kunnen zijn. De vader en de moeder hebben vervolgens telefonisch afgesproken dat [minderjarige] na deze afspraak met de vader mee naar Nederland zou afreizen. In de tussenliggende periode hebben de vader en de moeder ook besproken dat [minderjarige] in Nederland naar school moest. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vader naar de door hem in het geding gebrachte WhatsApp-correspondentie tussen de vader in de moeder. Hieruit blijkt volgens de vader de door de moeder gegeven toestemming.
servicios de atencion temprana del ayuntamiento’) komt naar voren dat de ouders op 11 april 2019 hebben bericht dat [minderjarige] voor de duur van een maand naar Nederland zal gaan. Daar komt bij dat de moeder direct actie heeft ondernomen nadat het verblijf de duur van een maand had overschreden. Zo heeft zij op 13 mei 2019 een aanklacht ingediend tegen de vader wegens een (vermoedelijk) misdrijf van kinderontvoering en heef zij zich op 14 mei 2019 gewend tot de Spaanse Centrale Autoriteit.
.