ECLI:NL:RBDHA:2019:13383
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de definitie van onmiddellijk in- of uitstappen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2019 uitspraak gedaan over vier naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd. De kern van het geschil betreft de vraag of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, met name of er op de relevante tijdstippen sprake was van het onmiddellijk in- of uitstappen van personen. De rechtbank overweegt dat bij het in- of uitstappen de bestuurder zichtbaar moet zijn en dat deze situatie kortdurend moet zijn. Uit de bewijsstukken, waaronder scanfoto's, blijkt dat eiser niet zichtbaar was rondom het voertuig en dat hij van het voertuig is weggelopen. Eiser verklaarde ter zitting dat hij zijn moeder hielp met haar jas voordat hij samen met haar naar de auto liep. De rechtbank concludeert dat deze handelingen niet onder het onmiddellijk in- of uitstappen vallen, waardoor er sprake is van parkeren. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van eiser op verschillende parkeerplaatsen stond waar parkeerbelasting verschuldigd was. Tijdens controles is geconstateerd dat er geen parkeerbelasting was voldaan en dat er geen geldige parkeervergunning aanwezig was. Eiser betwistte de naheffingsaanslagen en stelde dat hij op bepaalde momenten wel degelijk parkeerbelasting had betaald, maar kon dit niet onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat verweerder de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd, aangezien eiser niet heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor onmiddellijk in- of uitstappen voldeed. Bovendien kon de rechtbank geen beroep doen op de hardheidsclausule, omdat dit niet aan de beoordeling was onderworpen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.