Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiseres] en KIN Netherlands B.V. De zaak betreft een vordering van [eiseres] op KIN Netherlands, die een concerngarantie had gegeven in het kader van een huurovereenkomst van de failliete dochteronderneming Kijkshop B.V. [eiseres] vorderde een bedrag van € 68.745,14, maar KIN Netherlands stelde dat de concerngarantie was vervallen omdat zij niet langer aandeelhouder was van Kijkshop. De rechtbank oordeelde dat KIN Netherlands niet aansprakelijk was voor de verplichtingen van Kijkshop, aangezien de concerngarantie alleen gold zolang KIN Netherlands enig aandeelhouder was. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 4.140,00 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak werd mondeling gedaan, waarbij de rechtbank de motivering van haar beslissing uiteenzette en concludeerde dat de vorderingen van [eiseres] niet konden slagen.