ECLI:NL:RBDHA:2019:13621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
09/842343-18 en 13/741123-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor betrokkenheid bij schieten op coffeeshops in Delft met vrijspraak voor poging moord en bedreiging

Op 23 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij schietincidenten op twee coffeeshops in Delft op 16 september 2018. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor vernieling van de coffeeshop en het voorhanden hebben van een vuurwapen, maar sprak hem vrij van poging tot moord en bedreiging met de dood. De rechtbank oordeelde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood van een persoon was en dat er geen redelijke vrees bestond voor de bedreiging. De verdachte had samen met anderen geprobeerd te schieten op de coffeeshops, maar het wapen functioneerde niet altijd. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en verklaringen van medeverdachten. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de feiten, maar de rechtbank achtte de verklaringen van medeverdachten betrouwbaar en ondersteund door objectieve gegevens. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/842343-18 en 13/741123-17 (tul)
Datum uitspraak: 23 december 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 24 juni 2019 (pro forma), 11 september 2019 (pro forma) en 9 december 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw C. Dirkzwager naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 16 september 2018 te Delft,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade (een) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) van het leven te beroven, met dat opzet,
- meermalen, althans eenmaal (te weten omstreeks 05.55 uur), met een (automatisch) (vuur)wapen voor een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ) heeft/hebben plaatsgenomen en dat (vuur)wapen heeft/hebben gericht op voornoemd pand en/of voornoemd wapen heeft/hebben getracht te herstellen en/of door te laden en/of
- meermalen, althans eenmaal (te weten omstreeks 07.16 uur), met een (automatisch) (vuur)wapen voor een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 2] ) heeft/hebben plaatsgenomen en dat (vuur)wapen heeft/hebben gericht op voornoemd pand en/of voornoemd wapen heeft/hebben getracht te herstellen en/of door te laden en/of
- meermalen, althans eenmaal (te weten omstreeks 08.28 uur), met een (automatisch) (vuur)wapen voor een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ) heeft/hebben plaatsgenomen en dat (vuur)wapen heeft/hebben gericht op voornoemd pand en/of (vervolgens), meermalen, althans eenmaal, op/richting voornoemd pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ) heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 16 september 2018 te Delft,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) en/of [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) (vuur)wapen op/richting een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ) te schieten en/of
- met een (automatisch) (vuur)wapen voor (een) pand(en) (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] en/of coffeeshop [coffeeshop 2] ) plaats te nemen en/of (vervolgens) dat (automatische) (vuur)wapen te richten op dat/die pand(en) en/of (vervolgens) dat (automatische) (vuur)wapen door te laden;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 16 september 2018 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) (vuur)wapen op voornoemd pand te schieten;
4.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Delft,
tezamen en in vereniging met een of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 en/of categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (automatisch) (vuur)wapen (van het merk CZ, type VZ61, kaliber 7,65mm), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2019 tot en met 11 maart 2019 te Amsterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasrevolver, van het merk Rohm, model RG76, kaliber 6mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de nacht van 15 op 16 september 2018 is er geschoten op coffeeshop [coffeeshop 1] in Delft. Enkele uren daarvoor was al getracht te schieten op [coffeeshop 1] , maar mislukte dat bij de bediening van het vuurwapen. Tussen die twee momenten was er ook geprobeerd te schieten op nabijgelegen coffeeshop [coffeeshop 2] , maar dat mislukte om dezelfde reden.
