Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij sub 1] te [plaats] ,
[eisende partij sub 2]te [plaats] ,
1.[gedaagde sub 1] te [plaats] ,
[gedaagde sub 2]te [plaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 januari 2019 met de producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met de producties A.1 tot en met B.10;
- het tussenvonnis van 17 april 2019 waarbij een plaatsopneming en comparitie is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering van eis met de producties 16 tot en met 27;
- de akte aan de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] met de producties 28 tot en met 30;
- de akte aan de zijde van [gedaagde sub 2 c.s.] met de producties A2, A4, B3 en B11;
- het proces-verbaal van de descente van 23 mei 2019 en de comparitie van 4 juni 2019.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
primairom binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de door [eisende partij sub 1 c.s.] nieuw geplaatste erfafscheiding te (laten) verwijderen en een erfafscheiding achter de oorspronkelijke erfgrens waar voorheen de betonnen en houten schutting stonden, terug te plaatsen dan wel
subsidiaireen erfafscheiding op de oorspronkelijke erfgrens te plaatsen en de strook grond achter de bij de koop van [eisende partij sub 1 c.s.] bestaande erfgrens aan de zijde van [gedaagde sub 2 c.s.] niet te gebruiken dan wel
(meer subsidiair) medewerking aan een erfafscheiding en erfgrens tussen de woningen van partijen op de plaats waarop de erfafscheiding ten tijde van de koop door [eisende partij sub 1 c.s.] stond op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat [eisende partij sub 1 c.s.] in gebreke blijven aan het ten dezen gegeven bevel te voldoen; (iii) te verklaren voor recht dat een erfdienstbaarheid (van waterweg/doorgang) voor [gedaagde sub 2 c.s.] ten laste van [eisende partij sub 1 c.s.] is ontstaan om per boot via het water op het erf [adres 1] het erf [adres 2] te bereiken, althans
subsidiairte verklaren voor recht dat een erfdienstbaarheid is ontstaan; (iv) om
primairbinnen 7 dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan een vrije doorvaart van boten van en naar de tuin van [gedaagde sub 2 c.s.] dan wel (
subsidiair) de door [eisende partij sub 1 c.s.] aangebrachte belemmeringen van vrije doorvaart naar de tuin van [gedaagde sub 2 c.s.] te verwijderen dan wel (
meer subsidiair) mee te werken aan een situatie waardoor boten de tuin van [gedaagde sub 2 c.s.] kunnen bereiken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dan [eisende partij sub 1 c.s.] in gebreke blijven aan het ten deze gegeven bevel te voldoen; (v) te verklaren voor recht dat de buitenmuur van de serre eigendom van [gedaagde sub 2 c.s.] is; (vi) [eisende partij sub 1 c.s.] te verbieden om zonder toestemming van [gedaagde sub 2 c.s.] werkzaamheden te verrichten op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat [eisende partij sub 1 c.s.] in gebreke blijft aan het ten dezen gegeven bevel te voldoen; (vii) [eisende partij sub 1 c.s.] te verbieden om zonder toestemming van [gedaagde sub 2 c.s.] de woning, tuin en mandelige delen (
subsidiairde woning en tuin) van [gedaagde sub 2 c.s.] te betreden; (viii) [eisende partij sub 1 c.s.] te veroordelen om binnen 7 dagen na het vonnis aan [gedaagde sub 2 c.s.] tegen kwijting te betalen een bedrag van 6.100,38 dan wel (
subsidiair) € 5.100,38 dan wel (
meer subsidiair) een bedrag van € 5.090 dan wel (
meest subsidiair) een nader door de rechtbank te bepalen bedrag; (ix) om (
primair) [eisende partij sub 1 c.s.] te veroordelen om na betekening van dit vonnis mee te werken aan het verrichten van werkzaamheden aan de woning van [gedaagde sub 2 c.s.] (op verzoek van [gedaagde sub 2 c.s.] ; ladderrecht) dan wel (
subsidiair) toe te laten dat werkzaamheden aan de woning van [gedaagde sub 2 c.s.] (op verzoek van [gedaagde sub 2 c.s.] ) worden verricht op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat [eisende partij sub 1 c.s.] in gebreke blijft aan het ten dezen gegeven bevel te voldoen; en (x) met veroordeling van [eisende partij sub 1 c.s.] in de kosten.
4.De beoordeling
.De termijn voor verkrijgende verjaring van onroerende zaken bedraagt twintig jaar. Of sprake is van bezit of houderschap van een strook grond moet worden beoordeeld naar verkeersopvatting met inachtneming van de wettelijke regels en naar de uiterlijke verschijningsvormen (artikel 3:108 BW). Het bezit moet ondubbelzinnig en openbaar zijn (vgl. HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309). De gebruiker dient de feitelijke macht over de strook grond uit te oefenen en het moet voor de eigenaar duidelijk zijn dat de gebruiker pretendeert eigenaar te zijn.
de minimis non curat praetornog altijd onverkort van toepassing is. Het vragen van een oordeel over losstaande bamboe matten en (tuin)kabouters valt onder het bereik van dit adagium. Overheidsrechtspraak is een publiek en vooral schaars goed dat op zorgvuldige wijze aangewend dient te worden. Procespartijen, hun rechtshulpverleners en hun eventuele rechtsbijstandverzekeraars hebben in dezen ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid.