ECLI:NL:RBDHA:2019:13724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
09/997350-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan criminele organisatie en veroordeling voor valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met het aanbieden van kansspelen zonder vergunning en belastingfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als deelnemer aan de criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij een actieve bijdrage had geleverd aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen valse facturen had opgemaakt en deze had gebruikt om betalingen te onderbouwen, terwijl er in werkelijkheid geen werkzaamheden waren verricht. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak en legde een taakstraf op van 150 uren. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgang en de noodzaak om binnen een redelijke termijn te worden berecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/997350-15
Datum uitspraak: 20 december 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 30 oktober 2018 (regie), 3, 4 en 6 december 2019 (inhoudelijk, alsmede sluiting onderzoek op 6 december 2019).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. A.M. de Leeuw en mr. O.J.M. van der Bijl (hierna: de officier van justitie), en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman, mr. C.F. Korvinus, naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 december 2019 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - tenlastegelegd dat:
1.
zij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 februari 2015 te Rijswijk en/of Den Haag en/of Hilversum en/of Spanbroek, in elk geval in Nederland, en/of Cyprus en/of Curaçao en/of Duitsland en/of Frankrijk en/of Gibraltar en/of Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en/of Luxemburg en/of Malta en/of Monaco en/of Oostenrijk en/of Verenigde Staten van Amerika en/of Verenigde Arabische Emiraten en/of Zwitserland, heeft deelgenomen aan een (of meer) organisatie(s),te weten (een) samenwerkingsverband(en) van verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of een (of meer) (onbekend gebleven) (rechts-)perso(o)n(en), welke organisatie(s) (telkens) tot oogmerk had(den) het (mede)plegen van misdrijven, namelijk:
- het zonder vergunning gelegenheid bieden tot deelname aan kansspelen (artikelen 1 en 31 (oud) en/of 36 (nieuw) Wet op de kansspelen jo. artikelen 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten) en/of
- ( gewoonte-)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht) en/of
- valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht) en/of
- belastingfraude (artikelen 68 en/of 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen);
(AMB-186, AMB-209, AMB-177)
2.
zij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
2 december 20142015 tot en met 6 februari 2015 te Amersfoort, dan wel elders in Nederland, en/of Cyprus en/of Zwitserland en/of Monaco en/of Italië, tezamen en in vereniging met één of meer (rechts)perso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
en/of heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehadeen of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
( a) een factuur (volgens opdruk) van [naam 1] aan [bedrijf 1] d.d. 2 december 2014 (DOC-991), en/of
( b) een factuur (volgens opdruk) van [naam 1] aan [bedrijf 1] d.d. 2 januari 2015 (DOC-992), en/of
( c) een factuur (volgens opdruk) van [naam 1] aan [bedrijf 1] d.d. 27 januari 2015 (DOC-993),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid en/of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid is/was vermeld dat door [naam 1] en/of door verdachte werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van [bedrijf 1] , terwijl in werkelijkheid geen werkzaamheden en/of diensten door [naam 1] en/of door verdachte zijn verricht, bestaande het gebruikmaken
en/of afleverenhierin dat verdachte en/of haar mededader(s) genoemde factu(u)r(en) heeft/hebben verstrekt en/of heeft/hebben verstuurd en/of ter beschikking heeft/hebben gesteld aan [bedrijf 1] (DOC-990) en/of heeft/hebben verstrekt en/of heeft/hebben verstuurd en/of ter beschikking heeft/hebben gesteld aan de [Bank 1] (DOC-1128) en/of heeft/hebben verstrekt en/of heeft/hebben verstuurd en/of ter beschikking heeft/hebben gesteld aan [Bank 2] (DOC-1139) (ter onderbouwing van de in de factu(u)r(en) opgenomen betaling(en) en/of ter onderbouwing van de bancaire overboeking(en)),
althans dat zij voornoemde facturen voorhanden heeft gehad,terwijl verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die factu(u)r(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dit/deze geschrift(en) echt en onvervalst.
(AMB-209, AMB-211)

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In 2012 heeft het weekblad Voetbal International enige artikelen gepubliceerd over matchfixing en het gokken op voetbalwedstrijden. In augustus 2013 is er CIE-info beschikbaar gekomen waarin staat dat [medeverdachte 1] een gokimperium heeft opgebouwd waar illegaal kan worden gegokt op de toto en voetbalwedstrijden.
Naar aanleiding van deze informatie is in februari 2014 het strafrechtelijk onderzoek [onderzoeksnaam] gestart. Gedurende dit onderzoek zijn diverse bijzondere opsporingsmiddelen ingezet, zoals het tappen van telefoons en is door politieel informant “ [naam 2] ”, werkzaam bij het team werken onder dekmantel (hierna: WOD), uitvoering gegeven aan verschillende bevelen tot stelselmatige inwinning van informatie ex artikel 126j en bevelen pseudokoop/pseudodienstverlening ex artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Op 16 februari 2015 zijn diverse aanhoudingen verricht en hebben veel doorzoekingen plaatsgevonden in binnen-en buitenland.
In oktober 2016 heeft de politie het onderzoek [onderzoeksnaam] afgerond en is het eindprocesverbaal verstrekt. Op grond van de bevindingen van dit onderzoek is de officier van justitie tot vervolging van een vijftal verdachten overgegaan voor deelneming aan een criminele organisatie in de periode van de van 1 januari 2011 tot en met 16 februari 2015 (voor [medeverdachte 4] tot 11 mei 2015), welke organisatie als oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven: het zonder vergunning gelegenheid bieden tot deelname aan kansspelen, (gewoonte)witwassen, valsheid in geschrift en belastingfraude. Daarnaast worden vier verdachten ook vervolgd voor het plegen van valsheid in geschrift buiten het verband van de criminele organisatie.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, met uitzondering van het onder feit 1 tenlastegelegde (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota, bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad over het bestaan van de criminele organisatie of dat de criminele organisatie het oogmerk had tot het plegen van de tenlastegelegde misdrijven. Ook heeft zij er geen aandeel in gehad of enige ondersteuning aan geboden (feit 1). De raadsman heeft voorts betoogd dat de verdachte op geen enkele wijze betrokken was bij het gebruiken dan wel afleveren van deze valse facturen (feit 2). Indien sprake was van enige betrokkenheid van de verdachte kan het medeplegen niet bewezen worden verklaard.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feit 1 – de criminele organisatie
In het onderzoek [onderzoeksnaam] staat centraal de verdenking dat de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] hebben deelgenomen aan een criminele organisatie. De criminele organisatie zou het oogmerk hebben gehad op het aanbieden van kansspelen zonder vergunning, (gewoonte)witwassen, valsheid in geschrift en belastingontduiking.
Allereerst zal de rechtbank ingaan op de verdenking dat de criminele organisatie het oogmerk heeft gehad op overtreding van artikel 1, lid 1, onder a, van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok), door het zonder vergunning in Nederland aanbieden van kansspelen. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in het navolgende kortheidshalve aanduiden als: het aanbieden van kansspelen zonder vergunning.
Uit het onderzoek [onderzoeksnaam] is naar voren gekomen dat er vier vormen van gokken werden aangeboden.
  • Gokken via de internetsite [website 1] ;
  • Vanaf december 2014 gokken via de internetsite [website 2] ;
  • Gokken via voetballijsten;
  • Gokken via sms-berichten.
Hieronder zal de rechtbank de goksystematiek per aangeboden mogelijkheid uiteenzetten waarna zal worden ingegaan op de vraag of sprake is van het aanbieden van kansspelen in de zin van en wellicht in strijd met artikel 1, lid 1, onder a, van de Wok. Vervolgens zal worden ingegaan op de vraag of sprake is van een criminele organisatie en of het oogmerk van de criminele organisatie gericht was op het aanbieden van kansspelen zonder vergunning.
3.4.1.1 Goksystematiek via [website 1]
De website was ten tijde van het onderzoek een virtuele speelomgeving waar weddenschappen geplaatst kunnen worden op onder meer voetbalwedstrijden. [2] Ook werden er blijkens een screenshot van de website online spellen, casino en poker aangeboden. [3]
In februari 2015 en in januari 2016 zijn [naam 3] , adviseur van [bedrijf 2] , [naam 4] , vóór 1 januari 2014 boekhouder bij [bedrijf 2] , en [naam 5] , directeur [bedrijf 2] , door de FIOD gehoord over onder andere de structuur van het gokken op [website 1] en de mogelijke betrokkenheid daarbij van [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] .
Uit die verhoren komt het volgende naar voren.
Structuur
[bedrijf 2] is eigenaar van [website 1] . [4] Er is online werving en klanten kunnen zich direct op de website aanmelden. [5] Als een speler direct op de website van [website 1] speelt, registreert hij zichzelf, speelt en als hij wil worden uitbetaald, dan moet hij een verzoek bij [website 1] indienen en zijn bankrekeningnummer invullen. [6]
Er is ook een mogelijkheid om via een agent lid te worden. Er is dan sprake van een structuur met een master-agent. Onder die master-agent staan verschillende accounts van agenten. En onder die agenten staan de klanten. [7] Een netwerk is hetzelfde als een master-agent en het netwerk is van de master-agent. [8] Als een speler via een netwerk komt, moet hij een account openen. Daarna moet hij geld op zijn account zetten. Hij kan deze betaling direct aan [website 1] verrichten bijvoorbeeld via een bankrekening. De master-agent kan ook geld op het account van de speler zetten. Zodra het geld naar de bankrekening van [website 1] is overgemaakt, wordt het virtuele geld van het account van de master-agent voor hetzelfde bedrag aangevuld. [9] De master-agent kan een storting verrichten op een onderliggend account en daarvan een opname doen. [10]
Registratie
De directe en geworven klanten moeten hun persoonlijke gegevens verstrekken zoals naam, adres en identiteitsbewijs. Het is niet mogelijk om zonder verstrekking van gegevens klant te worden. [11]
Indien wordt gespeeld via een netwerk worden klanten en agenten geregistreerd door de master-account en de master-account kent de registratiegegevens. [12] Desgevraagd heeft [naam 3] verklaard dat spelers dit moeten invullen en ook de spelers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] werden geacht deze in te vullen. [13]
Betrokkenheid [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] .
De Nederlandse contactpersonen van [website 1] waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij hebben in 2011 of 2012 contact opgenomen met [website 1] en aangeboden om als agenten voor Nederland te werken. Zij wilden daarvoor provisie en ook een vast bedrag. Toen [medeverdachte 1] een eigen maatschappij op Cyprus oprichtte stopten zij met werken voor [website 1] en heeft [medeverdachte 3] de zaken overgenomen. [14] [medeverdachte 3] werd toen master-agent. [15]
[naam 4] heeft tijdens zijn verhoor een overzicht overgelegd waarop de omzet in sport- en kansspelen alsmede de brutowinsten en totale commissies is te zien van de netwerken [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [16] Hij verklaart daarover dat [medeverdachte 1] master-agent van netwerk [nummer 2] was. [medeverdachte 3] was master-agent van netwerk [nummer 1] . Netwerk [nummer 3] verwijst naar het afzonderlijke netwerk met de spelers met een hoge inzet. De commissie van dit netwerk wordt toegevoegd aan de commissie van het [nummer 2] netwerk gezien alles betrekking had op [medeverdachte 1] . [medeverdachte 4] was agent in het netwerk van [medeverdachte 1] en de commissie voor hem werd apart berekend. Netwerk [nummer 4] is de agent die uit het netwerk van [medeverdachte 3] is verwijderd. [17]
[website 1] berekende eerst de commissie op het niveau van de agent. Op verzoek van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is dit door [website 1] gewijzigd en werd overgegaan op berekening en betaling van de commissie op het niveau van de master-agent. De master-agent, in dit geval [medeverdachte 1] en later [medeverdachte 3] , moest ervoor zorgen dat vervolgens de commissie aan "hun" agents werd betaald. [18]
De door de master-agent verdiende commissie werd overgemaakt naar het account van de master-agent. In de periode januari 2012 tot en met mei 2013 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maandelijks € 5.000,- op hun bankrekening ontvangen als voorschot op de commissie. [19] Vanaf juni 2014 ontving [medeverdachte 3] € 1.500,- als voorschot op de commissie. [20] Er was geen sprake van een arbeidsovereenkomst, omdat de maandelijkse betalingen volledig waren gebaseerd op omzet. Als er geen omzet was, was er geen uitbetaling. [21]
Omvang
Uit het onderzoek is gebleken dat het netwerk [nummer 2] ( [medeverdachte 1] ) 50 agenten omvatte met 268 klanten en dat netwerk [nummer 1] ( [medeverdachte 3] ) 48 agenten omvatte met 277 klanten. [22]
De door [naam 4] overgelegde bijlage bevat zoals gezegd een overzicht van de totale inzet (‘turnover’) die door (tussenkomst van) de vier netwerken op [website 1] geplaatst is. Tevens geeft het de commissies weer die behoorden bij die inzet. In het overzicht is de inzet gespecificeerd per netwerk per jaar, en onderverdeeld in inzet op weddenschappen op sportwedstrijden en andere online kansspelen, zoals casino. Uit het overzicht blijkt onder andere dat de totale inzet van de vier netwerken in de periode van 2011 tot en met 2015 ruim 30,3 miljoen euro bedroeg. Daarvan ziet € 16.499.257,- op inzetten op sportweddenschappen en ziet € 13.822.919,- op andere online kansspelen (zoals casino). Van de vier netwerken zijn [nummer 2] ( [medeverdachte 1] ) en [nummer 1] [medeverdachte 3] ) qua omvang de grootste; zij zijn gezamenlijk goed voor € 25.686.297,- van in totaal 30,3 miljoen euro inzet. De totale commissie bedroeg € 1.699.187,-. [23] Netwerk [nummer 2] is vanaf april 2011 actief, netwerk [nummer 1] is actief vanaf juli 2013. [24]
Tussenconclusie
Uit bovenstaande bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat op [website 1] online kansspelen konden worden gespeeld. Spelers konden direct bij [website 1] spelen, maar ook via een netwerk. De structuur van een netwerk bestond uit een master-agent, met daaronder verschillende agenten en daaronder weer meerdere spelers. Indien een agent/speler via het netwerk wilde spelen was de master-agent verantwoordelijk voor hun registratie. De master-agent had de mogelijkheid om zowel naar beneden in de structuur als naar boven in de structuur speelgelden te verplaatsen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [medeverdachte 1] vanaf april 2011 master-agent bij [website 1] was met het doel zich te richten op de Nederlandse markt. Daarbij werkte hij samen met [medeverdachte 2] en beiden kregen vanaf januari 2012 € 5.000,- per maand als voorschot op de door hen te ontvangen commissie. [medeverdachte 4] was agent onder het netwerk van [medeverdachte 1] . Vanaf het moment dat [medeverdachte 1] verhuisde naar Cyprus verkreeg [medeverdachte 3] een master-account en kreeg daarvoor € 1.500,- als voorschot op de commissie. [medeverdachte 1] had een netwerk van in totaal 50 agenten en 268 klanten en [medeverdachte 3] had een netwerk met in totaal 48 agenten en 277 klanten waarbij de totale commissie in de periode van 2011 tot en met begin 2015 € 1.699.187,- bedroeg. Op verzoek van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd de commissie niet meer op agent niveau, maar op master-agent niveau uitbetaald.
Anoniem registreren en gokken
Op 6 mei 2014 is er een gesprek tussen [naam 6] (vermeld als “ [naam 7] ”) en [medeverdachte 3] getapt. In dat gesprek komt naar voren dat [medeverdachte 3] [naam 7] vertelt hoe een account wordt aangemaakt.
[naam 7] : Ja, enorm vaag, ik had net die jongen aan de telefoon die ook wedstrijden wil spelen.
Maar moet je ook email adressen opgeven of krijg Je gewoon een account of zo?
[medeverdachte 3] : Nee, luister, kijk, jij komt hier. ik maak jou een agent zeg maar, dat jij ook zelf
rekeningen kan aan. Je hoeft geen email op te geven want dan krijgen ze die post Dat wil
niemand toch?
[naam 7] : Nee.
[medeverdachte 3] : Krijgt je vrouw in een keer op de computer dat Je geeft gewoon op euh, [naam 7] @
euh. Je hoeft geen email. Je geeft niks op. Je hoeft niks op te geven.
[naam 7] : Nee, gewoon een naam, code, wachtwoord.
[medeverdachte 3] : Ja, Je krijgt gewoon een naam. Als jij wil wachtwoord, [naam 7] , en dan euh, maakt
niet uit weet Je wel. Maar je hoeft niks. Je krijgt geen emailtjes. Je hoeft geen email in te
vullen niks. Ze weten toch niet wie dat is. Je ken ook (NTV) Alibaba weet je.
[naam 7] : Nee joh, mij maakt het niets uit, maar die gasten willen ook spelen.
[medeverdachte 3] : Die krijgen dat niet. Ik bedoel, jij maakt gewoon wat aan, snap je wat ik bedoel,
dat is fictief. Je kan ook pietje puk zetten.
[naam 7] : Kan jij misschien een account voor mij nu aanmaken dat je er misschien 100 euro opzet
of zo dan kan ik een beetje in de vakantie kijken hoe of wat.
[medeverdachte 3] : Ja, tuurlijk kan dat. Om te proberen?
[naam 7] : Ja.
(....)
[medeverdachte 3] : Ik maak jou agent. Je snapt het binnen 1 seconde als jij dat ziet. Bijvoorbeeld
jouw vriend die wil spelen heet Piet. Je kan er ook inzetten hij heet Jan of zo. Je hoeft
niet zijn echte naam er in te zetten.
(….) [25]
Dit tapgesprek, waaruit blijkt dat [medeverdachte 3] een account voor agent [naam 6] aanmaakt waarbij gebruik wordt gemaakt van fictieve persoonsgegevens, is illustratief voor de werkwijze van het netwerk [medeverdachte 3] nu deze werkwijze wordt bevestigd in verschillende andere tapgesprekken en getuigenverklaringen. [26] Zo verklaart getuige [getuige 1] dat hij speelde onder verschillende accounts met verschillende namen en cijfers en dat hij deze kreeg van [medeverdachte 3] . Hij heeft nooit een legitimatiebewijs hoeven tonen. [27]
Dat het anoniem spelen ook bij [medeverdachte 1] mogelijk was blijkt uit zijn verklaring waarin hij aangeeft dat mensen bij hem wilden spelen omdat zij anoniem wilden blijven. [28]
Tussenconclusie
Deze wijze van aanmaken van een account is in strijd met de werkwijze van [website 1] . Bij [website 1] was de master-agent immers verantwoordelijk voor het invoeren van de juiste persoonsgegevens bij het aanmaken van een account. Door onjuiste persoonsgegevens in te voeren was de agent/speler niet te herleiden tot zijn identiteit waardoor de agent/speler anoniem kon gokken.
Contante inleg en contante betalingen
Uit verschillende verklaringen is gebleken dat er sprake is van een systeem van contante inleg en contante afrekeningen. [medeverdachte 1] heeft deze werkwijze in zijn verhoor bevestigd [29] en verschillende getuigen hebben verklaard over de wijze waarop het speelgeld ingezet werd op [website 1] .
Zo heeft getuige [naam 6] verklaard dat alle betalingen contant gingen en dat [medeverdachte 3] het vervolgens op de website [website 1] stortte. Hij heeft alleen aan [medeverdachte 3] betaald en nooit aan iemand anders. [30]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zijn resultaat van het gokken op de website [website 1] met [medeverdachte 3] afrekende. Hij kreeg elke maandag een bericht van [medeverdachte 3] met zijn gokstand waarop dan stond “dit bedrag minus dat bedrag maakt deze stand”. En die stand was dan het bedrag wat hij aan [medeverdachte 3] moest betalen of wat [getuige 1] van hem kreeg, afhankelijk van het gokresultaat. [medeverdachte 3] kwam wanneer het hem uitkwam langs om de stand af te rekenen. “Dit ging natuurlijk allemaal contant en niet per bank, anders kan ik het net zo goed legaal doen”. [31]
[medeverdachte 3] geeft in een tapgesprek van 6 mei 2014 aan dat alles contant gaat:
[naam 8] : En dat krijgt je dan contant, of stort je dat gewoon?