De verdachte wordt verweten dat hij door (trachten) te schieten heeft gepoogd iemand (met voorbedachten rade) te doden (feit 1), dat hij personen heeft bedreigd (feit 2), dat hij een pand heeft vernield (feit 3) en dat hij een vuurwapen voorhanden heeft gehad (feit 4). Voorts wordt hem het voorhanden hebben van een tweede vuurwapen verweten (feit 5).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. Daartoe is primair aangevoerd dat de verdachte niet betrokken is geweest bij de feiten en dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van het bewijs dient te worden uitgesloten. Voorts is ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 is voorts aangevoerd dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feiten 1 tot en met 4 (de beschieting van coffeeshops [coffeeshop 1] en [coffeeshop 2] )
Het (pogen te) schieten op twee coffeeshops
De camerabeelden
In de nacht van 15 op 16 september 2018 is er omstreeks 05:55 uur getracht te schieten op coffeeshop [coffeeshop 1] , gelegen aan de [straat] te Delft. Uit camerabeelden volgt dat een persoon (donkere kleding en met een tas in zijn hand) vanaf de zijde van de [straat] met de [straat] kwam aanlopen en stopte voor [coffeeshop 1] . De persoon had een vuurwapen in zijn handen, richtte daarmee op [coffeeshop 1] , maar een mondingsvlam was op de beelden niet te zien. De persoon probeerde daarop het vuurwapen door te laden. Vervolgens liep de persoon terug, om na 15 meter weer naar [coffeeshop 1] te lopen. De persoon richtte wederom het vuurwapen op [coffeeshop 1] en wederom was er geen mondingsvlam op de beelden te zien. De persoon liep weer weg in de richting van waar diegene gekomen was. [2]
Om 07.16 uur werd er ook getracht te schieten op coffeeshop [coffeeshop 2] , gelegen aan de [straat] te Delft. Uit camerabeelden volgt dat een persoon (donkere kleding, leek een blanke huidskleur, en een lichtkleurige tas met blauwe band over de schouder) vanaf de [straat] de [straat] kwam inrennen. De persoon stopte ter hoogte van [coffeeshop 2] en had een vuurwapen in zijn handen. De persoon richtte het vuurwapen op [coffeeshop 2] , maar het schieten leek niet te lukken. De persoon probeerde daarop het vuurwapen door te laden. De persoon richtte daarop het vuurwapen wederom op [coffeeshop 2] en weer weigerde het wapen. Dit herhaalde de persoon nogmaals. Vervolgens rende de man weg in de richting waarvan hij gekomen was. [3]
Om 08.28 uur werd er daadwerkelijk geschoten op coffeeshop [coffeeshop 1] . Uit camerabeelden volgt dat een persoon (donkere huidsleur, zwarte kleding met opdruk GSRD’, dragende een capuchon met petje er onder, en een wit/lichtkleurige met blauwe streep tas) vanaf de zijde van de [straat] met de [straat] richting de [coffeeshop 1] liep. De persoon had een vuurwapen in zijn hand en schoot twee maal op de winkelruit van [coffeeshop 1] . [4]
(Forensisch) onderzoek
De politie trof twee kogelgaten aan in de ruit van [coffeeshop 1] en twee inschoten op het kozijn van het uitgifte loket aan de binnenzijde van het pand. [5]
Na analyse van de camerabeelden en de op straat aangetroffen hulzen heeft de politie geconcludeerd dat het wapen gebruikt bij het schieten om 8.28 uur een vuurwapen betrof van het merk CZ, type VZ 61 (Scorpion), kaliber 7,65 mm. [6] Voor zover uit de beelden niet is op te maken of het wapen semi- of vol automatisch kon vuren, volgt uit het dossier dat de semi automatische variant een vuurwapen is in de zin van art. 1 onder 3, gelet op art. 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. De vol automatische variant is een vuurwapen in de zin van art. 1 onder 3, gelet op art. 2, lid 1, categorie II sub 2 van de Wet wapens en munitie. [7]
De blauwe Toyota C-HR
Uit camerabeelden in de omgeving van de coffeeshops volgt dat er in en omstreeks de periode waarin de incidenten bij de coffeeshops plaatsvonden een blauwe Toyota C-HR in de omgeving rond reed. De Toyota reed om 05:34, 07:07, 07:13 en 07:14 uur op de [straat] . Om 05:34, 05:55. 06:17, 07:03, 07:06, 07:18, 08:22 en 08:27 uur reed de Toyota op de [straat] . Om 05:46, 06:10, 07:03, 07:06, 07:17 en 08:26 uur reed de Toyota op de [straat] . [8] Uit camera’s van parkeerbeheer volgt dat de Toyota het kenteken [kenteken] voerde. [9]
Op camerabeelden van het schieten op [coffeeshop 1] om 8:28 uur is op de achtergrond de Toyota te zien, komende uit de richting waar daarvoor de schutter vandaan kwam en waar de schutter later weer naartoe rende. [10]
De kentekenhouder van de Toyota bleek te zijn [bedrijf] ., een autoverhuurbedrijf. De auto bleek in de periode van 7 september 2018 tot en met 26 september 2018 gehuurd te zijn op naam van [betrokkene] . Als tweede bestuurder stond [medeverdachte 1] vermeld, één van de verdachten.
