Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Vrijspraak
tegen de wilvan aangeefster het geld heeft toegeëigend dan wel daaraan medeplichtig is geweest of het geld heeft geheeld.
toebehoort aan een anderanders dan door misdrijf, dus rechtmatig, in handen was van verdachte en voorts dat verdachte zich dat geld vervolgens
wederrechtelijkheeft toegeëigend. Van dat laatste is sprake indien verdachte
zonder daartoe gerechtigd te zijnals heer en meester over het geld is gaan beschikken.
wederrechtelijktoe-eigenen van de geldbedragen van [slachtoffer] door verdachte en [De vrouw van verdachte] in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht zodat vrijspraak van het primair ten laste gelegde dient te volgen. Dat sprake is geweest van een opeisbare lening, zo de enkele niet-terugbetaling daarvan al zou kunnen leiden tot verduistering, kan gelet op het voorgaande immers onvoldoende uit het dossier worden opgemaakt, noch dat [De vrouw van verdachte] de gelden onder zich had als mantelzorger. Indien sprake was van een gift dan zijn de bedragen overgegaan in het vermogen van verdachte en [De vrouw van verdachte] en behoorden zij [slachtoffer] niet langer toe.