[medeverdachte 3] : contant, alles contant, alles contant. [32]
Puntensysteem
Uit het dossier komt naar voren dat er werd gespeeld met een zogenaamd puntensysteem waarbij er, afhankelijk van de afspraak met de agent/speler, met meer geld werd gespeeld dan op de website werd ingezet. Hierdoor werd een deel van de inzet buiten het zicht van [website 1] gehouden. [33]
Zo heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij via [website 1] op voetbalwedstrijden gokte. Hij kreeg van [medeverdachte 3] een gebruikersnaam en een wachtwoord en elke maandag stond er een bedrag van € 1.000,- speeltegoed. In werkelijkheid betrof dat een bedrag van € 10.000,-. “Ik neem aan dat [medeverdachte 3] deze handelswijze gebruikte om tegenover de beheerder van de site van [website 1] het daadwerkelijke speelbedrag te verbergen”, aldus [getuige 2] . [34]
Deze handelswijze wordt bevestigd door de 41 handgeschreven pagina’s (hierna: de handgeschreven lijsten) die bij de doorzoeking op 16 februari 2015 in de woning van [medeverdachte 3] zijn aangetroffen. [35] Op de eerste vier pagina’s staan 50 namen van agenten. Achter 40 van die agenten staat een vermenigvuldigingsfactor vermeld, ofwel x2 of x10. [36]
Een voorbeeld van een agent die op de handgeschreven lijst stond is agent [naam 9] . Achter [naam 9] staat 'X 10’. [naam 9] plaatste weddenschappen op de website [website 1] en rekende het resultaat dat werd behaald met de weddenschappen af met [medeverdachte 3] . Op het faxbericht van 12 mei 2014 dat [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] verstuurde (zie voor uitleg faxberichten onder 3.4.1.7 “Rol van [medeverdachte 1] ”), staat dat [naam 9] 1900 heeft gewonnen, terwijl het gewonnen bedrag volgens de informatie verkregen van [website 1] 190 was. [37]
Ook [medeverdachte 3] heeft het in tapgesprekken over punten en vermenigvuldigingsfactoren. Zo zegt hij in een tapgesprek van 15 juni 2014 tussen hem en “ [naam 10] ” dat alles maal 10 is. “
Dus als je een meijer wil spelen moet je 10 punten indrukken”. [38]
Naar aanleiding van het vermoeden dat er werd gespeeld met een puntensysteem is er een theoretische winstberekening gemaakt. Hieruit volgt dat binnen het netwerk van [medeverdachte 3] in de periode 2014 t/m begin 2015 tenminste € 712.588 werd verdiend met het aanbieden van kansspelen door middel van het puntensysteem. Van de € 712.588 is € 324.790 betaald aan commissies aan agenten. [39]
Conclusie
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat op [website 1] , door een groot deel van de agenten/spelers met een vermenigvuldigingsfactor werd gespeeld. Als er bijvoorbeeld werd gespeeld met een vermenigvuldigingsfactor van 10 werd slechts 1 euro ingezet op [website 1] en werden de overige 9 euro door de master-agent gehouden. Op deze manier werd buiten het zicht van [website 1] met meer geld gespeeld dan op de website werd ingezet door de agent of speler. De door [medeverdachte 3] geplaatste weddenschappen werden, voor zover sprake was van het spelen met de vermenigvuldigingsfactor, door het netwerk zelf gehouden. Daarmee kan [medeverdachte 3] als zelfstandige bookmaker worden beschouwd. Dit systeem was mogelijk vanwege de anonimiteit die spelers hadden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] de registratie van nieuwe agenten en/of spelers voor zijn rekening nam, maar daarbij accounts creëerde die niet te herleiden waren naar de identiteit van de agent en/of speler. Daarnaast zorgde het systeem van een volledig contante afhandeling van de weddenschappen ervoor dat het gerealiseerde exploitatieresultaat direct toeviel aan het netwerk van [medeverdachte 3] en buiten het zich van [website 1] bleef. Bovendien kon de master-agent, vanwege het feit dat hij speelgelden zowel naar boven als naar beneden kon verplaatsen, en de commissie van [website 1] alleen werd berekend op master-agent niveau, een groot deel daarvan beheren, zonder daarover verantwoording te hoeven afleggen jegens [website 1]
Dat [medeverdachte 3] zich er bewust van was dat de wijze waarop hij speelde anders was dan de wijze waarop door [website 1] was bedoeld, blijkt wel uit hetgeen hij tegen WOD-er [naam 2] vertelde. Op de vraag van [naam 2] of [website 1] legaal of illegaal was antwoordde [medeverdachte 3] dat het in principe legaal is, maar dat hij er illegaal op speelde. [40]
3.4.1.2 Goksystematiek via [website 2]
is een internetsite waarop kansspelen worden aangeboden waaronder (live) casino en (live) gokken op sportwedstrijden. [41]
[naam 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] hem vertelde dat het illegale [website 2] van hem en een compagnon is en dat die persoon ook 1 van de 4 is waar hij MB24 mee doet. [42]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [website 2] in november/ december 2014 is opgericht. Op de vraag wie eigenaar van [website 2] is heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] en nog 2 of 3 mensen eigenaar is. [43]
Structuur
Op de vraag van [naam 2] wat [medeverdachte 3] bedoelt met zijn eerdere sms waarin hij aangaf dat [naam 2] er ook geld mee kon verdienen, tekende [naam 11] een organogram met [medeverdachte 3] bovenaan, daaronder [naam 2] en daaronder weer diverse denkbeeldige personen. [44] [medeverdachte 3] zou voor [naam 2] een agent-account aanmaken met een loginnaam. 30 % van de winst was voor [naam 2] en 70% van de winst voor hem. [45]
Anonimiteit
[naam 2] heeft verklaard dat hij voor de website [website 2] inloggegevens heeft gekregen van [medeverdachte 3] maar dat hij daarvoor in het geheel geen persoonsgegevens, adresgegevens, bewijs van leeftijd, rekeningnummer of creditcardgegevens heeft moeten aanleveren. [46] Ook gaf [medeverdachte 3] aan dat alles cash ging. [47]
Omvang
In een tapgesprek van 14 januari 2015 tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wordt gesproken over spelers van [website 1] overzetten naar [website 2] en dat daar, net als bij [website 1] , met punten gespeeld moet gaan worden. Uit het tapgesprek kan voorts worden afgeleid dat er op 13 januari 2015 15 personen bij [website 2] speelden. [48]
De inhoud van het tapgesprek wordt bevestigd door de bevindingen van [naam 2] . [medeverdachte 3] heeft [naam 2] verteld dat hij nog ruim 100 mensen op [website 1] heeft spelen en dat hij ze allemaal wil overzetten naar [website 2] , omdat [website 1] mobiel niet in te zetten is en iedereen tegenwoordig mobiel is. [49] Ook heeft [naam 2] van [medeverdachte 3] gehoord dat [website 2] een applicatie is en dat hierop illegaal gegokt kan worden. Met illegaal bedoelde hij dat er geen belasting over betaald werd en je dus meer kon verdienen. [50]
Vanaf 22 december 2014 stond [website 2] ook op financiële faxoverzichten (zie voor uitleg faxberichten onder 3.4.1.7) waaruit kan worden afgeleid dat er ook daadwerkelijk werd ingezet en omzet werd behaald. [51]
Puntensysteem
[medeverdachte 3] heeft tegen [naam 2] verteld dat hij werkt met een puntensysteem en dat daarin 10 punten 100 is. Dus als iemand op papier 10 euro inlegt en 23 zou winnen dan is de uitbetaling 230 euro. Zo lijkt het alsof iemand veel minder inzet. [52]
In een tapgesprek van 14 januari 2015 tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wordt ook gesproken over punten waarbij [medeverdachte 3] aangeeft dat hij bij [website 2] iedereen maal 10 wil. [53]
Conclusie
[website 2] .com is een website waarop kansspelen worden aangeboden. Sinds december 2014 is deze site actief. In ieder geval zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] eigenaren van de site. Er is sprake van een agentenstructuur waarbij [medeverdachte 3] bovenaan staat, daaronder agenten en daaronder spelers. De agenten/spelers kregen een account van [medeverdachte 3] zonder daarbij gegevens te moeten verstrekken en alle betalingen gingen contant. Begin 2015 speelden er 15 personen bij [website 2] .
3.4.1.3 Goksystematiek van de voetballijsten
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij weleens een gokje waagde in de illegale gokhandel. Hij speelde met een groepje vrienden waarbij de rode draad was het voorspellen van voetbalwedstrijden en het inzetten daarop. [getuige 3] kreeg al 6 à 7 jaar voetballijsten van [medeverdachte 3] . Hij kreeg de lijsten per mail en per fax waarna hij vervolgens per fax de lijsten bij [medeverdachte 3] inleverde. [medeverdachte 3] is degene die de weddenschappen voor hem wegzette. [medeverdachte 3] kwam de verliezen zelf ophalen. [54] In tapgesprekken tussen [medeverdachte 3] en [getuige 3] wordt bevestigd dat [medeverdachte 3] weddenschappen aannam van [getuige 3] . [55]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij voetballijsten van [medeverdachte 3] ontving en dat hij aangenomen weddenschappen van derden per fax doorstuurde naar [medeverdachte 3] . [56]
Uit een tapgesprek van 23 juli 2014 blijkt dat [naam 11] (de vader van [medeverdachte 3] ) een faciliterende rol speelde bij het verspreiden van de voetballijsten:
[medeverdachte 3] belt uit naar zijn vader. [medeverdachte 3] zegt dat hij net een mailtje heeft gestuurd naar zijn vader en dat zijn vader dat bericht, de lijst, aan iedereen moet doorsturen. Vader zal dat doen. [57]
[naam 11] heeft de voetballijst van week 7 van 2015 onder 60 e-mailadressen verspreid. [58]
In een tapgesprek van 5 mei 2014 tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wordt door [medeverdachte 3] aangegeven dat hij wil stoppen met de lijsten, maar [medeverdachte 1] zegt dat hij de lijsten moet blijven maken, in ieder geval tot het WK. [59]
Op de financiële faxoverzichten die [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] stuurde (zie voor uitleg faxberichten onder 3.4.1.7) werden onder het kopje “St lijsten” de met de voetballijsten behaalde resultaten weergegeven. [60]
Conclusie
Uit bovenstaande bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zich bezighielden met het verspreiden van voetballijsten en het aannemen van weddenschappen op basis van die voetballijsten.
