ECLI:NL:RBDHA:2019:13246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
NL19.26201 NL19.26202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en voorlopige voorziening wegens ongeloofwaardigheid van identiteit en betrokkenheid bij de Gülen-beweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op zijn beroep was beslist. Tijdens de zitting op 3 december 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de betrokkenheid van eiser bij de Gülen-beweging ongeloofwaardig geacht, omdat hij deze niet met documenten heeft onderbouwd en zijn verklaringen vaag en summier waren. Ook zijn identiteit werd ongeloofwaardig geacht, omdat eiser bij zijn aanhouding met valse identiteitsdocumenten werd aangetroffen en verschillende namen heeft opgegeven. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag niet ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, en wijst het beroep van eiser ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat de rechtbank op het beroep beslist.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.26201 (beroep) en NL.1926202 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 10 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser en verzoeker, hierna te noemen: eiser,

[V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.M.A. van der Heijde).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond en tegen eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt zijn uitzetting te verbieden totdat op zijn beroep is beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen O. Sarikaya, tolk in de Turkse taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging en het asielrelaas van eiser.
1.1.
Eiser stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft Turkije naar eigen zeggen op [datum 1] 2019 verlaten. Op [datum 2] 2019 is eiser aangehouden door de Koninklijke Marachaussee (Kmar) met valse Bulgaarse reis- en identiteitsdocumenten op naam van [naam] . Op 8 augustus 2019 heeft eiser zijn asielaanvraag ingediend.
1.2.
Eiser heeft het volgende relaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft problemen ondervonden, omdat hij zich negatief uitliet over Erdogan. Daarbij heeft hij van 2013/2014 tot eind 2014 de Gülen-beweging gesponsord. Daardoor is hij voor verrader en vijand uitgemaakt. Zijn huis en winkel zijn vernield, hij heeft telefonische bedreigingen gehad en is bedreigd via sociale media.
De relevante elementen en het bestreden besluit
2.
2.1.
Verweerder heeft de volgende relevante elementen in het asielrelaas van eiser onderscheiden:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Betrokkenheid bij de Gülen-beweging;
Rechtszaak vanwege lidmaatschap van de Fetö;
Incidenten in de periode 2014-2018
2.2.
Verweerder heeft de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De andere elementen heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond [1] afgewezen, omdat eiser verweerder heeft misleid omtrent zijn identiteit door valse documenten te verstrekken [2] en omdat eiser Nederland onrechtmatig is binnengekomen. [3]
Gronden van beroep
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Het enkele feit dat eiser niet direct na aankomst in Nederland zijn asielwens heeft uitgesproken, maakt niet automatisch dat zijn relaas ongeloofwaardig is. Hetzelfde geldt voor het feit dat eiser niet direct zijn echte naam heeft opgegeven. Verweerder heeft ten onrechte geen waarde gehecht aan de kopieën van de identiteitsdocumenten die eiser heeft overgelegd. Daarbij heeft eiser bij het gehoor openheid van zaken gegeven. Verder heeft eiser in beroep alsnog het origineel van zijn identiteitsdocument in zijn bezit gekregen. Van het achterhouden van informatie is dus geen sprake. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat verweerder zijn betrokkenheid bij de Gülen-beweging ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hetzelfde geldt voor de ondervonden problemen.
Oordeel van de rechtbank
- Heeft verweerder de identiteit van eiser ongeloofwaardig mogen achten?
4.
4.1.
Verweerder heeft de identiteit van eiser ongeloofwaardig geacht. Verweerder komt tot dit standpunt, omdat eiser bij zijn aanhouding door de Kmar is aangetroffen met een vals bevonden identiteitsbewijs onder de naam [eiser] . Tegenover de Kmar heeft eiser aangegeven dat hij de persoon is die op dat identiteitsbewijs staat. In zijn eerste gehoor heeft eiser echter een andere naam opgegeven, namelijk de naam [alias] . In zijn nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij die andere naam heeft gebruikt om veilig uit te kunnen reizen. Ook heeft eiser een kopie overgelegd van zijn echte identiteitsbewijs, aldus eiser.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de identiteit van eiser ongeloofwaardig mogen achten. Eiser heeft immers meerdere namen opgegeven. Dat eiser in beroep stelt dat hij nu wel het originele echte identiteitsbewijs heeft, laat dit onverlet. Dit identiteitsbewijs is nog niet onderzocht op echtheid. Daarmee staat nog niet vast dat dit identiteitsbewijs wel echt is en dat eiser inderdaad [alias] is. Zolang dit niet vaststaat, mag verweerder uitgaan van de ongeloofwaardigheid van de identiteit van eiser.
4.3.
Het betoog van eiser dat verweerder de ongeloofwaardigheid van zijn identiteit heeft laten doorwerken in de beoordeling van de rest van zijn asielrelaas, klopt niet. Verweerder heeft, zoals ook blijkt uit het voornemen en het bestreden besluit, alle relevante elementen zelfstandig beoordeeld. De ongeloofwaardigheid van zijn identiteit heeft hierbij niet doorgewerkt. Wel waren de valse identiteitsdocumenten aanleiding voor verweerder om de aanvraag uiteindelijk als kennelijk ongegrond af te doen. Dat is echter een andere beoordeling dan de beoordeling of de rest van het asielrelaas ongeloofwaardig is.
- Is de betrokkenheid bij de Gülen-beweging ongeloofwaardig?
5.
5.1.
Verweerder heeft de betrokkenheid van eiser bij de Gülen-beweging ongeloofwaardig geacht, omdat hij dit niet met documenten heeft onderbouwd en ook niet door middel van verklaringen heeft onderbouwd dat hij hierbij betrokken was of als aanhanger wordt gezien.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte de betrokkenheid van eiser bij de Gülen-beweging ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft de door hem gestelde sponsoring niet met stukken onderbouwd. Verder heeft eiser geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat zijn zoon op een Gülen-school heeft gezeten. Ook anderszins heeft eiser zijn betrokkenheid niet met verklaringen aannemelijk gemaakt. Eiser heeft hier vaag en summier over verklaard. Zo heeft eiser niet de naam van de school kunnen noemen. Ook heeft hij geen antwoord weten te geven op de vraag of hij met Gülen sympathiseert danwel sympathiseert met zijn aanhangers. Verweerder heeft hem deze vraag meerdere keren gesteld. [4]
- Is de rechtszaak geloofwaardig?
6.
6.1.
Verweerder acht de rechtszaak ongeloofwaardig, omdat eiser dit niet met documenten heeft onderbouwd. Verder heeft eiser vaag en summier verklaard over het aanhoudingsbevel en de rechtszaak.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte de rechtszaak ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft deze rechtszaak niet met stukken onderbouwd. De verklaringen van eiser hierover zijn inderdaad vaag en summier. Zo kan eiser niet verklaren of hij met meerdere mensen tegelijk is gedagvaard. [5] Ook kan hij niet verklaren wanneer hij is gedagvaard en waarmee de dagvaarding te maken heeft. [6]
- Zijn de ondervonden problemen geloofwaardig?
7.
7.1.
Verweerder heeft de ondervonden problemen ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft volgens verweerder vaag verklaard over de groepering die hem zou hebben aangevallen. Ook heeft hij vaag en summier verklaard over de vernieling van zijn winkel, de vernieling van zijn huis en de ontvangen bedreigingen.
7.2.
Ook hier is de rechtbank van oordeel dat verweerder de incidenten niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Zo kan eiser weinig verklaren over de groepering die hem problemen zou hebben bezorgd. Eiser heeft verklaard dat deze groepering geen naam heeft. [7] Dit is bevreemdingwekkend, omdat eiser wel stelt dat hij een proces tegen ze heeft kunnen aanspannen. Ook over de vernieling van zijn huis kan eiser weinig verklaren. Hij kan niet precies verklaren wanneer zijn huis vernield is. [8] Ook dit is bevreemdingwekkend. Van een dergelijke ingrijpende gebeurtenis mag worden verwacht dat eiser preciezer kan zijn over wanneer dat heeft plaatsgevonden. Hetzelfde geldt voor de vernieling van zijn winkel. [9]
- Mocht verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond afwijzen?
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft inderdaad (in eerste instantie) valse identiteitspapieren overgelegd. Dat eiser, naar eigen zeggen, nu wel een echt identiteitsdocument heeft overgelegd, maakt dit anders. Verder heeft eiser pas een maand nadat hij in Nederland was aangetroffen asiel aangevraagd. Ook op deze grond mocht verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond afwijzen.
Conclusie rechtbank
9. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat bij deze uitspraak op het beroep wordt beslist. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, tevens voorzieningenrechter,
in aanwezigheid van mr. M. Pier, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 31 in samenhang met artikel 30b van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000.
2.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
3.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000.
4.Zie pagina 17 en 18 van het nader gehoor.
5.Zie pagina 25 van het nader gehoor.
6.Zie pagina 26 van het nader gehoor.
7.Zie pagina 20 van het nader gehoor.
8.Zie pagina 19 van het nader gehoor.
9.Zie pagina 20 van het nader gehoor.