ECLI:NL:RBDHA:2019:13690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
19.25781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot verantwoordelijkheidscriteria en opvang in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een man afkomstig uit Italië, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. Eiser had eerder in Italië een asielverzoek ingediend en een verblijfsvergunning verkregen, maar dit betekent niet dat hij niet onder de Dublinverordening valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten niet binnen de gestelde termijn hebben gereageerd op het verzoek om terugname van eiser, waardoor Italië verantwoordelijk blijft voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft niet aangetoond dat hij een partner in Nederland heeft, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de behandeling van het beroep aan te houden.

De rechtbank heeft verder overwogen dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Italië in strijd met artikel 3 van het EVRM zal worden behandeld. De medische problemen die eiser ter zitting heeft aangevoerd, zijn niet onderbouwd met bewijsstukken. Eiser kan bescherming zoeken bij de Italiaanse autoriteiten indien hij vreest voor derden. De rechtbank heeft besloten dat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.25781
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met kenmerk NL19.25782, plaatsgevonden op 14 november 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H.M. Bodden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft eerder in Italië een eerste asielverzoek ingediend. Eiser heeft verklaard dat hij na die asielaanvraag in Italië een verblijfsvergunning heeft gekregen. Anders dan in de gronden van beroep is gesteld, betekent dat niet dat eiser niet langer onder de Dublinverordening valt. Uit Eurodac blijkt niet dat eiser in Italië internationale bescherming heeft gekregen. Het is aan eiser om dit te onderbouwen. Hiertoe had hij zijn verblijfsvergunning kunnen overleggen.
2. De Italiaanse autoriteiten hebben niet binnen de daarvoor gestelde termijn gereageerd op het verzoek van Nederland om terugname van eiser. Gelet hierop is Italië verantwoordelijk voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming.
3. Voor zover eiser heeft gesteld dat zijn partner in Nederland verblijft, heeft verweerder, gelet ook op de verklaringen van de betrokkenen, terecht overwogen dat eiser die partnerrelatie niet heeft aangetoond. Evenmin was er reden voor verweerder om te wachten met een beslissing op de asielaanvraag van eiser. Ook voor de rechtbank is er geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden.
4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet er vanuit worden gegaan dat Italië zijn internationale verplichtingen tegenover Dublinclaimanten naleeft. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat eiser overeenkomstig de Opvangrichtlijn in Italië zal worden opgevangen. Eisers verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 6 juni 2019 leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft in dit geval ook tegengeworpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt de opvang in Italië zonder toestemming te hebben verlaten. Dit heeft eiser in beroep niet weerlegd. Verder is niet gebleken dat eiser is aan te merken als een extra kwetsbare asielzoeker met een bijzondere opvangbehoefte.
5. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat eiser bij overdracht aan Italië zal worden blootgesteld aan een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De medische problemen waarover eiser eerst ter zitting heeft gesproken zijn niet met stukken onderbouwd.
6. Voor zover eiser stelt in Italië te vrezen voor derden overweegt de rechtbank dat eiser hiervoor de bescherming van de Italiaanse autoriteiten kan zoeken.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra-Hoekstra, griffier, op 14 november 2019.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.