ECLI:NL:RBDHA:2019:13550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
C/09/579802 / JE RK 19-2238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en omgangsregeling voor minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 december 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [voornaam], geboren op [geboortedatum] 2009. Het verzoek is ingediend door de gecertificeerde instelling [JB], die de ondertoezichtstelling van [voornaam] uitvoert. De ouders van [voornaam], die in het verleden gehuwd zijn geweest, hebben een complexe echtscheidingssituatie gekend, gekenmerkt door huiselijk geweld en andere problematiek. De vader heeft verzocht om het contact met [voornaam] te herstellen, terwijl [JB] heeft verzocht om de zorgregeling te beëindigen, omdat omgang met de vader schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van het kind.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam] angst heeft voor haar vader en dat eerdere pogingen om het contact te herstellen niet succesvol zijn geweest. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de vader niet in staat is om op een constructieve manier om te gaan met de situatie en dat zijn gedrag een negatieve invloed heeft op [voornaam]. De rechtbank heeft daarom besloten dat er geen zorgregeling of omgangsregeling tussen de vader en [voornaam] zal zijn. Wel is er een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder de vader viermaal per jaar schriftelijk informeert over de ontwikkeling van [voornaam]. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de emotionele en psychologische veiligheid van het kind in situaties van complexe echtscheidingsproblematiek en de rol van de gecertificeerde instelling in het waarborgen van het welzijn van de minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Zaaksgegevens: C/09/579802 / JE RK 19-2238
Datum uitspraak: 10 december 2019

Beschikking van de kinderrechter

Wijziging zorgregeling (ex artikel 1:265g BW)

in de zaak naar aanleiding van het op 6 september 2019 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming [naam gecertificeerde instelling] ,

de gecertificeerde instelling,
hierna: [JB] ,
betreffende de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[Y] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek te ‘s-Gravenhage.

[X] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. de Bluts te Zoetermeer.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift van de zijde van de vader.
Op 25 oktober 2019 heeft ter zitting van deze rechtbank een
gecombineerde behandelingplaatsgevonden van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag (C/09/580969 / FA RK 19-7115), in welke zaak bij afzonderlijke beschikking is beslist. Ter zitting zijn verschenen: [naam jeugdbeschermer] (jeugdbeschermer) en [naam gedragswetenschapper] (gedragswetenschapper) namens [JB] en de moeder en de vader met hun respectieve advocaten.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest tot [datum inschrijving echtscheiding] 2015.
  • Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] (hierna: [voornaam] ).
  • [voornaam] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam] uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [datum echtscheiding] 2015 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat het convenant en het ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum 1] 2016 is bepaald dat [voornaam] met ingang van 19 november 2016 eens per twee weken op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur en op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader zal zijn, waarbij [voornaam] door de vader wordt opgehaald op de hoek van de straat waar [voornaam] woont (en waar de vader binnen het voor hem geldende contactverbod mag zijn) en daar door de vader wordt teruggebracht, en waarbij door [JB] in het kader van de ondertoezichtstelling zo nodig een nadere invulling kan worden gegeven (uitbreidend, dan wel inperkend) aan deze regeling.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum 2] 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengd van 22 maart 2019 tot 22 maart 2020 met behoud van [JB] als gecertificeerde instelling die is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
  • Bij (gelijktijdige) beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum 3] 2019 is uitsluitend de moeder belast met het ouderlijk gezag over [voornaam] .