3.4.1.4 Goksystematiek via sms-berichten
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] zijn compagnon was en dat [medeverdachte 1] de quoteringen maakte. Deze quoteringen stuurde [medeverdachte 2] door naar anderen en deze anderen konden dan zelf bepalen of zij de weddenschappen aannamen. Als zij dat wilden dan stuurden zij [medeverdachte 2] een sms-bericht op welke wedstrijd zij wilden inzetten. [61] [medeverdachte 2] heeft voorts verklaard dat, als spelers verloren, [medeverdachte 1] en hij wonnen en dat de winst 50/50 ging. Er werd altijd contant uitbetaald en ook de inleg ging altijd contant. [medeverdachte 1] kreeg de inkomsten van het sms-systeem als hij weer eens in Nederland was, aldus [medeverdachte 2] . [62]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] weddenschappen aan hem heeft doorgegeven en dat [medeverdachte 1] die weddenschappen wegzette bij websites zoals [verschillende namen van websites] . Dat was zijn verdienmodel. [63]
Gedurende acht dagen in de periode van 7 april 2014 tot en met 15 april 2014 is de telefoon van [medeverdachte 2] getapt. In die periode heeft [medeverdachte 2] sms-berichten met daarin quoteringen voor voetbalwedstrijden ontvangen, die hij vrijwel direct na ontvangst doorstuurde naar een vaste lijst van ontvangers, waaronder [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] ontving daarop van de ontvangers alsmede van enkele anderen, sms-berichten met gokinzetten die hij telkens bevestigde met “ok”. Vervolgens stuurde [medeverdachte 2] de letterlijke tekst van de gokinzetten door aan [medeverdachte 1] . Uit de sms-berichten blijkt dat er in de acht dagen dat de telefoon van [medeverdachte 2] is getapt, door 13 mensen is ingezet op voetbalwedstrijden. In totaal is er een bedrag van € 43.110,- ingezet en een bedrag van € 31.604,- vanwege juiste voorspellingen uitgekeerd, zodat de winst in die periode € 11.506,- bedroeg. [64]
3.4.1.5 Wet op de kansspelen
Hierboven is uiteengezet met welke vormen van gokken [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zich bezighielden. De rechtbank zal hieronder ingaan op de vraag of sprake is van het aanbieden van kansspelen in de zin van en wellicht in strijd met artikel 1, lid 1, onder a, van de Wok.
De Wok luidt, voor zover van belang:
Artikel 1:

1 Behoudens het in Titel Va van deze wet bepaalde is het verboden:
a. gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend;
(…)”
Artikel 2:
Artikel 1 is niet van toepassing op
a. gelegenheden als daarin bedoeld, die noch voor het publiek zijn opengesteld, noch bedrijfsmatig worden gegeven;
(…)”
Tot 1 april 2012 in artikel 31, eerste lid, van de Wok, en per 1 april 2012 in art. 36, eerste lid, van de Wok, is, voor zover van belang, bepaald:

1 Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 1, eerste lid, onder a, (…) zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan, en overigens overtredingen.
(…)
3 Gedragingen, die in dit artikel als misdrijf of als overtreding zijn aangemerkt, zijn economische delicten in de zin van artikel 1, aanhef en onder 3°, van de Wet op de economische delicten.”
Kansspelen?
De rechtbank is van oordeel dat alle vier de gokmogelijkheden als kansspel moeten worden aangemerkt. Via de websites [website 1] en [website 2] .com kon worden ingezet op (live) sportwedstrijden, waaronder voetbalwedstrijden. Ook kon via deze websites virtueel (live) casino worden gespeeld. Via de voetballijsten en via het sms-systeem kon worden ingezet op de voetbalwedstrijden. Door deel te nemen aan deze gokmogelijkheden konden spelers meedingen naar prijzen en/of premies. De bepaling van de winnaars van deze prijzen en/of premies geschiedde door kansbepaling waarop de winnaars geen overwegende invloed konden uitoefenen.
Voor alle vier de gokmogelijkheden was er sprake van het bedrijfsmatig aanbieden buiten de besloten kring. Voor de websites geldt dat deze van buitenaf voor het publiek toegankelijk waren. Dat [website 2] .com nog in de beginfase was, maakt dat niet anders. Bovendien speelden er op 13 januari 2015 al 15 spelers en werd daaruit omzet behaald. [65]
Ten aanzien van het sms-systeem en de voetballijsten is de rechtbank van oordeel dat ook hiervoor geldt dat deze kansspelen werden aangeboden buiten een besloten kring. Het aantal van (minimaal) 60 personen dat middels een e-mail voetballijsten kreeg toegestuurd, gaat het aantal van een beperkte kring naar het oordeel van de rechtbank (ver) te boven. Hetzelfde geldt voor het sms-systeem. Uit het dossier kan worden afgeleid dat er in ieder geval aan 13 personen een sms werd gestuurd, maar ook door anderen, buiten deze kring, werd via sms-berichten op voetbalwedstrijden ingezet. [66] Daar komt bij dat, gelet op de grote bedragen die werden ingezet, naar het oordeel van de rechtbank gesproken kan worden van een bedrijfsmatig karakter.
Deze bevindingen leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat ten aanzien van alle vier de goksystemen sprake is van een kansspel in de zin van artikel 1, lid 1, onder a, van de Wok.
Gelegenheid geven?
Voor het gelegenheid geven van kansspelen moet sprake zijn van het in Nederland gelegenheid geven tot het spelen van kansspelen nu het gaat om een hier te lande geldende regeling.
De rechtbank is van oordeel dat voor alle vier de kansspelen geldt dat zij gericht waren, althans gelegenheid hebben geboden, om op de Nederlandse markt kansspelen te spelen. Er is dan ook sprake van het gelegenheid geven in de zin van artikel 1, lid 1, onder a, van de Wok.
Vergunning vereist?
Nu sprake is van het aanbieden van kansspelen in de zin van artikel 1, lid 1, onder a, van de Wok was een vergunning vereist. Niet is gebleken dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [verdachte] of [bedrijf 2] in de periode van 1 januari 2005 tot 26 januari 2016 een vergunning hebben aangevraagd bij, dan wel een vergunning verleend hebben gekregen van de Raad van het Bestuur van de Kansspelautoriteit (vanaf 1 april 2012) en/of het voormalige Projectbureau Kansspelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (tot 1 april 2012). [67]
Aanbieders
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld wie als aanbieder(s) van de verschillende kansspelen moet(en) worden aangemerkt. Daarvoor zal zij eerst enige opmerkingen maken over de tenlastegelegde criminele organisatie.
3.4.1.6 Was er een criminele organisatie?
Aan de verdachten is tenlastegelegd deelname aan een criminele organisatie die het oogmerk zou hebben gehad op overtreding van de Wok, belastingfraude, (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift.
Juridisch kader
Onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan ‘een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één ander persoon’. Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijk samenwerkingsverband het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan het min of meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking. Daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of de onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van een gemeenschappelijk doel van de organisatie en, meer in het algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van deelname aan een criminele organisatie is slechts dan sprake, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.
Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet vereist is dat de deelnemer opzet heeft op de door de organisatie beoogde of gepleegde, concrete misdrijven. Er moet sprake zijn van een zodanige rol in het geheel van handelingen dat het samenwerkingsverband daardoor functioneert of kan functioneren. Niet vereist is dat komt vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt met, althans bekend is geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Beoordeling
Zoals hiervoor reeds overwogen en ook nog naar voren zal komen bij de bespreking van de afzonderlijke rollen van de verdachten, zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] gedurende langere tijd betrokken geweest bij het op grotere schaal aanbieden van diverse vormen van gokken. Naast het aanbieden van gokken via voetballijsten en sms-berichten, zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in 2011 in contact gekomen met [website 1] met als doel de Nederlandse markt te betreden. Zij hebben een eigen, van de bij [website 1] gebruikelijke speelwijze afwijkende, structuur geïntroduceerd waarbij spelers anoniem en contant konden spelen, waarbij voorts op enig moment door het gebruik van een vermenigvuldigingsfactor een groot deel van de omzet buiten [website 1] om ging. Na het vertrek van [medeverdachte 1] naar Cyprus kreeg [medeverdachte 3] met betrekking tot het gokken via [website 1] een prominente rol. In zijn eigen rechtszaak zei [medeverdachte 3] hierover dat “hij de bedrijfsleider van [naam 12] in Nederland was”. In de loop van 2014 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een eigen – illegaal – gokplatform ontwikkeld: [website 2] . Het doel was, en dat was al deels gerealiseerd, om de agenten en spelers binnen hun [website 1] -netwerken over te zetten naar en te laten spelen via deze nieuwe site.
Voor alle aangeboden vormen van gokken heeft naar het oordeel van de rechtbank dit samenwerkingsverband te gelden als de aanbieder c.q. rechthebbende daarvan zoals bedoeld in de Wok. De leden van dit samenwerkingsverband gaven namelijk onmiskenbaar sturing aan de wijze waarop bij en via hen gespeeld kon worden, zij waren voor de agenten/spelers het enige aanspreekpunt, de opbrengsten en verliezen waren grotendeels voor (de leden van) het samenwerkingsverband en de contante financiële afwikkeling van de weddenschappen liep enkel via hen en niet bijvoorbeeld via [website 1] .