De 112-melding en de Toyota
Om 09:27:40 uur kwam er bij de Landelijke Meldkamer een 112-melding binnen dat er schoten waren gehoord bij coffeeshop [coffeeshop 1] in de [straat] te Delft. [11] De telefoon – met daarin een SIM-kaart met telefoonnummer [telefoonnummer] – straalde tijdens de melding een zendmast aan nabij de [straat] in Amsterdam Zuidoost. [12]
Uit Vialis verkeersgegevens volgt dat de Toyota om 09:06 uur zich bevond op de [straat] te Amsterdam. Om 09:34 uur bevond de Toyota zich op de [straat] te Amsterdam Zuidoost. Voornoemde [straat] is gelegen tussen die twee locaties. [13]
De verklaringen van [medeverdachte 1]
(hierna: [medeverdachte 1] ) heeft op 28 januari 2019 verklaard dat hij op 16 september 2018 samen met een donkere jongen in Amsterdam was en dat hij daarna een licht getinte jongen met de auto heeft opgehaald in de Bijlmer. De donkere jongen noemde hij “D’ en de licht getinte jongen ‘Anti’. [medeverdachte 1] reed in een blauwe Toyota C-HR die hij bij [bedrijf] had gehuurd. ‘Anti’ moest in Delft zijn, waar [medeverdachte 1] en ‘Anti’ de dag ervoor al gezamenlijk naar toe waren gegaan. ‘D’ reed daarop naar Delft, terwijl [medeverdachte 1] op de bijrijdersstoel in slaap viel. ‘Anti’ zat rechts achterin. Hoe er naar Delft is gereden weet hij niet, maar [medeverdachte 1] is wel – op de navigatie – naar Amsterdam teruggereden. ‘Anti’ had hij afgezet in de Bijlmer, maar hij kwam terug omdat er niemand thuis bleek te zijn. Vervolgens reden zij 100 meter verder, waarna ‘D’ en ‘Anti’ uitstapten. ‘Anti’ ging vervolgens telefoneren en gooide daarna de telefoon in het water. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] ‘Anti’ afgezet bij de Hofgeest (bij portiek [nummer] of portiek [nummer] ) en ‘D’ in Kraaiennest. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij ‘D’ kent van de tijd dat hij samen met hem in de PI Lelystad in detentie zat in de periode 2013 tot 2015 en van het uitgaan. De Snapchat naam van ‘D’ is [naam] en dat staat ook in [medeverdachte 1] telefoon. D. is van Afrikaans, Ghanese afkomst en heeft een donker gezicht. Geconfronteerd met een geluidsopname van de 112-melding herkent [medeverdachte 1] de stem van ‘Anti’. Voorts heeft hij verklaard dat ‘Anti’ de wit-blauwe tas met handvat had meegebracht en weer heeft meegenomen. [14]
Op 8 februari 2019 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij een snorder (illegale taxi) is. Geconfronteerd met een vermelding onder “ [naam] ” op schermafdrukken in zijn telefoon heeft hij bevestigd dat het Snapchat-account van ‘D’ [naam] is. Voorts heeft hij verklaard dat hij denkt dat ‘Anti’ van Antilliaanse afkomst is, gezien diens gezicht en huidskleur. Geconfronteerd met een politiefoto van verdachte [verdachte] [15] (hierna: [verdachte] ) heeft [medeverdachte 1] verklaard dat dit de persoon is die hij ‘D’ noemt. [16]
De rechtbank ziet zich gelet op de verweren van de raadsvrouw gesteld voor de vraag of de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Voorts ziet zij zich gesteld voor de vraag of zijn verklaringen “sole and decisive” zijn om tot een bewezenverklaring te komen”. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank zal eerst de volgende feiten en omstandigheden uiteenzetten die voor de beoordeling van die vragen relevant zijn.
Het telefoonnummer [telefoonnummer]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat bij het CIOT geregistreerd op naam van [medeverdachte 1] . [17] Voorts heeft hij dat telefoonnummer omstreeks 27 september 2018 opgegeven bij autoverhuurbedrijf [bedrijf] . [18] Uit taps op dit telefoonnummer volgt dat de gebruiker zich “ [naam] ” en “ [medeverdachte 1] ” noemt. [19] Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] op 16 september 2018 de gebruiker was van telefoonnummer [telefoonnummer] .
Bevindingen t.a.v. [verdachte]
Telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer]
Op 16 september 2018 straalde het telefoonnummer [telefoonnummer] (telefoon van [medeverdachte 1] ) en het telefoonnummer [telefoonnummer] op onderstaande momenten de navolgende (zelfde) zendmasten aan: [20]
Tijd
Telefoonnummer
Adres zendmast
03:27:24 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Amsterdam Zuidoost
03:35:12 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Amsterdam Zuidoost
05:25:38 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
05:25:29 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
05:39:00 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
06:23:03 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
06:49:46 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
08:29:57 uur [21]
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
10:26:23 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Amsterdam Zuidoost
10:42:37 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Amsterdam Zuidoost
In de periode van 2 april 2018 tot en met 2 oktober 2018 is telefoonnummer [telefoonnummer] (telefoonnummer van [medeverdachte 1] ) niet in Delft geweest anders dan op 15 en 16 september 2018. [22] De historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] zijn opgevraagd voor de periode vanaf 7 september 2018 tot en met 5 maart 2019. In die periode is het telefoonnummer in gebruik geweest tot 26 september 2018. Gegevens voor 7 september 2018 zijn niet bekend. Enkel op 16 september 2018 straalt telefoonnummer [telefoonnummer] aan in Delft. [23]
