ECLI:NL:RBDHA:2019:13632
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitstel van vertrek op grond van medische redenen in het vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor uitstel van vertrek door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.J. Manspeaker, had verzocht om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij stelde dat er een reëel risico bestond op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) om medische redenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de noodzakelijke medische behandeling in Algerije niet toegankelijk is. De rechtbank oordeelde dat de enkele stellingen van eiser over de hoge kosten van medische zorg en zijn kwetsbare situatie niet voldoende waren om een reëel risico op schending van het EVRM aan te nemen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.