Verzoek en verweer

[JB] heeft verzocht de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de zorgregeling tussen de vader en [voornaam] voor onbepaalde tijd wordt gestopt, waarbij de moeder zich houdt aan haar informatieplicht richting de vader en waarbij indien [voornaam] zelf de wens heeft om contact met de vader te hebben, de moeder [voornaam] hierin dient te ondersteunen en zij de nodige stappen dient te zetten om dit te realiseren, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht:
  • primair: te bepalen dat de vader eenmaal per twee weken op zondagmiddag 17.00 uur telefonisch contact met [voornaam] zal hebben, waarbij de vader op het mobiele nummer van de moeder zal bellen en de moeder de ruimte zal verlaten waarin [voornaam] telefonisch contact met de vader heeft, zodat de vader vrij kan spreken;
  • subsidiair: de beslissing aan te houden voor de duur van zes maanden in afwachting van de hulpverlening voor de moeder,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt op grond van lid 3 van artikel 1:265g BW de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling als een regeling als bedoeld in artikel 1:377a, lid 1 BW. Volgens artikel 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
[JB] heeft verzocht om de zorgregeling tussen de vader en [voornaam] voor onbepaalde tijd stop te zetten. Volgens [JB] is het met het oog op het doel van de ondertoezichtstelling in het belang van [voornaam] noodzakelijk dat de zorgregeling voor onbepaalde tijd wordt gestopt. [JB] heeft zich in de afgelopen periode ingezet om de bedreigde ontwikkeling bij [voornaam] om te buigen en het contact tussen haar en de vader te herstellen. [JB] heeft echter geconstateerd dat contact niet haalbaar is. Dit heeft te maken met meerdere factoren die onveranderbaar blijken te zijn en die niet voldoende kunnen worden gecompenseerd, zulks ondanks verschillende vormen van hulpverlening die sinds 2017 zijn ingezet. In juni 2019 heeft de behandelaar van [voornaam] verklaard dat de behandeling wordt afgebouwd omdat de doelen zijn behaald. [voornaam] blijft echter aangeven geen contact met haar vader te willen en ook ten aanzien van de telefonische contacten blijft [voornaam] weerstand houden. Daarbij blijkt [voornaam] angst voor haar vader te voelen en zijn de angsten ondanks diverse succesvolle behandelingen niet afgenomen. De verwachting van de hulpverlening is dat verdere therapeutische inzet hierin geen verandering zal brengen. Daarnaast wordt verwacht dat afgedwongen contactmomenten een averechts effect zullen hebben. [JB] acht het van belang om het contact van [voornaam] met de vader volledig te stoppen om zo de kans te vergroten dat [voornaam] op latere leeftijd uit eigen beweging wellicht dat contact wil hervatten. De vader zou nog wel af en toe kaarten aan [voornaam] kunnen sturen. [JB] wil nog trachten het negatieve beeld dat [voornaam] van de vader heeft zo te beïnvloeden dat [voornaam] zich ook positieve gedachten over de vader kan vormen.
De vader heeft zich beroepen op het recht van hem en [voornaam] op omgang met elkaar. Hij stelt daarbij dat [voornaam] kennelijk -volgens de vader door toedoen van de moeder- in een loyaliteitsconflict is gekomen. De vader meent dat gezien dit wettelijke recht op omgang op [JB] een actieve verplichting rust om de omgang tussen hem en [voornaam] te bewerkstelligen. [JB] heeft onvoldoende gedaan ter invulling van deze verplichting. [JB] had de loyaliteitsproblemen waarmee [voornaam] te kampen heeft moeten aanpakken, in plaats van het contact tussen de vader en [voornaam] stop te zetten. Volgens de vader is er geen sprake van gronden waarop het contact van hem met [voornaam] kan worden ontzegd en dit kan volgens de vader evenmin voor onbepaalde tijd. De vader vreest dat hij, bij stopzetting van het contact, volledig uit het leven van [voornaam] wordt gewist. De vader verzoekt zelfstandig om de belregeling die er tussen hem en [voornaam] van toepassing was vast te stellen, dan wel subsidiair de zaak voor de duur van zes maanden aan te houden zodat [JB] in de tussenliggende periode hulpverlening kan inzetten voor de vrouw om [voornaam] onbelast contact met haar vader te laten hebben.
De moeder heeft aangegeven achter het verzoek van [JB] te staan. Op dit moment is er relatieve rust en gaat het goed met [voornaam] . Ouders zijn al lang uit elkaar en de verstandhouding wordt niet beter. Als [voornaam] dat in de toekomst zelf wil en eraan toe is om haar vader te zien zal de moeder de omgang stimuleren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Sinds het uiteengaan van de ouders in 2014 is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. In de relatie en nadien is sprake geweest van ernstig (huiselijk) geweld, bedreiging en stalking door de vader richting de moeder, waarvan [voornaam] getuige is geweest. De vader is hiervoor veroordeeld en heeft, naast een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf, een contact- en locatieverbod, reclasseringstoezicht en verplichte behandeling bij [naam behandelcentrum] opgelegd gekregen. Ondanks dit alles heeft de vader ook na de veroordeling zijn bedreigingen en aantijgingen jegens de moeder (en haar naaste omgeving) niet gestaakt. De vader laat zich bij herhaling dwingend uit jegens [voornaam] . Hierdoor is het moeilijk gebleken voor [voornaam] om – na wat zij heeft meegemaakt met de vader – het vertrouwen in de vader te hervinden. De vader lijkt niet te beseffen dat zijn houding een negatieve invloed heeft op de vaderbeleving van [voornaam] en dat zijn houding daarnaast spanning bij de moeder doet ontstaan die van invloed is op het welbevinden van [voornaam] . Daarbij is het tevens de vraag of een positieve gedragsverandering te dien aanzien bij vader (binnen afzienbare tijd) kan worden verwacht. De rechtbank verwijst naar de afsluitende rapportage van de agressie-regulatiebehandeling bij [naam behandelcentrum] van oktober 2017. De behandelaar geeft te kennen dat de vader de behandeling gebruikt om zijn onvrede te uiten en niet om naar zijn eigen aandeel te kijken. De behandelaar ziet geen ontwikkeling bij de vader in hoe hij op een meer constructieve manier omgaat met teleurstellingen en boosheid. Daarnaast heeft de vader weinig reflectie op zijn eigen manier van communiceren. Hoewel deze rapportage van enige tijd geleden is, blijkt de vader ook op dit moment nog grote moeite met zelfreflectie te hebben.
