ECLI:NL:RBDHA:2019:13547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
C/09/580969 / FA RK 19-7115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in een ouderschapskwestie

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 december 2019, is het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind te wijzigen naar eenhoofdig gezag toegewezen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. de Bluts, verzocht de rechtbank om haar te belasten met het eenhoofdig gezag, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. F.G.T. Meershoek, verweer voerde tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, na hun echtscheiding in 2015, gezamenlijk gezag uitoefenden over hun kind, maar dat de communicatie tussen hen ernstig verstoord was. De vader had een contactverbod opgelegd gekregen, wat de samenwerking bemoeilijkte. Ondanks hulp van de gecertificeerde instelling JBW, bleek de communicatie tussen de ouders niet te verbeteren. De rechtbank concludeerde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat wijziging van het gezag in het belang van het kind noodzakelijk was. De rechtbank heeft daarom besloten dat de moeder voortaan alleen het gezag over het kind uitoefent, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De vader's verzoeken werden afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-7115
Zaaknummer: C/09/580969
Datum beschikking: 10 december 2019

Gezag

Beschikking op het op 3 oktober 2019 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. de Bluts te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek te ‘s-Gravenhage.
Als informant wordt aangemerkt:

[naam GI] ,

de gecertificeerde instelling,
hierna: JBW.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek.
Op 12 november 2019 heeft ter terechtzitting van deze rechtbank een
gecombineerde behandelingplaatsgevonden van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek van JBW tot stopzetting van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) tussen de vader en [minderjarige] (zaaknummer C/09/579802 / JE RK 19-2238), waarop bij afzonderlijke beschikking is beslist. Ter zitting zijn verschenen: de moeder en de vader met hun advocaten, [medewerker GI] (jeugdbeschermer) en [naam] (gedragswetenschapper) namens JBW.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift van de moeder strekt ertoe het gezamenlijk gezag te beëindigen, in die zin dat zij verzoekt om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de hierna te noemen minderjarige, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht:
  • primair:de moeder niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen;
  • subsidiair:de beslissing op de verzoeken van de moeder aan te houden en de ouders te verwijzen naar een door de rechtbank in goede justitie te bepalen traject teneinde de communicatie te verbeteren,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest tot [datum scheiding] 2015.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
  • [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [datum echtscheidingsbeschikking] 2015 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat het convenant en het ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] 2016 is bepaald dat [minderjarige] met ingang van 19 november 2016 eens per twee weken op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur en op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader zal zijn, waarbij [minderjarige] door de vader wordt opgehaald op de hoek van de straat waar [minderjarige] woont (en waar de vader binnen het voor hem geldende contactverbod mag zijn) en daar door de vader wordt teruggebracht, en waarbij door JBW in het kader van de ondertoezichtstelling zo nodig een nadere invulling kan worden gegeven (uitbreidend, dan wel inperkend) aan deze regeling.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 20 maart 2019 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 22 maart 2019 tot 22 maart 2020 met behoud van JBW als gecertificeerde instelling die is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
  • Bij (gelijktijdige) beslissing van 10 december 2019 van deze rechtbank is de bij beschikking van 14 december 2016 vastgestelde zorgregeling beëindigd.

