ECLI:NL:RBDHA:2019:13625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
09/842348-18 en 09/852066-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor betrokkenheid bij schieten op coffeeshops in Delft en twee pogingen daartoe

Op 23 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken zou zijn bij schietincidenten op twee coffeeshops in Delft. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waaronder 10 januari, 4 april, 24 juni en 9 december 2019. De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft vorderingen gedaan tegen de verdachte, die geboren is in 1992. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het schieten op de coffeeshops en het in bezit hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de schietincidenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts als snorder (illegaal taxi) fungeerde voor de schutters en dat er geen nauwe samenwerking was aangetoond. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de feiten die verband hielden met het schieten op de coffeeshops. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met braak in een woning en een andere diefstal. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/842348-18 en 09/852066-19 (reeds ttz. gev.)
Datum uitspraak: 23 december 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats]
GBA-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 10 januari 2019 (pro forma), 4 april 2019 (pro forma), 24 juni 2019 (pro forma) en 9 december 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weide naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van dagvaarding I (09/742348-18):
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 16 september 2018 te Delft,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade (een) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) van het leven te beroven, met dat opzet,
- meermalen, althans eenmaal (te weten omstreeks 05.55 uur), met een (automatisch) (vuur)wapen voor een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ) heeft/hebben plaatsgenomen en dat (vuur)wapen heeft/hebben gericht op voornoemd pand en/of voornoemd wapen heeft/hebben getracht te herstellen en/of door te laden en/of
- meermalen, althans eenmaal (te weten omstreeks 07.16 uur), met een (automatisch) (vuur)wapen voor een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 2] ) heeft/hebben plaatsgenomen en dat (vuur)wapen heeft/hebben gericht op voornoemd pand en/of voornoemd wapen heeft/hebben getracht te herstellen en/of door te laden en/of
- meermalen, althans eenmaal (te weten omstreeks 08.28 uur), met een (automatisch) (vuur)wapen voor een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ) heeft/hebben plaatsgenomen en dat (vuur)wapen heeft/hebben gericht op voornoemd pand en/of (vervolgens), meermalen, althans eenmaal, op/richting voornoemd pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ) heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 16 september 2018 te
Delft,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) en/of [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) (vuur)wapen op/richting een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ) te schieten en/of
- met een (automatisch) (vuur)wapen voor (een) pand(en) (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] en/of coffeeshop [coffeeshop 2] ) plaats te nemen en/of (vervolgens) dat (automatische) (vuur)wapen te richten op dat/die pand(en) en/of (vervolgens) dat (automatische) (vuur)wapen door te laden;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 16 september 2018 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) (vuur)wapen op voornoemd pand te schieten;
4.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Delft,
tezamen en in vereniging met een of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 en/of categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (automatisch) (vuur)wapen (van het merk CZ, type VZ61, kaliber 7,65mm), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning (gelegen [adres] )
- drie, althans een (aantal) laptop(s) en/of
- een (aantal) horloge(s) en/of
- een hoeveelheid sieraden en/of
- een (aantal) transport card(s) en/of chipcard(s) en/of
- een portemonnee en/of
- rugtas en/of
- hoofdtelefoon (Apple) en/of
- een personeels-/beveiligingspas en/of
- twee paspoorten,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2018 tot en met 10 oktober 2018 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
(een) goed(eren) te weten
- twee paspoorten en/of
- twee, althans een (aantal) horloge(s) en/of
- een paar oorbellen/-stekers en/of
- een laptop (Lenovo Thinkpad) en/of oplader (Lenovo) en/of
- een personeels-/beveiligingspas en/of
- een rugtas en/of
- een afstandsbediening
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van dagvaarding II (09/852066-19):
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2018 tot en met 10 oktober 2018 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning (gelegen [adres] )
- een laptop (merk HP) en/of
- een hoeveelheid auto-onderdelen en/of
- een hoeveelheid gereedschap,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de nacht van 15 op 16 september 2018 is er geschoten op coffeeshop [coffeeshop 1] in Delft. Enkele uren daarvoor was al getracht te schieten op [coffeeshop 1] , maar mislukte dat bij de bediening van het vuurwapen. Tussen die twee momenten was er ook getracht te schieten op nabijgelegen coffeeshop [coffeeshop 2] , maar dat mislukte om dezelfde reden.
De verdachte wordt verweten dat hij door (trachten) te schieten heeft gepoogd iemand (met voorbedachten rade) te doden (dagvaarding I feit 1), dat hij personen heeft bedreigd (dagvaarding I feit 2), dat hij een pand heeft vernield (dagvaarding I feit 3) en dat hij een vuurwapen voorhanden heeft gehad (dagvaarding I feit 4).