[voornaam] wordt omschreven als een onrustig, bang en onzeker meisje, met tevens fysieke klachten zoals gebrek aan eetlust, buikpijn en misselijkheid. [voornaam] zit niet goed in haar vel en er zijn serieuze zorgen over haar welbevinden. [voornaam] is getraumatiseerd. Enerzijds is [voornaam] bang dat de vader en de moeder (en haar nieuwe partner) elkaar (onverwachts) tegenkomen en gingen de omgangsmomenten hierdoor gepaard met grote spanningen. Anderzijds heeft [voornaam] zelf ook veel last van gebeurtenissen uit het verleden. Uit het dossier en ter zitting is de rechtbank gebleken dat tijdens de ondertoezichtstelling (die vanaf 22 maart 2016 loopt) door middel van verschillende hulpverleningstrajecten geprobeerd is om een verandering in de situatie te brengen. Zo is voor [voornaam] via de Opvoedpoli gestart met Words & Pictures, heeft zij EMDR behandeling gehad en is [voornaam] gestart met psychomotorische (dans)therapie en systeemtherapie. In 2017 is, door de spanningen en onrust die de omgang voor [voornaam] teweeg brachten, besloten de contacten tussen de vader en [voornaam] te laten begeleiden door het [naam instelling jeugdhulpverlening] . Tot 5 november 2018 vond de omgang begeleid plaats. De omgang is gestopt wegens een incident op13 oktober 2018 (vlak voor de afloop van het contact- en straatverbod met de moeder) waarbij de vader onverwachts [voornaam] en de moeder in [naam locatie] trof en de vader [voornaam] bij de arm heeft beetgepakt. [voornaam] heeft hier veel stress door ervaren en is weer teruggevallen in oud gedrag. Sindsdien laat [voornaam] weer veel angsten en weerstand zien. Hoewel het thans wel wat beter gaat met [voornaam] blijft zij aangeven geen contact met de vader te willen. Ze geeft aan nog steeds angstig voor de vader te zijn en biedt weerstand bij telefonisch contact met de vader.
De rechtbank is van oordeel dat de afgelopen jaren door [JB] afdoende is geprobeerd om de weerstand die bij [voornaam] bestaat ten aanzien van het contact met haar vader weg te nemen en daarmee de omgang met de vader mogelijk te maken. [JB] heeft alle gepaste maatregelen getroffen, maar deze hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Aannemelijk is geworden dat de (dwingende) opstelling van de vader jegens [voornaam] en jegens de moeder hierin een grote rol heeft gespeeld. Anders dan de vader meent, lijkt er geen sprake te zijn van negatieve beïnvloeding van [voornaam] door de moeder. Integendeel, de moeder heeft aan alle therapieën voor [voornaam] meegewerkt, werkt mee aan de belcontacten én heeft deelgenomen aan de begeleide omgang bij het [naam instelling jeugdhulpverlening] . De vader daarentegen toont geen inzicht in wat de invloed van het door hem toegepaste geweld en de stalking in het verleden en het vastpakken van [voornaam] tijdens een toevallige ontmoeting is geweest op de weerstand van [voornaam] tegen herstel van het contact. De vader heeft evenmin een positieve gedragsverandering laten zien. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat op dat gebied op korte termijn wijziging valt te verwachten en ziet wel dat de spanning van [voornaam] bij contact met haar vader hevig is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat omgang en evenmin belcontact tussen de vader en [voornaam] op dit moment niet in het belang van [voornaam] is. De rechtbank zal daarom beslissen dat geen zorgregeling/omgangs-/belregeling geldt tussen de vader en [voornaam] .
Volgens vaste jurisprudentie is elke afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling en elke beslissing waarbij de omgang is ontzegd van tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden om een omgangsregeling te doen vaststellen.
[JB] heeft – naar de rechtbank begrijpt – voorts verzocht om een informatieregeling vast te stellen in die zin dat de moeder viermaal per jaar, te weten met Kerstmis, Pasen, zomervakantie en herfstvakantie de vader schriftelijk informeert over de ontwikkeling, het welzijn en life events van [voornaam] en daarbij een recente foto en schoolrapporten te sturen. Hiertegen is geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank deze informatieregeling zal vaststellen.
De rechtbank beslist als volgt.

Beslissing

De kinderrechter -met wijziging in zoverre van de beschikking d.d. [beschikkingsdatum 1] 2016 van deze rechtbank-:
bepaalt dat geen zorgregeling/omgangs-/belregeling geldt tussen de vader en de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat de moeder de vader viermaal per jaar, te weten met Kerst, Pasen, in de zomervakantie en in de herfstvakantie, schriftelijk informatie dient te verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [voornaam] , waarbij tevens een recente kleurenfoto en het schoolrapport van [voornaam] worden overgelegd;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2019 door mrs. I. Zetstra, H.M. Boone en L. Koper, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
V. van den Hoed-Koreneef als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.