Telefoonnummer [telefoonnummer] heeft op zondag 16 september 2018 om 10:42:37 uur een telefoongesprek van 180 seconden gevoerd met telefoonnummer [telefoonnummer] . [24] [naam] , de moeder van verdachte [verdachte] , heeft verklaard dat zij de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer] . [25]
De zendmast die het meest aangestraald werd in de periode van 7 september 2018 tot en met 26 september 2018 door telefoonnummer [telefoonnummer] is de zendmast aan de [straat] te Amsterdam Zuidoost. Binnen het bereik van deze zendmast ligt het adres [straat] te Amsterdam Zuidoost. Dat betreft het GBA-adres van [verdachte] . [26]
Uit onderzoek naar de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen telefoon volgt dat op twee afdrukken onder “ [naam] ” een contact “ [naam] ” stond vermeld. [27] [verdachte] heeft ter terechtzitting van 9 december 2019 verklaard dat hij “ [naam] ” gebruikt als naam en dat dit verwijst naar zijn initialen. Voorts heeft hij verklaard dat hij [medeverdachte 1] kent. [28]
Uit de politiefoto’s van [verdachte] volgt dat hij een donkere huidskleur heeft. [29]
Bevindingen t.a.v. [medeverdachte 2]
Telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer]
Voornoemd telefoonnummer [telefoonnummer] , waar de 112-melding mee werd gedaan, blijkt alleen te zijn gebruikt voor de 112-melding om 09:27 uur op 16 september 2018. De bij dat telefoonnummer behorende SIM-kaart was even daarvoor, om 09:15:21 en 09:17:02 uur, geactiveerd. Die SIM-kaart zat op dat moment in een Samsung telefoontoestel met IMEI-nummer [nummer] . [30]
Voordat die SIM-kaart in het telefoontoestel met IMEI-nummer [nummer] werd gestopt, heeft in dat telefoontoestel een SIM-kaart gezeten met telefoonnummer [telefoonnummer] . Die had van 14 tot en met 16 september 2018 in dat telefoontoestel gezeten. [31] Op 14 september 2018 om 17:57:24 uur belde telefoonnummer [telefoonnummer] naar telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 13 september 2018 belde telefoonnummer [telefoonnummer] naar telefoonnummer [telefoonnummer] om 17:59:08, 18:09:25 en 18:19:11 uur. Er kwam op beide dagen op geen enkel moment contact tot stand. Het telefoonnummer [telefoonnummer] stond geregistreerd op naam van [naam] . [32] [naam] is de oma van verdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). [33]
De politie heeft via telefoonnummer [telefoonnummer] contact gelegd met [naam] . In haar oude telefoon had zij telefoonnummer [telefoonnummer] vermeld zien staan op 13 september 2018 om 6:19 uur (PM) en tweemaal om 6:09 (PM). [34]
Shell pinbetaling
Op 16 september 2018 vond er om 05:43 uur een pinbetaling plaats met een bankpas behorende bij een bankrekening op naam van [medeverdachte 2] . De betaling vond plaats bij Shell Expres Delft gelegen aan de [straat] te Delft. Dit betreft een selfservice station waar enkel kan worden betaald met een pinpas, waarbij gebruik gemaakt moet worden van de bijbehorende pincode. [35] Er was maar één pinpas afgegeven voor de rekening. [36]
Telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer]
In de nacht van 16 september 2018 had telefoonnummer [telefoonnummer] (die in de telefoon had gezeten waar de 112-melding werd gedaan) vier maal contact met telefoonnummer [telefoonnummer] . Te weten om 03:01:05, 03:26:39, 03:33:54 en 04:39:35 uur. In de periode van 14 september 2018 tot en met 16 september 2018 was er drieëntwintig maal contact tussen beide nummers. [37]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] had op 16 september 2018 ook zeven maal contact met [telefoonnummer] (telefoon van [medeverdachte 1] ), namelijk om 03:25:15, 03:25:48, 04:23:33, 04:23:53, 04:24:23, 04:25:02 en 04:27:12 uur.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] had op 15 september 2018 contact met telefoonnummer [telefoonnummer] . [38]
Op 15 september 2018 (de dag voor het schieten) straalde het telefoonnummer [telefoonnummer] (telefoon van [medeverdachte 1] ) en het telefoonnummer [telefoonnummer] op onderstaande momenten de navolgende zelfde zendmasten aan: [39]
Tijd
Telefoonnummer
Adres zendmast
03:55:17 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
03:57:12 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
03:58:38 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
03:58:40 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
04:19:24 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
04:19:32 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
04:21:21 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
04:36:43 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
05:36:58 uur
[telefoonnummer]
[straat]
Delft
Reeds is vastgesteld dat in de periode van 2 april 2018 tot en met 2 oktober 2018 telefoonnummer [telefoonnummer] (telefoonnummer van [medeverdachte 1] ) niet in Delft is geweest anders dan op 15 en 16 september 2018. [40] Telefoonnummer [telefoonnummer] is in de periode vanaf 6 september 2018 tot en met 5 februari 2019 alleen op 15 september 2018 in Delft geweest. [41]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de SIM-kaart behorende bij telefoonnummer [telefoonnummer] in de periode van 6 september 2018 tot en met 20 november 2018 steeds in hetzelfde telefoontoestel zat met IMEI-nummer [nummer] , met uitzondering van 22 oktober 2018 en 7 november 2018. [42]
