Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 juli 2018;
- de akte uitlaten van SPM van 15 augustus 2018;
- het akte verzoek terugkomen bindende eindbeslissingen, uitlaten en overlegging producties van SPM van 26 november 2018, met producties 23 t/m 44;
- het proces-verbaal van de enquête aan de zijde van SPM van 26 november 2018;
- de akte uitlating contra-enquête aan de zijde van NN van 12 december 2018;
- de akte overlegging productie ten behoeve van contra-enquête van NN van 21 februari 2019, met productie 18;
- het proces-verbaal van de contra-enquête aan de zijde van NN van 21 februari 2019;
- het proces-verbaal van de voortzetting van de contra-enquête aan de zijde van NN van 12 maart 2019;
- de conclusie na (contra) enquête, overlegging producties tevens houdende wijziging / vermeerdering van eis van SPM van 17 april 2019, met producties 45 t/m 74;
- de conclusie na enquête van NN van 17 april 2019;
- de akte uitlating producties en reactie op eisvermeerdering van NN van 29 mei 2019, met productie 19;
- de antwoordakte van SPM van 7 augustus 2019.
2.De verdere beoordeling
primair:voor recht verklaart dat NN onrechtmatig jegens SPM heeft gehandeld en NN veroordeelt tot vergoeding van de door SPM als gevolg van de onrechtmatige daad geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en de vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van sommatie op 13 november 2015, althans de weigering van de dekking op 15 februari 2016, vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis, althans een datum in goede justitie te bepalen, tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair:
meest subsidiair:
livewas.
opzettelijkonwaar heeft verklaard blijkt echter uit niets.
- op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van gedragingen die kunnen leiden tot benadeling van de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, van de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, van de financiële instelling zelf, alsmede van haar cliënten en medewerkers;
- op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen en/of (pogingen) tot strafbare of laakbare gedragingen en/of overtreding van (wettelijke) voorschriften, gericht tegen de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, de financiële instelling zelf, alsmede haar cliënten en medewerkers;
- op het gebruik van en de deelname aan waarschuwingssystemen.
3.De beslissing
(schade-)uitkering vanaf 30 april 2016 tot de dag van algehele voldoening;