ECLI:NL:RBDHA:2019:13410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
7744542 RL EXPL 19-10842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot aanhouding van de schadestaatprocedure in afwachting van cassatieprocedure met betrekking tot pensioenkorting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in een incident dat betrekking heeft op de aanhouding van een schadestaatprocedure. De eiser, aangeduid als [eiser], heeft een vordering ingediend tegen de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT) met betrekking tot een korting op zijn pensioen. De eiser vordert dat PMT hem terugbrengt in de positie waarin hij had moeten verkeren zonder de korting en dat PMT in de toekomst geen kortingen meer mag toepassen. De kantonrechter heeft eerder in een vonnis van 20 juni 2016 de eiser in het ongelijk gesteld, maar het Hof heeft deze uitspraak vernietigd en de eiser in het gelijk gesteld bij arrest van 8 mei 2018, waarbij PMT aansprakelijk is gesteld voor de schade van de eiser.

PMT heeft verzocht om de procedure aan te houden totdat de Hoge Raad een beslissing heeft genomen in de cassatieprocedure, omdat de uitkomst daarvan bepalend is voor de schadestaatprocedure. De eiser heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van PMT, stellende dat de aansprakelijkheid van PMT vaststaat en dat hij niet langer kan wachten op de uitkomst van de cassatieprocedure. De kantonrechter heeft overwogen dat de aansprakelijkheid van PMT nog niet onherroepelijk vaststaat en dat de procedure bij de Hoge Raad niet noodzakelijkerwijs een eindstation hoeft te zijn. De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek tot aanhouding van de schadestaatprocedure te honoreren, met de bepaling dat de behandeling van de schadestaatprocedure hervat dient te worden zodra er uitsluitsel is over de aansprakelijkheid van PMT. De hoofdzaak is verwezen naar de parkeerrol van december 2019.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CK
Zaaknummer: 7744542 RL EXPL 19-10842
27 augustus 2019
Vonnis in het incident van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: mr. H.J.M. van den Hurk,
tegen
de stichting
Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek,
gevestigd te Den Haag en kantoorhoudende te Rijswijk,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde: mr. S.F. Sagel.
Partijen worden aangeduid als [eiser] en PMT.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • de dagvaarding met producties van 16 april 2019;
  • het bij brief van 18 juni 2019 door de gemachtigde van PMT gezuiverde verstek;
  • de incidentele conclusie houdende een verzoek tot aanhouding zijdens PMT;
  • de conclusie van antwoord in het incident.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident

2.1.
In de schadestaatprocedure vordert [eiser] (zakelijk weergegeven) dat PMT hem met terugwerkende kracht in de positie brengt waarin hij had horen te verkeren als PMT geen korting op het pensioen van [eiser] had toegepast en PMT te veroordelen tot betaling van het gekorte deel. Verder vordert [eiser] voor recht te verklaren dat PMT het pensioen van [eiser] in de toekomst ook niet mag korten. Tot slot vordert [eiser] veroordeling van PMT tot betaling van de buitengerechtelijke (incasso)kosten en proceskosten.
2.2.
Uit de stukken van partijen maakt de kantonrechter op dat de grondslag van de vordering van [eiser] die thans ter beoordeling bij de Hoge Raad ligt, het onrechtmatig handelen van PMT jegens [eiser] is. Het onrechtmatige handelen van PMT zou zijn gelegen in het schenden van haar informatieplicht jegens [eiser] door het onjuist en onvolledig informeren over en toepassen van de kortingsbevoegdheid. De kantonrechter heeft [eiser] in het ongelijk gesteld bij vonnis van 20 juni 2016. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en [eiser] alsnog in het gelijk gesteld bij arrest van 8 mei 2018. In die uitspraak heeft het Hof voor recht verklaard dat PMT aansprakelijk is en haar veroordeeld tot vergoeding van schade die [eiser] hierdoor heeft geleden, met verwijzing naar de schadestaatprocedure. Het arrest is vervolgens uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
PMT verzoekt de onderhavige procedure aan te houden tot in de cassatieprocedure is beslist omdat de uitkomst hiervan bepalend is voor deze procedure. Reeds nu de discussie voeren over de schade waarvan de grondslag thans nog ter discussie staat is prematuur, aldus PMT. [eiser] heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van PMT dan wel afwijzing van de incidentele vordering omdat onmiskenbaar vaststaat dat PMT aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade en niet van hem gevergd kan worden nog langer te wachten. Bovendien heeft het Hof zijn arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard, aldus [eiser] .
2.4.
De te beantwoorden vraag in deze procedure is of de procedurele vertraging die het afwachten van de uitkomst van de cassatieprocedure onvermijdelijk met zich brengt, gerechtvaardigd kan worden. Dat is een belangenafweging waarbij de omstandigheden van het specifieke geval van doorslaggevende betekenis zullen zijn.
2.5.
Vooropgesteld zij dat de schadestaatprocedure een procedure is die haar grondslag vindt in een rechterlijke uitspraak waarin de aansprakelijkheid is vastgesteld. Een schadestaatprocedure strekt er dus niet toe de aansprakelijkheid vast te stellen of daar op enigerlei wijze uitspraken over te doen en is die zin een voortzetting van de hoofdzaak.
2.6.
Gegeven is dat er in de hoofdzaak nog geen onherroepelijke eindbeslissing is en dat als het arrest van het Hof vernietigd wordt door de Hoge Raad, de grondslag voor de onderhavige schadestaatprocedure komt te vervallen. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van PMT nog niet onherroepelijk vaststaat. Partijen zijn zeer diep verdeeld over de aansprakelijkheidsvraag dus het betekent voorts dat de procedure bij de Hoge Raad niet een eindstation hoeft te zijn. Daartegenover staat dat partijen sinds november 2015 aan het procederen zijn en daaraan voorafgaand is kennelijk een jarenlange discussie tussen hen gaande geweest, terwijl thans ongewis is op welke termijn de Hoge Raad zijn arrest zal wijzen en [eiser] inmiddels 72 jaren oud is. In dat kader – dat niet langer van hem gevergd kan worden te wachten – heeft [eiser] ook aangevoerd dat het Hof aanleiding heeft gezien (tevens) de verwijzing naar de schadestaatprocedure uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bovendien, aldus [eiser] , is het financieel belang voor PMT klein.
2.7.
Vanuit het oogpunt van efficiënte procesvoering is verdedigbaar de uitkomst van de cassatieprocedure af te wachten omdat het voor zowel partijen als de rechtbank verspilde moeite zal zijn indien PMT uiteindelijk niet aansprakelijkheid blijkt. Anderzijds, mocht de uitkomst een andere zijn, dan zal de schadestaatprocedure reeds (ver)gevorderd of misschien zelfs afgedaan zijn, en hoeft [eiser] niet nog langer te wachten hetgeen gelet op zijn leeftijd en de jarenlange strijd die hij alsdan heeft moeten voeren ook verdedigbaar is. Toch is de kantonrechter alles overziend van oordeel dat de aansprakelijkheid van PMT thans een te onzekere factor is, terwijl die factor de grondslag vormt voor de onderhavige schadestaatprocedure. Aan die omstandigheid moet dan ook in casu doorslaggevende betekenis worden toegekend. Aan de beslissing van het Hof de bepaling en vereffening van de schade uitvoerbaar bij voorraad te verklaren ligt geen, althans geen kenbare motivering ten grondslag zodat aan dat oordeel niet bepaalde gevolgtrekkingen kunnen worden gekoppeld. Verder is wellicht het financieel belang voor PMT klein, maar daartegenover staat een mogelijk restitutierisico voor haar.
2.8.
Het voorgaande in acht genomen zal het verzoek tot aanhouding van de schadestaatprocedure in afwachting van de uitkomst in de cassatieprocedure worden gehonoreerd en zal de incidentele vordering worden toegewezen. Tevens zal de kantonrechter bepalen dat de behandeling van de schadestaatprocedure ook dient te worden hervat indien er op een eerder moment uitsluitsel is over de aansprakelijkheid van PMT. In afwachting van de verdere behandeling, zal de hoofdzaak worden verwezen naar de parkeerrol van december 2019.
2.9.
De kantonrechter zal de beslissing over de gevorderde proces- en nakosten in het incident aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

3.Beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst de vordering tot aanhouding toe;
3.2.
houdt de beslissing omtrent de proces- en nakosten aan tot in de hoofdzaak wordt beslist;
in de hoofdzaak
3.3.
houdt de verdere behandeling aan totdat de Hoge Raad arrest heeft gewezen in de hoofdzaak of zoveel eerder er uitsluitsel is over de aansprakelijkheid van PMT;
3.4.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van december 2019.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2019.