De samenwerking tussen de verdachten – hoewel niet telkens tussen alle verdachten onderling – had een zeer duurzaam en bestendig karakter. Er was veelvuldig contact met elkaar, waarbij veelal gokgerelateerde informatie werd uitgewisseld [68] en er werd financiële verantwoording afgelegd aan [medeverdachte 1] .
De rechtbank is verder van oordeel dat de hiervoor omschreven organisatie vanaf april 2011 als oogmerk (het doel) het aanbieden van kansspelen in Nederland en daarmee het opzettelijk overtreden van de Wok had. De rechtbank stelt vast dat dit oogmerk, het aanbieden van deze kansspelen in Nederland zonder vergunning en daarmee in strijd met de wet, een crimineel oogmerk was. Voor elke deelnemer aan de organisatie kan ook worden vastgesteld dat zij wisten dat het aanbieden van kansspelen zonder vergunning niet was toegestaan. [medeverdachte 1] [69] en [medeverdachte 2] [70] hebben dat bij de politie verklaard en [medeverdachte 3] heeft dat tegenover informant [naam 2] verklaard. [71] Gelet op het chatgesprek dat [medeverdachte 4] op 25 april 2013 heeft gevoerd [72] , het feit dat de betalingen alleen met contant geld werden verricht en gelet op de nauwe samenwerking met [medeverdachte 1] (die heeft verklaard dat hij wel wist dat een vergunning vereist was), acht de rechtbank afdoende bewezen dat ook [medeverdachte 4] wist dat de gokactiviteiten illegaal waren.
Als oogmerk van de criminele organisatie ziet de rechtbank ook het plegen van belastingfraude door het niet afdragen van kansspelbelasting. Dit ligt namelijk direct in het verlengde van het illegaal aanbieden van kansspelen. De organisatie kon immers enkel doorgaan met het illegaal aanbieden van deze kansspelen als ze onder de radar van de overheid zou blijven en dat vereist dat er ook geen kansspelbelasting zou worden afgedragen. Zou dat namelijk wel zijn gebeurd, dan zou de organisatie uit de anonimiteit zijn getreden en zou zijn uitgekomen dat er zonder vergunning kansspelen werden aangeboden. Uit de verklaring van [naam 13] van de Belastingdienst volgt dat er wel kansspelbelasting had moeten worden afgedragen. [73] Geen van de verdachten heeft voor zichzelf of de organisatie aangifte kansspelbelasting gedaan dan wel kansspelbelasting afgedragen. [74]
De rechtbank ziet het witwassen van de opbrengsten van het aanbieden van kansspelen en de daarmee vaak gepaard gaande valsheid in geschrift niet als oogmerk en dus als doel op zich van de organisatie. Het witwassen en de valsheid in geschrift ziet de rechtbank als een gevolg van het feit dat geld werd verdiend met het aanbieden van de kansspelen en dus met een misdrijf en de wens deze opbrengst een schijnbaar legale herkomst te geven om deze opbrengst vervolgens te kunnen gebruiken. Voor dit deel van de tenlastelegging zullen verdachten dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank zal de rol van elke verdachte nader duiden en de begindatum van hun deelname aan de criminele organisatie vaststellen.
3.4.1.7 Rol van [medeverdachte 1]
Naar het oordeel van de rechtbank moet [medeverdachte 1] worden gezien als leider van de criminele organisatie. De rechtbank acht daarvoor het volgende van belang.
[medeverdachte 1] heeft in ieder geval vanaf april 2011 via [website 1] als master-agent kansspelen aangeboden. Daarbij werkte hij samen met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] zijn compagnon was. Eerst bij [website 1] en daarna bij het sms-systeem. Bij het sms-systeem maakte [medeverdachte 1] meestal de quoteringen van de wedstrijden. Vervolgens stuurde [medeverdachte 2] de letterlijke tekst van de vermoedelijke gok-inzetten door naar [medeverdachte 1] [75] waarna [medeverdachte 1] de weddenschappen wegzette. [76] De winst bij het sms-systeem ging 50/50. [77]
Voorts stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] heeft geïntroduceerd bij [bedrijf 2] als “my business partner”. [78] [medeverdachte 1] heeft over zijn samenwerking met [medeverdachte 4] verklaard dat [medeverdachte 4] een agent onder hem was waar hij weddenschappen voor wegzette en waar hij ook commissie voor kreeg. [79] Ter zitting heeft [medeverdachte 4] in zijn eigen rechtszaak verklaard dat hij wekelijkse overzichten van de gokstanden aan [medeverdachte 1] stuurde.
[medeverdachte 1] emigreerde in augustus 2013 naar Cyprus [80] en heeft [medeverdachte 3] rondom die periode bij [bedrijf 2] geïntroduceerd als zijn opvolger. [81] Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 1] ook daarna intensief betrokken bleef bij het aanbieden van kansspelen via [website 1] , de voetballijsten en later [website 2]
In de periodes van 23 april 2014 tot en met 6 mei 2014, alsmede 6 juni 2014 tot en met 23 juli 2014 en 13 januari tot en met 16 februari 2015 is er gedurende 94 dagen 1103 keer telefonisch contact geweest tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin overwegend gok-gerelateerde onderwerpen werden besproken. [82] Een groot deel van die gesprekken is opgenomen in het dossier. Daaruit blijkt dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] nauw samenwerkten bij het aanbieden van kansspelen via [website 1] , [website 2] en de voetballijsten. Zo voerde [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 3] beheer over de accounts van [website 1] en hadden zij beide toegang tot die accounts. [83] [medeverdachte 3] stelde [medeverdachte 1] op de hoogte van verschillende gok-gerelateerde zaken, waaronder het aanmaken van nieuwe agenten [84] en de hoogte van commissie en krediet van agenten. [85] Daarnaast waren zij samen eigenaar van de website [website 2] . [86]
Naar het oordeel van de rechtbank had [medeverdachte 1] een sturende en leidende rol ten opzichte van [medeverdachte 3] Zo zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 3] dat hij de WK-lijst moet maken en dat hij daarna kan stoppen. [87] Dat [medeverdachte 3] zich er bewust van is dat [medeverdachte 1] de baas is, blijkt uit een tapgesprek waarin hij zegt dat hij weet dat [medeverdachte 1] bepaalt. [88] Ook is [medeverdachte 1] degene die de hoogte van de korting voor spelers/agenten bepaalt. [89]
Daarnaast maakte [medeverdachte 3] de boekhouding op van de behaalde gokresultaten via [website 1] , [website 2] en de voetballijsten waarbij [medeverdachte 1] uitleg gaf hoe [medeverdachte 3] bepaalde resultaten moest verwerken. [90] Vervolgens stuurde [medeverdachte 3] via de fax wekelijks een overzicht aan [medeverdachte 1] van de in die week behaalde gokresultaten van de agenten en/of spelers die onder [medeverdachte 3] speelden via [website 1] [91] , de voetballijsten [92] en vanaf december 2014 ook via [website 2] . [93]
Een voorbeeld van de wijze waarop de gokresultaten op de fax terecht kwamen, is de inzet van [naam 2] op een voetbalwedstrijd via [website 2] . Op 9 februari 2015 ontvangt [naam 2] een sms van [medeverdachte 3] met de tekst:
‘De stand is 575’.Na de vraag van [naam 2] of hier het percentage al vanaf was, ontving hij een sms de tekst:
‘Ja dat is netto met alles eraf.’Vervolgens is op het faxbericht van 9 februari 2015 onder het kopje “ [website 1] / [website 2] ” te zien dat dit bedrag met de naam [naam 2] staat vermeld. [94]
Naast een overzicht van de behaalde resultaten via [website 1] , de voetballijsten en [website 2] , staat ook de post “D-pot” op iedere fax vermeld. [medeverdachte 1] heeft daarover verklaard dat de D-pot zijn geld is. [95] Het saldo van de D-pot bedroeg op 26 januari 2015 € 589.300,- [96] en werd beheerd door [medeverdachte 3] . [97]
Voorts blijkt dat [medeverdachte 1] vorderingen had op verschillende spelers en agenten. Uit de zogenaamde vakjesoverzichten die tijdens de doorzoeking op 16 februari 2015 in het huis van [medeverdachte 1] op Cyprus zijn aangetroffen, in combinatie met een analyse van tapgesprekken, getuigenverklaringen, e-mails en faxoverzichten, blijkt dat de bedragen in de vakjesoverzichten wijzigden wanneer de spelers en/of agenten hun schuld in- of aflosten. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat de vakjesoverzichten inzicht geven in de openstaande vorderingen van [medeverdachte 1] op spelers en agenten waaronder ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . [98]
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat [medeverdachte 1] als leider van de criminele organisatie kan worden aangemerkt vanaf april 2011 tot en met 16 februari 2015 (de dag van zijn aanhouding).
3.4.1.8 Rol van [medeverdachte 3]
In 3.4.1.1 en 3.4.2.2 is uitgebreid ingegaan op de wijze waarop [medeverdachte 3] als master-agent van [website 1] , en later ook via [website 2] kansspelen heeft aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de aangehaalde tapgesprekken, getuigenverklaringen en de door [naam 2] opgemaakte processen-verbaal, ontegenzeggelijk dat [medeverdachte 3] degene is geweest die vanuit Nederland agenten en spelers heeft geworven, aangestuurd, weddenschappen heeft aangenomen en weggezet op [website 1] en [website 2] waarbij hij tevens zorgde voor de financiële afwikkeling van de weddenschappen. Ook heeft hij, zoals uiteengezet in 3.4.1.3 via voetballijsten weddenschappen aangenomen.
Uit het dossier volgt dat, hoewel [medeverdachte 3] een prominente rol had binnen de criminele organisatie, hij verantwoording moest afleggen aan [medeverdachte 1] , bijvoorbeeld over de financiën (zie hierover ook 3.4.1.7). De rechtbank is daarom van oordeel dat [medeverdachte 3] als deelnemer en niet als leider van de criminele organisatie moet worden gezien. De eerder genoemde verklaring van [medeverdachte 3] dat hij bedrijfsleider voor [medeverdachte 1] is geweest bevestigt deze rol.