Dit toestel betrof een Apple iPhone 6S en blijkens de historische verkeersgegevens hadden in de opgevraagde periode van 6 september 2018 tot en met 5 februari 2019 beurtelings vier SIM-kaarten gezeten. Eén van deze SIM-kaarten was voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [43]
Voornoemde Apple iPhone 6S werd op 23 januari 2019 onder [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) aangetroffen bij diens aanhouding voor een niet gerelateerde zaak. [44]
[getuige 2] en [getuige 1]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij zijn telefoon aan een vriend heeft gegeven en dat hij vervolgens op 14 september 2018 naar de moeder van zijn kind is gegaan in Almere. Die vriend had drie tot vier dagen bij [getuige 2] geslapen op het adres [straat] te Amsterdam. Die vriend kwam uit Rotterdam en had de telefoon langer dan een week. [45]
[getuige 1] , de moeder van [getuige 2] , heeft verklaard dat half september 2018 een vriend van [getuige 2] logeerde op het adres [straat] te Amsterdam. Diegene zou “ [naam] ” heten, Antilliaans zijn, een lichte huidskleur hebben, in Rotterdam wonen maar voorheen in Amsterdam. [46] [getuige 1] is geconfronteerd met een foto van [medeverdachte 2] en zij heeft toen verklaard “Dat is hem. Hij moet gaan zeggen aan wie hij de telefoon heeft gegeven.” [47]
[getuige 2] en [medeverdachte 2] komen in de politiesystemen voor ter zake een gezamenlijk gepleegde diefstal uit een woning. Blijkens een door [medeverdachte 2] afgelegde verklaring is zijn roepnaam “ [naam] ”. [48] [medeverdachte 2] stond op 22 mei 2019 ingeschreven op het adres [straat]
te Krimpen aan den IJssel. Dat is een buurtgemeente van Rotterdam en Capelle aan den IJssel. Op datzelfde adres staat zijn moeder ingeschreven. Een historisch adres van hem en zijn moeder is [straat] te Amsterdam. [49]
De moeder van [medeverdachte 2] heeft aan de politie het telefoonnummer [telefoonnummer] gegeven als het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . Uit tapgesprekken op dit telefoonnummer volgt dat de gebruiker “ [naam] ” wordt genoemd. [50]
Uit onderzoek naar de adresgegevens in het navigatiesysteem van de door [medeverdachte 1] gebruikte blauwe Toyota van firma [bedrijf] volgt dat daar onder meer het volgende adres in stond vermeld: “ [straat] Amsterdam”. [51]
Uit de foto’s van [medeverdachte 2] volgt dat hij een licht getinte huidskleur heeft. [52]
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [medeverdachte 1] consistent en verifieerbaar verklaard. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat zijn verklaringen op essentiële punten door objectieve gegevens worden ondersteund. In het bijzonder, maar niet beperkt tot, blijkt uit de Vialis verkeersgegevens dat de auto die [medeverdachte 1] op 16 september 2018 bestuurde om 9:06 en 9:34 uur in twee straten had gereden waar tussen de [straat] ligt. Dat is de straat waar de zendmast stond die werd aangestraald bij de 112-melding om 9:27 uur. Dit ondersteunt de verklaring van [medeverdachte 1] dat ‘Anti’ in de Bijlmer naar 112 had gebeld. Dat [medeverdachte 1] ook heeft verklaard dat de telefoon waarmee die 112-melding werd verricht door ‘Anti’ in het water werd gegooid vindt bevestiging in de historische verkeersgegevens van dat telefoonnummer, aangezien er nadien geen activiteit meer met dat nummer is waargenomen. De historische verkeergegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer] bevestigen de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij met ‘D’ op 16 september 2018 in Delft is geweest. Dit laatste telefoonnummer heeft gedurende enkele minuten contact gehad met het telefoonnummer van de moeder van [verdachte] . De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat het telefoonnummer [telefoonnummer] kan worden toegeschreven aan [verdachte] . De historische verkeergegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer] bevestigen dat [medeverdachte 1] samen met ‘Anti’ ook op 15 september 2018 in Delft is geweest.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar en is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De betrokkenheid van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2]
Van een directe betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij het (trachten te) schieten is niet gebleken. Voorts is ook onvoldoende bewijs dat er tussen [medeverdachte 1] enerzijds en de uiteindelijke schutters anderzijds sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat hij met twee personen naar Delft is gereden op 16 september 2018. Uit de camerabeelden van de mislukte beschieting om 7:16 uur op [coffeeshop 2] volgt dat er sprake was van een schutter met een lichte huidskleur. Uit de camerabeelden van de beschieting op [coffeeshop 1] om 8:28 blijkt dat de schutter een donkere huidskleur had. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat er door twee verschillende personen is geschoten/getracht te schieten. Van de eerste mislukte beschieting om 05:55 op [coffeeshop 1] zijn de camerabeelden te onduidelijk om de dader te onderscheiden.