Voorts worden hem twee woninginbraken verweten (dagvaarding I feit 5 en dagvaarding II), en subsidiair in één van die zaken de heling van gestolen goederen (dagvaarding I feit 5).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding I (09/842348-18) onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I (09/842348-18) onder 5 primair en dagvaarding II (09852066-19) ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er vrijspraak dient te volgen voor de feiten 1 tot en met 4 van dagvaarding I. Daartoe is ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 van dagvaarding I aangevoerd dat de verdachte niet als (mede)dader betrokken is geweest bij de feiten. Ten aanzien van dagvaarding II is aangevoerd dat er geen sprake was van medeplegen. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Dagvaarding I: feiten 1 tot en met 4 (de beschieting van coffeeshops)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor alle feiten die samenhangen met het schieten en het pogen te schieten op de coffeeshops [coffeeshop 1] en [coffeeshop 2] in de nacht van 15 op 16 september 2018 te Delft.
Uit het onderzoek omtrent verdachtes betrokkenheid volgt niet meer dan dat hij snorder (illegaal taxi) was voor de schutters. Voorts is onvoldoende gebleken dat de verdachte wetenschap had dat de in zijn auto aanwezige personen zouden (pogen te) schieten op de coffeeshops. Naar het oordeel van de rechtbank is er onder die omstandigheden onvoldoende bewijs dat er tussen de verdachte enerzijds en de uiteindelijke schutters anderzijds sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Onder die omstandigheden dient vrijspraak te volgen voor de feiten 1 tot en met 4 van dagvaarding I.
3.4.2
Dagvaarding I: feit 5 [1]
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte het ten laste gelegde feit onder 5 van dagvaarding I (voor zover de rechtbank dit bewezen zal verklaren) heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het hierna vermelde bewezen verklaarde feit heeft begaan, op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 23;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 december 2019.
3.4.3
Dagvaarding II [2]
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte het ten laste gelegde feit van dagvaarding II (voor zover de rechtbank dit bewezen zal verklaren) heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het hierna vermelde bewezen verklaarde feit heeft begaan, op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 8;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 december 2019.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I (09/742348-18):
5 primair.
hij op 15 september 2018 te Amstelveen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning (gelegen [adres] )
- drie laptops en
- horloges en
- een sieraden en
- transport cards en
- een portemonnee en
- rugtas en
- hoofdtelefoon (Apple) en
- een personeels-/beveiligingspas en
- twee paspoorten,
toebehorende aan [benadeelde 1] ,
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van dagvaarding II (09/852066-19):
hij in de periode van 3 oktober 2018 tot en met 10 oktober 2018 te IJmuiden, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit
(een schuurtje bij)een woning (gelegen [adres] )
- een laptop (merk HP) en
- een auto-onderdelen en
- een gereedschap,
toebehorende aan [benadeelde 2] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van het geschorste bevel tot de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er een straf gelijk aan het voorarrest wordt opgelegd, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Daarbij is aangevoerd dat bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voorts heeft de raadsman zich tegen de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis verzet, omdat de verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en er geen verdere aanleiding is om tot opheffing van de schorsing over te gaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur ervan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning met braak en een (eenvoudige) diefstal. De verdachte heeft met zijn handelen het ongestoord eigendomsrecht van de slachtoffers aangetast en bij hen gevoelens van onrust opgewekt doordat hij zich heeft bevonden op plekken waar zij in alle redelijkheid mogen verwachten dat hun spullen daar veilig zijn voor derden.
De persoon van verdachte
De verdachte heeft de feiten bekend. Enig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen heeft hij echter niet getoond.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 november 2019, waaruit (onder meer) blijkt dat hij in 2016 tot een PIJ-maatregel is veroordeeld voor twee verkrachtingen, doodsbedreigingen, een diefstal met geweld, een poging tot afpersing, en een weerspannigheid.
De verdachte heeft niet willen meewerken aan onderzoek naar zijn persoonlijkheid.
De op te leggen straf
De aard en ernst van de gepleegde feiten vragen om een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer aansluiting gezocht bij andere zaken waarin sprake was van diefstallen (met braak).
Gelet hierop en gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
De rechtbank zal gelet op de duur van het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf het geschorste bevel tot de voorlopige hechtenis opheffen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I (09/842348-18) onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I (09/842348-18) onder 5 primair en het bij dagvaarding II (09/852066-19) tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 5 primair, dagvaarding I (09/842348-18):
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien dagvaarding II (09/852066-19):
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 (drie) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
mr. M. Peters, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2019.
Mr. M. Peters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH5R018052/Aether – Proces-verbaal zaaksdossier Woninginbraak Amstelveen, van de politie, districtsrecherche Westland -Delft (doorgenummerd blz. 1 t/m 317).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH5R018052/Aether – Proces-verbaal zaaksdossier Woningbraak IJmuiden, van de politie, districtsrecherche Westland -Delft (doorgenummerd blz. 1 t/m 11).