Periode
Met betrekking tot de periode overweegt de rechtbank dat het dossier voldoende aanknopingspunten biedt voor de vaststelling dat [medeverdachte 3] zich reeds voor 2011 heeft bezig gehouden met het aanbieden van kansspelen. Uit het dossier blijkt echter niet dat [medeverdachte 3] dit heeft gedaan als deelnemer van de criminele organisatie, nu bewijs van een verband met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 4] in die periode ontbreekt. De drie tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de zomer van 2012 zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vanaf dat moment te spreken van deelname van [medeverdachte 3] aan de criminele organisatie.
Vanaf juli 2013 zijn weddenschappen geplaatst onder het netwerk [nummer 1] dat is toe te schrijven aan [medeverdachte 3] . [99] Nu [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zijn werkzaamheden als master-agent bij [website 1] vanaf de verhuizing naar Cyprus in augustus 2013 heeft overgedragen aan [medeverdachte 3] , [100] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 3] vanaf augustus 2013 tot en met 16 februari 2015 (de dag van zijn aanhouding) heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
3.4.1.9 Rol van [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij bij [website 1] heeft gewerkt en ook in april 2012 bij [website 1] in Engeland op bezoek is geweest samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . Er zijn afspraken gemaakt dat hij bij [website 1] zou gaan spelen en dat ze daar geld voor zouden krijgen, wat de commissie was dus. Ze hadden afgesproken met [website 1] dat ze mensen zouden vinden in Nederland en die zouden weddenschappen plaatsen bij hen en die zouden zij doorzetten bij [website 1] . Daarvoor kregen ze maandelijks € 5.000,- salaris. Daarnaast kreeg hij ook nog commissie over het verlies van de spelers. Die commissie werd op het account van [medeverdachte 1] bij [website 1] gestort. Als spelers iets wilden inzetten voor [website 1] dan konden ze hem een sms sturen. Die voerde hij dan in bij [website 1] of gaf hij door aan [medeverdachte 1] . Sommige weddenschappen hielden ze zelf. Op enig moment was het ook mogelijk dat spelers een account kregen.
Later hebben ze weddenschappen op voetbalwedstrijden van anderen aangenomen en deze weggezet bij [website 3] of zelf gehouden. Zijn compagnon [medeverdachte 1] maakte meestal de quoteringen van de wedstrijden en stuurde deze per sms naar hem door. Soms maakte hij de quoteringen zelf. Hijzelf zette deze quoteringen door aan anderen en deze personen stuurden hem een sms-bericht als ze wilden inzetten. Hij stuurde deze quoteringen per sms naar een vaste groep van c.a. 12 personen. Er hebben ook personen bij hem gespeeld die niet in zijn sms-groep zaten. Er werd achteraf afgerekend, alles ging contant. Hij is begonnen in 2012. Als spelers verloren dan wonnen [medeverdachte 1] en hij, de winst ging 50/50. Hij wist dat je een vergunning nodig had om gokken aan te bieden in Nederland en dat er belasting over betaald moest worden. [101]
Zoals reeds beschreven onder 3.4.1.4 ontving [medeverdachte 2] van [medeverdachte 1] sms-berichten met quoteringen voor voetbalwedstrijden, die hij vrijwel direct na ontvangst één op één doorstuurde naar een vaste lijst van ontvangers. Hij ontving daarop van de ontvangers, alsmede van enkele anderen, sms-berichten met gok-inzetten, die hij vervolgens doorstuurde naar [medeverdachte 1] .
Uit afgeluisterde telefoongesprekken tussen [medeverdachte 2] en “ [naam 14] ” [102] , “ [naam 15] ” [103] en [naam 16] [104] leidt de rechtbank af dat onder [medeverdachte 2] agenten werkzaam waren die op hun beurt weer spelers onder zich hadden. Bij vragen over afwijkende quoteringen nam [medeverdachte 2] contact op met [medeverdachte 1] die vervolgens besliste of [medeverdachte 2] een hogere quotering mocht afgeven voor een tweetal voetbalwedstrijden. [105]
Uit WhatsApp-gesprekken van [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 1 december 2014 leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] vroeg om 20k (vermoedelijk € 20.000) naar [medeverdachte 2] te brengen omdat [medeverdachte 2] een klant moest betalen. [106]
[naam 17] van [bedrijf 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] alle drie master-agent zijn geweest. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werkten eigenlijk samen. Zij deelden min of meer een netwerk. Er zijn dus geen aparte berekeningen voor [medeverdachte 2] . [107]
[medeverdachte 2] heeft over de periode van januari 2012 tot en met 6 juni 2013 zeventien betalingen van telkens € 5.000,- ontvangen van [bedrijf 5] . [108]
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande bewezen dat [medeverdachte 2] als deelnemer aan de criminele organisatie kan worden aangemerkt. De rechtbank ziet april 2011 als aanvangsdatum van de criminele organisatie en van de deelname van [medeverdachte 2] omdat dat het moment is dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] een eigen, van de structuur van [website 1] afwijkende, structuur hebben geïntroduceerd. Als einddatum heeft de dag van aanhouding te gelden (16 februari 2015).
3.4.1.10 Rol van [medeverdachte 4]
heeft ter terechtzitting erkend dat hij gokte op voetbalwedstrijden bij [website 1] , dat hij ook als agent heeft opgetreden, en dat hij accounts bij [website 1] heeft gemaakt voor anderen. Hij zette weddenschappen weg bij [website 1] en op andere websites zoals [website 3] maar ook bij [medeverdachte 1] en later via [website 2] . Hij kreeg commissie dan wel kortingen naar aanleiding van die weddenschappen. Hij had afspraken met [medeverdachte 1] gemaakt over de weddenschappen die hij wegzette en wat [medeverdachte 1] daaraan zou overhouden. Hij stuurde wekelijks overzichten van de gokstanden aan [medeverdachte 1] .
[naam 4] van [bedrijf 5] heeft over [medeverdachte 4] het volgende verklaard: “ [medeverdachte 4] is een agent. Hij is geen master-agent. Wij berekenen voor hem de commissie echter apart. Hij is de enige agent in het netwerk van [medeverdachte 1] voor wie wij dit doen. Je zegt dat hij zich in een grijs gebied bevindt waar wij hem min of meer behandelen als een master-agent. Ik denk dat dit min of meer juist is.” [109]
[medeverdachte 4] is in 2011 door [medeverdachte 1] bij [bedrijf 5] geïntroduceerd als “my business partner” [110] en voert vervolgens regelmatig overleg met medewerkers van [bedrijf 5] en doet allerlei voorstellen om de website van [website 1] te verbeteren ten behoeve van de wijze waarop [medeverdachte 1] en hij de website gebruiken. [111]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 4] een samenwerking had, dat [medeverdachte 4] een agent onder hem was waar hij weddenschappen voor wegzette en waar hij ook commissie voor kreeg. [112]
[medeverdachte 4] had via zijn agentenaccount bij [website 1] 15 spelers onder zich. Een aantal van deze spelers [spelers] ) hadden als agent weer spelers onder zich spelen. [113]
Uit berichtenverkeer tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] en ene [naam 18] leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 4] zich conformeert aan wat [medeverdachte 1] maximaal per weddenschap wil aannemen. [114]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bespreken in een telefoongesprek op 19 januari 2015 een gokinzet en gokstand van [medeverdachte 4] , waarbij de volgende getallen worden genoemd: “
inzet 25-4-50, prijzen 11-6-80, commissie 3440, netto 10 3 30 en op [website 2] moet ie netto betalen 8 85.” [115]
[medeverdachte 4] stuurde wekelijks financiële overzichten naar [medeverdachte 1] waarin van diverse gokplatforms (“Spel”, [website 3] en [website 4] ) de standen werden doorgegeven alsmede de commissie, betaalde bedragen en het nog openstaande bedrag. Uit de overzichten blijkt dat in de periode van oktober 2014 tot en met 9 februari 2015 een bedrag van € 321.355,- is ingelegd aan weddenschappen, een bedrag van € 269.380,- is uitgekeerd en een bedrag van € 11.910,- aan commissie is berekend voor [medeverdachte 4] . [116]
Ten slotte kan uit berichten tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] worden afgeleid dat [medeverdachte 4] ook betrokken was bij het laten spelen via een vermenigvuldigingsfactor. [117]
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande bewezen dat [medeverdachte 4] als deelnemer aan de criminele organisatie kan worden aangemerkt. De rechtbank ziet 1 april 2011 als aanvangsdatum van de criminele organisatie en van de deelname van [medeverdachte 4] omdat dat het moment is dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] een eigen, van de structuur van [website 1] afwijkende, structuur hebben geïntroduceerd. Als einddatum heeft de dag van aanhouding van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] te gelden (16 februari 2015).
3.4.1.11 Rol van [verdachte]
De rechtbank leidt uit het chatgesprek dat [verdachte] op 3 november 2014 met ene [naam 19] heeft gevoerd af dat zij wist dat haar (toenmalige) echtgenoot [medeverdachte 1] zich bezig hield met het aanbieden van illegale kansspelen. De enkele wetenschap van het bestaan van een criminele organisatie is echter niet voldoende om als deelnemer daarvan te worden aangemerkt. Daarvoor moet worden vastgesteld dat [verdachte] een actieve bijdrage heeft geleverd aan gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met, de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.