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] direct betrokken is geweest bij de feiten op 16 september 2018. Daartoe is redengevend dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] met hem op 16 september 2018 naar Delft is gereden. Dit wordt ondersteund door de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer] dat aan [verdachte] kan worden toegeschreven. Immers twee uur na de daadwerkelijke beschieting op [coffeeshop 1] is met laatst genoemd nummer voor 180 seconden naar de moeder van [verdachte] gebeld.
Gelet op hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen over de twee schutters en het feit dat [verdachte] een donkere huidskleur heeft – terwijl [medeverdachte 2] een licht getinte huidskleur heeft – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de persoon was die daadwerkelijk heeft geschoten op [coffeeshop 1] om 8:28 uur.
Namens [verdachte] is ter terechtzitting van 9 december 2019 een alternatief scenario bepleit, te weten dat [verdachte] zijn telefoon in de auto van [medeverdachte 1] was vergeten en zelf niet in de auto zat. De rechtbank is van oordeel dat dat scenario niet aannemelijk is geworden. [verdachte] heeft niet verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij in die tijd zijn telefoon in de auto van [medeverdachte 1] heeft laten liggen. Evenmin heeft hij verklaard hoe en wanneer hij zijn telefoon van [medeverdachte 1] zou hebben teruggekregen. Daar komt bij dat zijn telefoon twee uur na het beschieten op [coffeeshop 1] contact heeft gelegd met het nummer van zijn moeder. Daaruit concludeert de rechtbank dat [verdachte] dit telefoonnummer en de telefoon in de nacht van 16 september 2018 bij zich had.
Verder volgt uit de voorgaande bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 2] ook direct betrokken is geweest bij de feiten op 16 september 2018. Daartoe is redengevend dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat ‘Anti’ met hem op 15 september 2018 naar Delft is gereden. Dit wordt ondersteund door de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit laatste telefoonnummer kan via [getuige 2] aan [medeverdachte 2] worden toegeschreven voor in ieder geval de periode na 14 september 2018. Immers, dit telefoonnummer had in een telefoon gezeten die onder [getuige 2] is aangetroffen. Deze [getuige 2] heeft verklaard dat hij zijn telefoon aan iemand had gegeven die bij hem logeerde op de [straat] te Amsterdam. De moeder van [getuige 2] , woonachtig op dat adres, heeft [medeverdachte 2] herkend als die logee. Voorts is het adres waar [medeverdachte 2] volgens die verklaringen logeerde in de navigatie van de huurauto aangetroffen, die door [medeverdachte 1] was gebruikt om de daders naar en van Delft te vervoeren. Tevens kan het telefoonnummer [telefoonnummer] dat contact heeft gehad met de oma van [medeverdachte 2] in direct verband worden gebracht met de telefoon die is gebruikt voor de 112-melding, gezien de bijbehorende SIM-kaarten alle twee in die telefoon hebben gezeten. Dat telefoonnummer (eindigend op [telefoonnummer] ) kan ook indirect in verband worden gebracht met [medeverdachte 1] . Immers heeft dat telefoonnummer – net als het telefoonnummer van [medeverdachte 1] – op 16 september 2018 contact gehad met telefoonnummer [telefoonnummer] . Voorts had voornoemd telefoonnummer [telefoonnummer] de dag daarvoor ook contact met dat nummer [telefoonnummer] . Tot slot heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij ‘Anti’ op 16 september 2018 bij de Hofgeest (bij portiek [nummer] of portiek [nummer] ) had afgezet waar ‘Anti’s moeder of zus zouden wonen, terwijl [medeverdachte 2] op de [straat] heeft gewoond net als zijn moeder. Daar komt nog bij dat er ongeveer 12 minuten voor de eerste schietpoging bij een Shell tankstation te Delft gebruik is gemaakt van de enige pinpas en pincode van een (lopende) rekening van [medeverdachte 2] .
Gelet op hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen over de twee schutters en het feit dat [medeverdachte 2] een licht getinte huidskleur heeft – terwijl [verdachte] een donkere huidskleur heeft – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] de persoon was die getracht heeft te schieten op [coffeeshop 2] om 7:16 uur.
Naar het oordeel van de rechtbank moet ook de eerste poging om te schieten op [coffeeshop 1] om 5:55 uur door [verdachte] of [medeverdachte 2] zijn verricht. De auto van [medeverdachte 1] was op dat tijdstip ook al in Delft aanwezig in de omgeving van [coffeeshop 1] . De dader had een soortgelijke tas bij zich als [verdachte] en [medeverdachte 2] tijdens de latere poging beschieting en gelukte beschieting. Voorts is uit niets gebleken dat er op dat moment ook nog een tweede dadergroep actief was.
