1.1Eisers hebben aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag gelegd. Eiser 1 heeft verklaard tegen de huidige Venezolaanse overheid te zijn. Eiser 2 heeft in 2014 en 2015 deelgenomen aan twee demonstraties. Voorts zijn eisers homoseksueel, hetgeen in het verleden heeft geleid tot pesterijen en discriminatie. In 2015 of 2016 is eiser 2 het slachtoffer geworden van verschillende delicten. In januari 2019 zijn eisers betrokken geweest bij een geweldsincident waarbij de auto van eiser 1 zou zijn gestolen en zijn huis zou zijn beschoten. Dit was voor eisers de aanleiding om Venezuela op
12 februari 2019 definitief te verlaten.
2. De asielrelazen van eisers bevatten volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- eiser 1 is tegen de huidige overheid;
- deelname van eiser 2 aan twee demonstraties in 2014 en 2015;
- de homoseksualiteit van eiser 1 en eiser 2;
- eiser 2 is in 2015 of 2016 slachtoffer geworden van verschillende criminele delicten;
- de auto van eiser 1 is gestolen en dezelfde avond is het huis van eiser 1 beschoten.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig geacht. Eveneens wordt geloofwaardig geacht dat eiser 1 tegen de huidige overheid van Venezuela is en dat eiser 2 heeft deelgenomen aan twee demonstraties in 2014 en 2015. Daarnaast wordt door verweerder geloofwaardig geacht dat eisers homoseksueel zijn. Verder heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser 2 in 2015 of 2016 slachtoffer is geworden van verschillende delicten. Echter, niet geloofwaardig wordt geacht dat de auto van eiser 1 is gestolen en dat diezelfde avond het huis van eiser 1 is beschoten. De verklaringen van eisers verschillen op sommige punten en vertonen innerlijke tegenstrijdigheden voor wat betreft de autodiefstal en de beschieting op het huis. Verweerder stelt zich tot slot op het standpunt dat eisers niet kunnen worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en eisers ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij uitzetting naar Venezuela een reëel risico lopen op ernstige schade. Verweerder heeft de asielaanvragen daarom afgewezen. Eisers komen dan ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvragen dienen te worden afgewezen als ongegrond.
4. Eisers kunnen zich met de bestreden besluiten niet verenigen en voeren
– samengevat weergegeven – het volgende aan. Eisers verwijzen allereerst naar al hetgeen zij eerder in deze procedure naar voren hebben gebracht, in het bijzonder bij de zienswijzen van 25 augustus 2019, met het verzoek de inhoud daarvan als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast voeren eisers aan dat verweerder hun relaas met betrekking tot de autodiefstal en beschieting van het huis ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hoewel er kleine tegenstrijdigheden in de verklaringen van eisers zijn, hebben eisers hier via de zienswijze plausibele verklaringen voor gegeven. Voorts hebben eisers ter onderbouwing van hun relaas in de beroepsfase een kopie van een proces-verbaal overgelegd ten aanzien van de autodiefstal. Ten slotte wijzen eisers erop dat de autodiefstal en de daaropvolgende aanval op het huis geen toeval zijn, maar specifiek op hen zijn gericht nu zij niet pro-regering zijn en zich hebben aangesloten bij een oppositionele politieke organisatie. Dit aspect heeft verweerder buiten de beoordeling gelaten. De bestreden besluiten zijn hiermee in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand is gekomen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. In geschil of verweerder zich ten aanzien van de autodiefstal en beschieting op het huis van eiser 1 op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig is.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat het element van de autodiefstal en de beschieting op het huis van eiser 1 niet geloofwaardig is. Daartoe overweegt zij als volgt.
Ten aanzien van het verschil in de verklaringen van eisers over de tijdsduur tussen de autodiefstal en het worden opgehaald door de broer van eiser 1, heeft verweerder onvoldoende in ogenschouw genomen wat een stressvolle gebeurtenis met het besef van de daaropvolgende tijd kan doen – zoals eisers naar voren hebben gebracht. Daarbij overweegt de rechtbank dat de verschillende verklaringen over het moment waarop de broer ter plekke kwam - eiser 1 heeft verklaard dat het wachten op de broer een kwartier à twintig minuten duurde, terwijl eiser 2 heeft verklaard dat zij een half uur tot uur hebben gewacht – niet zozeer uiteenlopen dat dat van een verkeerde inschatting geen sprake kan zijn.
Ten aanzien van de niet eenduidige verklaringen over de (bij)naam van de verdachte van de autodiefstal overweegt de rechtbank dat eisers hier in de zienswijze van 25 augustus 2019 en ter zitting een plausibele verklaring voor hebben gegeven. Zo wist eiser 2 niet dat de bijnaam van de verdachte gelijk was aan de naam van familiebende. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betrokken bij zijn beoordeling.
Ten slotte overweegt de rechtbank als volgt ten aanzien van het verschil in de verklaringen over de schade aan ‘vooral de ramen’ (aldus eiser 2) dan wel ‘één raam’ (aldus eiser 1) ten gevolge van de beschieting op de woning. Gelet op de verklaringen van eisers dat het incident in de nacht plaatsvond, eisers na het incident de woning zo snel mogelijk hebben verlaten en niet de tijd hebben genomen om de woning te inspecteren, is verweerders tegenwerping van dit verschil onvoldoende gemotiveerd.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder rechtsoverweging 7 is sprake van een motiveringsgebrek in de bestreden besluiten. De beroepen zijn derhalve gegrond en de bestreden besluiten komen voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien en zal verweerder opdragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank overweegt daarbij dat verweerder, indien hij bij de nieuwe besluitvorming toekomt aan de toetsing van de zwaarwegendheid, ook een standpunt zal moeten innemen over de omstandigheid dat eisers hebben verklaard dat de autodiefstal en beschieting op het huis specifiek op hen gericht was nu zij pro-regering zijn en zich hebben aangesloten bij een oppositionele organisatie.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), zodat zij de samenhangende zaken van eisers, geregistreerd onder de nummers NL19.20615 en NL19.20616, als één zaak ziet. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van de gelijkluidende beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).