Het dossier bevat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden die wijzen op een rechtstreekse betrokkenheid van [verdachte] bij het aanbieden van illegale kansspelen dan wel belastingfraude. Er zijn wel de nodige aanwijzingen dat [verdachte] goed op de hoogte was van de openstaande vorderingen als gevolg van de illegale activiteiten van haar (toenmalige) echtgenoot, en ook dat zij actief bezig was om in samenwerking met anderen gokschulden te innen, maar dat zag veeleer op het mogelijke witwassen van de opbrengst van het illegale gokken en de daarmee gepaard gaande valsheid in geschrift. Maar zoals de rechtbank eerder heeft overwogen was witwassen en valsheid in geschrift niet het oogmerk van de organisatie maar slechts een gevolg van het feit dat geld werd verdiend met het aanbieden van de kansspelen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat – ook al kan worden vastgesteld dat [verdachte] op de hoogte was van het oogmerk van de organisatie, te weten: het aanbieden van kansspelen in Nederland zonder vergunning – de wel uit het dossier blijkende werkzaamheden die zij heeft verricht niet kunnen worden gekwalificeerd als werkzaamheden die aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie hebben bijgedragen dan wel dit concreet hebben ondersteund. [verdachte] zal dan ook van het onder feit 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
3.4.2
Feit 2 – valsheid in geschrift
[verdachte] wordt verweten dat zij samen met een of meer anderen gebruik heeft gemaakt van facturen waarop in strijd met de waarheid is vermeld dat door de onderneming van de verdachte, [naam 1] , werkzaamheden zijn verricht voor [bedrijf 1] . De verdachte zou deze facturen samen met een of meer anderen ter beschikking hebben gesteld aan [bedrijf 1] en aan twee banken ter onderbouwing van betalingen.
Uit het onderzoek komt naar voren dat [naam 20] een gokschuld had bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanwege via hen afgesloten weddenschappen bij [website 1] .
[naam 20] en [naam 21] hebben verklaard dat [naam 20] een gedeelte van deze schuld aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft terugbetaald via het bedrijf van [naam 21] , [bedrijf 3] . [naam 20] leende geld bij de bank, maakte dat over naar de rekening van [bedrijf 3] , en [bedrijf 3] betaalde aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de omschrijving ‘conform afspraak’ of ‘lening conform afspraak’. Die betalingen hebben in de periode juni 2013 tot en met 29 september 2014 plaatsgevonden.
Op de inbeslaggenomen telefoon van [verdachte] staat een sms-gesprek uit april 2013 tussen [verdachte] en “ [naam 22] ” van [bedrijf 4] waarin [verdachte] aan [naam 22] vraagt wat voor hypotheek [naam 20] heeft. Ook schrijft [verdachte] : “
drama met die [naam 20] al een jaar bezig”. [118] Op diezelfde telefoon staat in een notitie van 7 augustus 2013 het volgende:
“Titel: Inschrijving Cyprus naar [naam 23] sturen
Samenvatting: Invoice [naam 20]
Inhoud:
Inschrijving Cyprus naar [naam 23] stureninvoice [naam 20] "
In een brief van 14 oktober 2014 heeft [medeverdachte 1] aan [naam 24] , echtgenote van [naam 20] , bericht dat [naam 20] een gokschuld van € 865.000,- bij [medeverdachte 1] had en dat hij die moest terugbetalen. [119] [naam 24] heeft vervolgens [naam 25] benaderd om afspraken te maken over het terugbetalen van de schuld van [naam 20] via het bedrijf van [naam 25] , [bedrijf 1] . [120]
In een Whatsapp bericht van 1 november 2014 om 19:13 uur stuurt [verdachte] aan [medeverdachte 1] het volgende bericht:

Bedankt voor je telefoontje, zodat we nu eindelijk tot een oplossing kunnen komen. Hoor graag morgen van je, hoe laat en waar we dinsdag afspreken. Gr. [medeverdachte 1]”. [121]
In een Whatsapp bericht van 1 november 2014 om 19:18 uur stuurt [medeverdachte 1] aan [naam 24] het volgende bericht:

Bedankt voor je telefoontje, zodat we nu eindelijk tot een oplossing kunnen komen. Hoor graag morgen van je, hoe laat en waar we dinsdag of woensdag afspreken. ik blijf een paar dagen langer in nederland Gr. [medeverdachte 1]”. [122]
In een e-mail van 1 december 2014 van [naam 26] van [bedrijf 1] aan [medeverdachte 1] , met een cc aan [naam 20] , is de afspraak bevestigd dat [medeverdachte 1] per maand een factuur van € 20.000,- zou sturen aan [bedrijf 1] die door hen betaald zou worden, maar die niet in de boeken zou worden opgenomen. Als omschrijving op de factuur stelde [naam 26] voor ‘Consultancy’ en vernam graag of [medeverdachte 1] daarmee akkoord ging. [123]
Op de inbeslaggenomen laptop die in de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] is aangetroffen staan drie e-mails van
[e-mailadres 1]aan [e-mailadres 2] van 2 december 2014, 16 januari 2015 en 27 januari 2015, met als onderwerp ‘factuur [naam 27] ’. Bij elke e-mail is een bijlage gesloten met een factuur van [naam 1] aan [bedrijf 1] voor een bedrag van € 20.000,- per factuur met als omschrijving ‘consultancy voor de maand november 2014/december 2014/januari 2015.’ De facturen zijn gedateerd op 2 december 2014, 2 januari 2015 en 27 januari 2015. [124]
[verdachte] is eigenaar van [naam 1] . [125]
[naam 25] heeft verklaard dat hij de facturen van [medeverdachte 1] kreeg, dat ze nergens op gebaseerd waren, en dat ze niet zijn opgenomen in de administratie van [bedrijf 1] . Er is geen advies gegeven en er stond geen consultancy tegenover. Het bedrag dat op de facturen stond diende ter aflossing van de gokschuld van [naam 20] aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [126]
[naam 20] heeft verklaard dat hij aan [bedrijf 1] betaalde en het geld werd één op één doorbetaald aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] . [127]
[naam 23] van de [bank] in Monaco heeft verklaard dat het bedrag van € 20.000,- is ontvangen op de gezamenlijke rekening van [verdachte] en [medeverdachte 1] , en dat hij een kopie van de rekening van [naam 1] aan [bedrijf 1] van november 2014 heeft ontvangen als bewijsstuk. [128] [medeverdachte 1] heeft de factuur als bijlage bij een e-mail van 8 december 2014 aan [naam 23] verstuurd. [129]
[naam 28] van de [Bank 1] in Monaco heeft verklaard dat de rekening van [naam 1] aan [bedrijf 1] van 27 januari 2015 is gestuurd om de overboeking te verantwoorden. [130] [medeverdachte 1] heeft de factuur van 27 januari 2015 als bijlage bij een e-mail van 6 februari 2015 aan [naam 28] verstuurd. [131]
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er drie facturen zijn opgemaakt op naam van [naam 1] gericht aan [bedrijf 1] met als omschrijving ‘consultancy voor de maand november 2014/december 2014/januari 2015’, terwijl er in werkelijkheid geen werkzaamheden zijn verricht of diensten zijn verleend door [naam 1] aan [bedrijf 1] , maar dat de facturen bedoeld waren voor de aflossing van de gokschuld van [naam 20] aan [medeverdachte 1] . De facturen zijn dan ook valselijk opgemaakt.
[medeverdachte 1] heeft deze drie valse facturen aan [bedrijf 1] gestuurd. Ook heeft hij twee van de drie facturen ook per e-mail aan de [Bank 1] dan wel aan de [Bank 2] gestuurd als bewijsstuk ter onderbouwing van de betalingen die door [bedrijf 1] waren gedaan.
De vraag is welke rol [verdachte] hierbij heeft gespeeld.
De rechtbank stelt vast dat de facturen op naam van haar onderneming [naam 1] zijn opgemaakt. Daarnaast zijn er vanuit haar e-mailadres drie facturen aan [medeverdachte 1] verstuurd waarbij als onderwerp ‘factuur [naam 20] ’ stond vermeld. Daaruit leidt de rechtbank af dat zij wist dat de facturen niet voor consultancy werkzaamheden van haar onderneming waren.
Dat zij wist dat de facturen bedoeld waren voor het terugbetalen van de schuld van [naam 20] leidt de rechtbank af uit de wetenschap die [verdachte] had van de gokschuld van [naam 20] . Die wetenschap stelt de rechtbank genoegzaam vast op basis van de sms-berichten tussen [verdachte] en [naam 22] en de notitie die is aangetroffen op de telefoon van [verdachte] in combinatie met het gegeven dat [naam 20] op dat moment (2013) een schuld aan het afbetalen was op de gezamenlijke rekening van haar en [medeverdachte 1] .
Naast het opstellen van de valse facturen heeft [verdachte] aan [medeverdachte 1] een concept tekst voor een Whatsapp-bericht aan [naam 24] gestuurd zodat [medeverdachte 1] een afspraak met haar kon maken over de aflossing van de gokschuld van [naam 20] . Tot slot heeft [verdachte] een betaling van € 20.000,- ontvangen op haar gezamenlijke bankrekening met [medeverdachte 1] bij de [Bank 1] , ten behoeve waarvan een van de facturen is gebruikt.
Daarmee heeft [verdachte] een zodanig actieve rol gehad bij het gebruiken van de valse facturen, dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Dit gebruik is echter alleen strafbaar indien de valse facturen, als middel tot misleiding, tegenover derden zijn gebruikt. Nu [bedrijf 1] op de hoogte was van het feit dat de facturen vals waren, kan het ter beschikking stellen van deze facturen door [verdachte] aan [bedrijf 1] naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als gebruik tegenover derden als middel tot misleiding. Dit betekent dat [verdachte] op dit punt wordt ontslagen van rechtsvervolging.