Medeplegen [verdachte] en [medeverdachte 2]
Naar het oordeel van de rechtbank was er tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] sprake van een bewuste en nauwe samenwerking ter zake de twee pogingen om 5:55 en 7:16 en de daadwerkelijke beschieting om 8:28. Daartoe is redengevend dat zij gezamenlijk naar Delft zijn gereden en daar alle twee minimaal één maal hebben geschoten. Voorts waren zij beiden als dader dan wel als inzittende van de gebruikte auto aanwezig bij de eerste poging tot beschieting om 5:55. De rechtbank acht daartoe mede van belang dat de schutters van de incidenten om 7:16 en 8:28 beiden de beschikking hadden over een soortgelijk lichtgekleurd tasje met een blauwe streep. Onder die omstandigheden is voldoende aannemelijk geworden dat zij alle drie de (pogingen tot) beschieting(en) gezamenlijk hebben gepleegd en dat hun rollen inwisselbaar zijn geweest.
Verklaringen van [medeverdachte 1] “sole and decisive” voor een bewezenverklaring?
Ter terechtzitting is namens de verdachte bepleit dat indien de rechtbank voor het bewijs uit zou gaan van de verklaring van [medeverdachte 1] , de bewezenverklaring in beslissende mate (‘sole and decisive’) berust op de verklaring van [medeverdachte 1] . Anders dan de raadsvrouw, oordeelt de rechtbank dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op de verklaring van [medeverdachte 1] is gebaseerd. De rechtbank verwijst daarvoor naar de hiervoor weergegeven (nadere) bewijsoverwegingen. De rechtbank weegt voorts mee dat de verdediging zowel bij de rechter-commissaris als tijdens het onderzoek ter terechtzitting in de gelegenheid is gesteld [medeverdachte 1] te ondervragen. Gelet op het voorgaande wordt het betoog van de raadsvrouw verworpen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld tot welke ten laste gelegde strafbare feiten de vastgestelde geweldshandelingen leiden.
Feit 1: poging moord / doodslag
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er vrijspraak dient te volgen voor het onder 1 tenlastegelegde. Ten laste gelegd is dat de verdachte opzettelijk (en met voorbedachten rade) heeft gepoogd personen van het leven te beroven. Uit het onderzoek volgt dat de coffeeshop al uren dicht was voordat de eerste poging tot beschieting plaatsvond. Voorts duurde het nog 1,5 uur na de laatste beschieting voordat de coffeeshop open zou gaan. Uit het dossier volgt dat er sprake was van een winkelruit waar doorheen kon worden gekeken en de schutter zicht had op het interieur van de coffeeshops. Voorts is niet gebleken dat de coffeeshops binnen dermate verlicht waren dat het kon lijken dat deze open was. Tot slot was niemand binnen aanwezig. Onder die omstandigheden kan er geen sprake zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van een persoon.
Feit 2: bedreiging met de dood of zware mishandeling
Naar het oordeel van de rechtbank dient er vrijspraak te volgen voor het onder 2 tenlastegelegde. Ten laste gelegd is – kort gezegd – de bedreiging van (onbekend gebleven) personen en/of [aangever] met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling. Uit de verklaring van [aangever] volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat bij hem de redelijke vrees was ontstaan zijn leven te verliezen of zwaar te worden mishandeld. Noch volgt uit het dossier dat dit voor andere personen wel gold.
Feiten 3 en 4: vernieling en vuurwapenbezit
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de feiten 3 en 4 voldoende wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.4.2
Feit 5 (de gasrevolver)
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte het ten laste gelegde feit onder 5 (voor zover de rechtbank dit bewezen zal verklaren) heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het hierna vermelde bewezen verklaarde feit heeft begaan, op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 689 en 690;
- het proces-verbaal, p. 176;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 december 2019.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
3.
hij op 16 september 2018 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een pand (te weten coffeeshop [coffeeshop 1] ), toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen met een (automatisch) vuurwapen op voornoemd pand te schieten;
4.
hij op 16 september 2018 te Delft,
tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen van categorie II, onder 2 of categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (automatisch) vuurwapen (van het merk CZ, type VZ61, kaliber 7,65mm), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode van 13 januari 2019 tot en met 11 maart 2019 te Amsterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasrevolver, van het merk Rohm, model RG76, kaliber 6mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank bij de strafmaat rekening houdt met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur ervan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
De stad Delft is in de nacht van 16 september 2018 opgeschrikt door (pogingen tot) schietincidenten met gebruik van een (semi) automatische vuurwapen bij twee coffeeshops. Vermoedelijk is sprake van een methode waarmee criminelen anderen onder druk zetten. Het is uitermate zorgwekkend dat vuurwapens op deze wijze in een dichtbevolkte stad worden ingezet.
De verdachte heeft samen met een ander tot driemaal toe een vuurwapen op coffeeshops [coffeeshop 1] en [coffeeshop 2] gericht. Op alle drie de moment hebben zij getracht te schieten op de coffeeshops, maar wegens het blijkbaar weigeren van het wapen is dat gelukkig slechts één maal gelukt. Er is daarbij gericht op en enkel geschoten door de etalageruit van [coffeeshop 1] , terwijl deze gesloten was en er geen personen aanwezig waren. De verdachte heeft hiermee op indringende wijze inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid in de stad Delft, maar zeker ook in de gehele samenleving. Het behoeft geen betoog dat het onder die omstandigheden gebruiken en voorhanden hebben van een vuurwapen tot levensbedreigende situaties en ontwrichting van de maatschappij kan leiden. Ook werd in de woning van de moeder van de verdachte een gasrevolver aangetroffen. De verdachte erkent dat hij dit voorhanden heeft gehad.
De persoon van verdachte
De verdachte heeft de vastgestelde geweldshandelingen ontkend en heeft ondanks dat daartoe alle gelegenheid is geweest geen opening van zaken willen verschaffen. Daardoor heeft hij naar het oordeel van de rechtbank geen verantwoordelijkheid genomen voor de thans bewezen verklaarde vernieling en het aanwezig hebben van een (semi) automatisch vuurwapen. Hij heeft zich voorts onverschillig getoond ten opzichte van het voorhanden hebben van de gasrevolver. Hij heeft dan ook geen inzicht getoond in de laakbaarheid van zijn gedrag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 november 2019, waaruit blijkt dat hij in april 2019 tot 2 maanden gevangenisstraf is veroordeeld voor het medeplegen van poging tot diefstal, in maart 2018 tot 2 maanden gevangenisstraf voor een belediging en identiteitsfraude, en in 2015 tot een taakstraf en 3 dagen gevangenisstraf voor een poging tot oplichting. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf gelet op de veroordeling in april 2019 rekening houden met artikel 63 Sr.
De verdachte heeft niet willen meewerken aan onderzoek naar zijn persoonlijkheid.
De op te leggen straf
De aard en ernst van de gepleegde feiten vragen om een langdurige gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer aansluiting gezocht bij andere zaken waarin sprake was van het voorhanden hebben van een vuurwapen. In dit geval gaat het om het trachten te schieten op twee coffeeshops en het succesvol schieten op een coffeeshop, het voorhanden hebben van een (semi) automatisch vuurwapen en het voorhanden hebben van een gasrevolver.
Gelet hierop en gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is.

7.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam d.d. 6 maart 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen vanwege de bepleite vrijspraak voor de feiten 1 tot en met 4, en omdat bij een veroordeling voor feit 5 de reeds ondergane voorlopige hechtenis reeds langer is dan de duur van een op te leggen straf samen met de duur van de voorwaardelijke opgelegde straf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 29 mei 2019 tot tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank te Amsterdam d.d. 6 maart 2018, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 63, 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (twintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast
de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de rechtbank te Amsterdam d.d. 6 maart 2018, gewezen onder parketnummer 13/741123-17, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
mr. M. Peters, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2019.
Mr. M. Peters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH5R018052/Aether, van de politie, districtsrecherche Westland -Delft (doorgenummerd blz. 1 t/m 1639 en het “Proces-verbaal van verhoor aangever” d.d. 15 november 2018).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34 t/m 36; Proces-verbaal van bevindingen, p. 6 en 7.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15 en 16; Proces-verbaal van bevindingen, p. 28 en 29.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37 t/m 42.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
6.Proces-verbaal, p. 133.
7.Proces-verbaal, p. 135 en 136.
8.Proces-verbaal bevindingen camerabeelden, p. 89 en 90.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 76 en 78.
10.Proces-verbaal bevindingen, p. 91.
11.Proces-verbaal 112 melding, p. 1 en 2.
12.Proces-verbaal Vialis en ARS gegevens, p. 95.
13.Proces-verbaal Vialis en ARS gegevens, p. 95 en 96.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 399 t/m 406.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520 en 521.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 456, 460 t/m 462 en 467 (bijlage 3).
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 795.
18.Geschrift, te weten Verhuurovereenkomst van [bedrijf] , p. 186.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 255.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 797; Proces-verbaal van bevindingen, p. 825 en 826; Proces-verbaal van bevindingen, p. 1037.
21.Geschrift, te weten Historische verkeersgegevens [telefoonnummer] , p. 1056.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1036; Proces-verbaal van bevindingen, p. 796.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1036; Proces-verbaal van bevindingen, p. 824.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 826.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 651 en 654.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 824.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 518.
28.Verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 9 december 2019.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520 en 521.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 251.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 252.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1423.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1427.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1427 en 1428.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1488 en 1615.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1614.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 252.
38.Geschrift, te weten Historische verkeersgegevens [telefoonnummer] , p. 1048
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1413.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1036; Proces-verbaal van bevindingen, p. 796.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1036; Proces-verbaal van bevindingen, p. 1020.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1020 en 1021.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1021 en 1022.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1022 en 1023.
45.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1066 t/m 1067.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1405 en 1406.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1426.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1433.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1433.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1484.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100 en 101.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1426.