Beoordeling

Het wettelijk uitgangspunt is dat ouders na ontbinding van het huwelijk het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. op grond van artikel 1:253n, tweede lid, juncto artikel 1:251a, eerste lid, BW kan de rechter slechts bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij beschikking van 14 december 2016 heeft de rechtbank overwogen dat op dat moment
geen communicatie en overleg kon plaatsvinden tussen de ouders door het contactverbod dat de vader is opgelegd, dit als gevolg van zijn eigen gedragingen. Op het moment van het nemen van de beschikking was er contact tussen de vader en [minderjarige] en werd er met hulp van de jeugdbeschermer gewerkt aan het verbeteren van de mogelijkheden tot overleg tussen de ouders. Er was toen relatieve rust waardoor op dat moment niet is besloten om de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . Beslissingen over de wezenlijke belangen van [minderjarige] zouden voorlopig niet direct met de vader worden besproken, maar via de jeugdbeschermer. De rechtbank had er toen vertrouwen in dat de situatie op termijn – met de inzet van de nodige hulpverlening – zou verbeteren, zodat de ouders samen beslissingen zouden kunnen nemen die in het belang van hun dochter zijn. Het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag is vervolgens afgewezen.
De moeder stelt dat de huidige gezagsuitoefening moeizaam verloopt ondanks dat JBW daarin als buffer fungeert. Er is van de zijde van de vader dermate veel wantrouwen en onwil over de gang van zaken geweest dat de moeder verwacht dat met het wegvallen van JBW de communicatie met de vader weer zal stageneren. Nu al kan de moeder met de vader niet overleggen over de vakanties en weigert de vader daarvoor toestemming te verlenen. De vader meent dat er geen noemenswaardige problemen zijn ontstaan in de gezagsuitoefening. De vakantieverzoeken van de moeder waren te vaag. of er werd niet verteld waar de vakantie naar toe zou zijn. Er is communicatie tussen de ouders. Het is meer de houding van de moeder die soepel overleg in de weg staat. Zij informeert de vader minimaal. Daarnaast is er onvoldoende hulpverlening ingezet. Er zijn slechts enkele gesprekken geweest onder begeleiding van JBW en de opvoedpoli waarbij de moeder telkens te kennen heeft gegeven niet in overleg met de vader te willen gaan.
De rechtbank stelt vast dat een van de doelen van de ondertoezichtstelling het herstel van de communicatie tussen de ouders betreft. Uit het evaluatieverslag van de JBW van 2 september 2019 blijkt dat de ouders systeemtherapie hebben gevolgd. Dat heeft opgeleverd dat zij in een ruimte kunnen zitten om onder begeleiding over [minderjarige] te kunnen spreken. Dit lijkt het maximaal haalbare te zijn. Uit het dossier en wat ter zitting is besproken blijkt
dat er in het geheel geen contact is tussen de vader en de moeder en dat zij op niet met elkaar communiceren. De communicatie is gedurende de ondertoezichtstelling per e-mail verlopen en de ouders zijn hierbij begeleid door de hulpverlening van de opvoedpoli en later ook door de jeugdbeschermer. Ondanks deze begeleiding verloopt de communicatie moeizaam. Hierbij stelt de vader zich regelmatig dwingend op richting de moeder en uit hij zijn onvrede over de gang van zaken. De moeder stuurt alleen via e-mail informatie over en foto’s van [minderjarige] aan de vader. Feitelijk neemt de moeder al geruime tijd, zonder de vader vooraf te raadplegen, belangrijke beslissingen voor [minderjarige] . Niet te verwachten valt dat dit in de toekomst anders wordt, temeer daar de vader er geen blijk van heeft gegeven dat hij uitsluitend in het belang van [minderjarige] kan handelen wanneer voor haar beslissingen genomen moeten worden. Dit is onder meer naar voren gekomen in de opstelling van de vader met betrekking tot de verzoeken van de moeder om met [minderjarige] tijdens vakanties met [minderjarige] naar het buitenland te gaan. Als gevolg van de starre houding van de vader is het voorgekomen dat dergelijke vakanties [minderjarige] onthouden zijn.
De wijze waarop de vader met de moeder per e-mail communiceert is dreigend van aard. Zo heeft de vader naar aanleiding van het bericht van de moeder over het behalen van het zwemdiploma van [minderjarige] als volgt gereageerd: “Ik heb geen foto ontvangen en wat ben je toch een kutwijf, dit is nu al de tweede keer dat je me weg houdt bij me dochter haar zwemdiploma, kom straks wel even langs kijken of je dan ook nog zo slim bent.”
En naar aanleiding van het stroef verlopende belcontact. “Dit gaat niet goed zo zoals het nu gaat met het bellen, hier moet verandering in komen en dat ga jij regelen want jij bent haar moeder. Ik hou me nog rustig maar ik kan het ook anders doen, ik zie haar toch niet dus de keuze is aan jou.” En naar aanleiding van een verzoek om toestemming voor een vakantie naar Frankrijk (Eurodisney): “ik heb aangifte tegen je gedaan bij de politie Zoetermeer van onttrekking van de ouderlijke macht omdat je me dochter heb meegenomen naar Frankrijk zonder mijn toestemming en de politie in Frankrijk wordt ook ingelicht.”
Uit de houding van de vader en zijn antwoorden leidt de rechtbank af dat er geen constructief overleg met de vader over het welzijn van [minderjarige] mogelijk is. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten dat daarin binnen afzienbare tijd verandering komen zal. Het door de vader ingenomen standpunt dat er een hulpverleningstraject moet worden ingezet om de communicatie tussen de ouders te verbeteren wordt niet door de rechtbank gevolgd. Door JBW is afdoende toegelicht dat thans het maximaal haalbare resultaat is behaald. Hierbij zit met name de grote mate van onvrede bij de vader omtrent de gang van zaken een constructieve communicatie in de weg.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat voortaan alleen de moeder het gezag over haar uitoefent, zodat als volgt wordt beslist.

BeslissingDe rechtbank:

bepaalt dat voortaan alleen de moeder belast is met het ouderlijk gezag over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Zetstra, H.M. Boone en L. Koper, kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2019.