Dat ligt anders voor het ter beschikking stellen van de valse facturen aan de [Bank 1] en de [Bank 2] . Deze banken waren niet betrokken bij het opstellen van de facturen en hadden geen wetenschap van de valsheid daarvan. Zij hebben deze facturen van [medeverdachte 1] ontvangen ter onderbouwing van de betalingen die [bedrijf 1] op de rekeningen van [verdachte] en [medeverdachte 1] heeft gedaan. Tegenover deze banken zijn de facturen dan ook gebruikt alsof zij echt en onvervalst waren, en dus als middel tot misleiding, zodat dit gebruik strafbaar is.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
2.
zij in de periode van 2 december 2014 2015 tot en met 6 februari 2015 in Nederland, en/of Cyprus en/of Monaco, tezamen en in vereniging met één of meer (rechts)perso(o)n(en), meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en heeft afgeleverd meerdere valse geschriften, te weten:
( a) een factuur (volgens opdruk) van [naam 1] aan [bedrijf 1] d.d. 2 december 2014 (DOC-991), en
b) een factuur (volgens opdruk) van [naam 1] aan [bedrijf 1] d.d. 2 januari 2015 (DOC-992), en
( c) een factuur (volgens opdruk) van [naam 1] aan [bedrijf 1] d.d. 27 januari 2015 (DOC-993),
elk zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid telkens hierin dat in strijd met de waarheid was vermeld dat door [naam 1] en door verdachte werkzaamheden en diensten zijn verricht ten behoeve van [bedrijf 1] , terwijl in werkelijkheid geen werkzaamheden en diensten door [naam 1] en door verdachte zijn verricht, bestaande het gebruikmaken en afleveren hierin dat verdachte en haar mededaders genoemde facturen ter beschikking hebben gesteld aan De [bedrijf 1] (DOC-990) en aan de [Bank 1] (DOC-1128) en aan [Bank 2] (DOC-1139) (ter onderbouwing van de in de facturen opgenomen betalingen en ter onderbouwing van de bancaire overboekingen), terwijl verdachte en haar mededaders telkens wisten die facturen bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde facturen die aan [bedrijf 1] ter beschikking zijn gesteld niet strafbaar zijn en dat [verdachte] voor dat gedeelte van het onder 2 tenlastegelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde is voor het overige volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn van tien maanden en heeft zij een strafkorting van 10% toegepast op de strafeis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in strafverminderende zin rekening moet worden gehouden met de volgende omstandigheden. De redelijke termijn waarbinnen een strafzaak dient te worden behandeld, is met tenminste drie jaar overschreden, nu het eerste verhoor van de verdachte heeft plaatsgevonden op 16 februari 2015. Bovendien betreft het zeer oude feiten. De verdachte heeft een blanco strafblad.
De raadsman heeft verzocht om bij bewezenverklaring een voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Het belang dat met het strafbaar stellen van dit handelen wordt beschermd, is het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer gesteld moet kunnen worden aan de juistheid van bepaalde geschriften. Dat vertrouwen heeft de verdachte geschaad.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 24 augustus 2018, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Strafkorting wegens overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of haar raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan echter in bepaalde gevallen worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank stelt vast dat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang heeft genomen op 16 februari 2015, de dag waarop de verdachte voor de eerste keer is verhoord en er een huiszoeking in haar woning heeft plaatsgevonden. Het eindprocesverbaal is gereedgekomen op 18 oktober 2016. In aanmerking nemende de aard en ernst van de verdenkingen tegen de verdachte, de betrokkenheid van meerdere verdachten, de tijdens het onderzoek door de meeste verdachten ingenomen proceshouding, komt de rechtbank tot het oordeel dat het tijdverloop tot 18 oktober 2016 niet als onredelijk kan worden gekwalificeerd. Dat geldt ook voor de tijd die het de verdediging heeft gekost om onderzoekswensen te formuleren en vervolgens om getuigen te horen bij de rechter-commissaris.
Anders oordeelt de rechtbank ten aanzien van de tijd die is verstreken tussen het gereedkomen van het eindprocesverbaal op 18 oktober 2016 en het opstellen van de voorlopige tenlasteleggingen door het openbaar ministerie in maart 2017, alsmede de tijd die is verstreken tussen de regiezitting op 30 oktober 2018 en de inhoudelijke behandeling in december 2019. Op dit tijdverloop heeft de verdediging geen invloed gehad.
Resumerend is de rechtbank van oordeel dat het recht van de verdachte op behandeling van haar strafzaak binnen een redelijke termijn is geschonden en dat deze termijn met een periode van 1,5 jaar is overschreden. De rechtbank zal daarom een korting op de straf toepassen van 10%. In plaats van een taakstraf voor de duur van 165 uren zal de rechtbank daarom aan de verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 150 uren.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 22c, 22d, 47, 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging met betrekking tot een deel van feit 2, zijnde de facturen die aan [bedrijf 1] ter beschikking zijn gesteld;
verklaart het bewezenverklaarde voor het overige en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
150 (honderdvijftig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
mr. M.S. Neervoort, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Schuttevaer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Het betreft steeds pagina’s van het proces-verbaal met gefisnummer [nummer 6] van de FIOD/Belastingdienst, kantoor Amsterdam ( [onderzoeksnaam] ’). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de dossiers:- Ambtshandelingen (AMB);- Documenten (DOC);- Getuigendossier (G);- Verdachtendossier (V).
2.AMB-205, p. 4.
3.DOC-567.
4.V06-01, p. 16.
5.V07-01, p. 14.
6.V07-02a, p. 3-4.
7.V07-02a, p. 2-3.
8.V06-02a, p. 6.
9.V07-02a, p. 3.
10.V08-02a, p. 10.
11.V07-01, p. 14 en DOC-1378.
12.V07-01, p.16.
13.V07-02a, p. 4.
14.V07-01, p. 15.
15.V07-02a, p. 3.
16.Bijlage 3 bij V06-02.
17.V06-02a, p. 7.
18.V06-02a, p. 5-6.
19.Bijlage 5 bij V06-02.
20.Bijlage 5 bij V06-02.
21.V07-02a, p. 7.
22.AMB-194, p. 4 en DOC-1405.
23.AMB-186, p. 145.
24.DOC-1456.
25.DOC-217.
26.AMB-205, p. 13 en AMB-186 p. 93–100.
27.G53-01, p. 3.
28.V01-001, p. 4.
29.V01-08, p. 40.
30.G-17, p. 10.
31.G53-01, p. 3.
32.DOC-216.
33.AMB-193, p. 4.
34.G10-01, p. 6.
35.AMB-193 en DOC-1382 en AMB-056 en AMB-56a.
36.AMB-193, p. 8.
37.AMB-193, p. 15-24.
38.DOC-1448.
39.AMB-186, p. 147 en AMB 36b, p. 60.
40.AMB-110, p. 3.
41.AMB-038, p. 3 en DOC-514.
42.AMB-088, p. 2.
43.V01-08, p. 48.
44.AMB-088, bijlage 1.
45.AMB-88, p. 2.
46.AMB-85, p. 2.
47.AMB-88, p. 2.
48.DOC-575.
49.AMB-110, p. 3.
50.AMB-081, p. 2.
51.DOC-1374.
52.AMB-089, p. 2.
53.AMB-186, p. 157 en DOC-575.
54.G14-01, p. 2-7.
55.AMB-186, p. 103-104 en DOC-342 en DOC-219.
56.AMB-186, p. 104 en G11-01, p. 4.
57.AMB-186, p. 86 en DOC-676.
58.AMB-186, p. 85 en DOC 770.
59.AMB-186, p. 84 en DOC-223.
60.AMB-036, p. 10-11.
61.V05-01, p. 2.
62.V05-05, p. 5.
63.V01-08, p. 42.
64.AMB-024, p. 8 en DOC-124.
65.DOC-575 en DOC-1374.
66.AMB-024, p. 7.
67.AMB-196, p. 6.
68.O.a. AMB-186, p. 19-20 en AMB-183, p. 14 en AMB-013, p. 4.
69.V-01-08, p. 17-18.
70.V-05-06, p. 2.
71.AMB-110.
72.AMB-196, p.8.
73.AMB-206 en G-33.
74.AMB-206 en G-33.
75.AMB-024, p. 8.
76.V01-08, p. 42.
77.V05-05, p. 5.
78.AMB-183, p. 86 en DOC-1299.
79.V-01-08, p. 43-44.
80.V01-02, p. 7.
81.V07-01, p. 5.
82.AMB-186, p. 20 en AMB-172, par. 4.3.
83.AMB-186, p. 36-38.
84.AMB-186, p. 23 en DOC-175.
85.DOC-620.
86.AMB-088, p. 2, V01-08, p. 48.
87.AMB-186 en DOC-223.
88.DOC-265.
89.AMB-186, p. 39 en DOC-498.
90.AMB-036, p. 8.
91.AMB-193, p. 26.
92.AMB-186, p. 81.
93.AMB-036, p. 5-19.
94.DOC-655.
95.V01-08, p. 32.
96.AMB-186, p. 35 en DOC-1231.
97.AMB-186, p. 33-34.
98.AMB-168, p. 2 -25.
99.DOC-1456.
100.V01-02, p. 7 en V01-08, p. 30.
101.Verhoren [medeverdachte 2] , V-05-01, V-05-05, V-05-07, V-05-11.
102.AMB-186, p. 43 en DOC-475a.
103.AMB-186, p. 114 en DOC-399.
104.AMB-186, p. 115 en DOC-406 en DOC-472.
105.AMB-186, p. 43 en DOC-425 en DOC-475a-480.
106.AMB-186, p. 47 en DOC-776.
107.V-06-02, p. 5 en 7.
108.AMB-035, p. 6 en DOC-426.
109.V-06-02, p. 7.
110.AMB-183, p. 86 en DOC-1299.
111.AMB-186, p. 88-100.
112.V-01-08, p. 43-44.
113.AMB-183, p. 29, 31-33, 40, 43-45 en 59.
114.AMB-186, p. 57-58 en DOC-1398 en DOC-963.
115.AMB-183, p. 11 en DOC-868.
116.AMB-183, p. 20-21.
117.AMB-186, p. 58-59 en DOC-1219.
118.AMB-211, p. 16-17 en DOC-1519.
119.DOC-989.
120.AMB-211, p. 14 en G-61-01, p. 5.
121.DOC-1517.
122.DOC-1518.
123.AMB-211 p. 18 en DOC-990.
124.AMB-211, p. 18 en DOC-991 en DOC-992 en DOC-993.
125.V-02-01, p. 4.
126.AMB-211, p. 19 en 26, G-77-01, p. 3.
127.AMB-211 p. 14, G-61-01, p. 5.
128.AMB-211, p. 20-21 en G-74-01a, p. 6.
129.DOC-1124.
130.AMB-211, blz. 23 en G-73-01a, blz. 7.
131.DOC-1139.