ECLI:NL:RBDHA:2019:13063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
C/09/573383 / HA ZA 19-482
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discussie over vervallen concerngarantie in huurovereenkomst winkelruimte

Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiseres] en KIN Netherlands B.V. De zaak betreft een vordering van [eiseres] op KIN Netherlands, die een concerngarantie had gegeven in het kader van een huurovereenkomst van de failliete dochteronderneming Kijkshop B.V. [eiseres] vorderde een bedrag van € 68.745,14, maar KIN Netherlands stelde dat de concerngarantie was vervallen omdat zij niet langer aandeelhouder was van Kijkshop. De rechtbank oordeelde dat KIN Netherlands niet aansprakelijk was voor de verplichtingen van Kijkshop, aangezien de concerngarantie alleen gold zolang KIN Netherlands enig aandeelhouder was. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 4.140,00 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak werd mondeling gedaan, waarbij de rechtbank de motivering van haar beslissing uiteenzette en concludeerde dat de vorderingen van [eiseres] niet konden slagen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/573383 / HA ZA 19-482
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 3 december 2019
in de zaak van
[eiseres]te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. Faas te Groningen,
tegen
KIN NETHERLANDS NETHERLANDS B.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M. van Heeren te Breda.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘KIN Netherlands’ genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 april 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord van 26 juni 2019 met producties;
  • het vonnis van 31 juli 2019, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
  • de aanvullende producties van [eiseres] ;
de comparitie van partijen op 3 december 2019, waarbij namens [eiseres] aanwezig waren mevrouw [A] (directeur), bijgestaan door mr. Faas en namens KIN Netherlands de heer [B] (directeur), bijgestaan door mr. Van Heeren.
Van het verhandelde op de zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van art. 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van KIN Netherlands tot op heden begroot op € 4.140,00 en begroot de nakosten op € 157, in geval van betekening vermeerderd met € 82, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,
2.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
[eiseres] vordert van KIN Netherlands € 68.745,14 met nevenvorderingen. [eiseres] beroept zich daarbij op een concerngarantie die KIN Netherlands in verband met een huurovereenkomst van haar voormalige dochtervennootschap Kijkshop B.V. (hierna: Kijkshop) aan [eiseres] heeft gegeven. Volgens KIN Netherlands kan zij niet op grond van de concerngarantie in de huurovereenkomst worden aangesproken. Deze gold slechts zolang KIN Netherlands enig aandeelhouder van Kijkshop was. De concerngarantie is allang vervallen omdat zij al geruime tijd geen aandeelhouder meer is van het inmiddels failliete Kijkshop, aldus KIN Netherlands.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt het juridische gelijk aan de zijde van KIN Netherlands. Daarvoor is het volgende redengevend.
3.4.
Na onderhandelingen tussen de oorspronkelijke contractspartijen is op 7 januari 2009 een huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte [adres] tot stand gekomen tussen Rodamco Nederland Winkels B.V. als verhuurder en Kijkshop als huurder (hierna: de huurovereenkomst). In de huurovereenkomst is voor zover hier van belang het volgende bepaald:

Concern- / bankgarantie
6.1
Door ondertekening van deze huurovereenkomst verklaart [Rb.: KIN Netherlands] zich naast Kijkshop B.V. tot hoofdelijk medeschuldenaar voor alle verplichtingen voortvloeiende uit deze huurovereenkomst, zelfs nadat Kijkshop BV. na surseance van betaling of faillissement ophoudt partij in deze huurovereenkomst te zijn.
6.2
Indien KIN niet langer enig aandeelhouder van Kijkshop B.V. is wordt de concerngarantie als omschreven in lid 1 vervangen door een bankgarantie cf. model verhuurder af te geven door huurder voor een bedrag van 3 maanden huur inclusief voorschot service- en promotiekosten en inclusief BTW.”
3.5.
De huurovereenkomst is in eerste instantie aangegaan voor de periode van
1 oktober 2008 tot en met 30 september 2013 en vervolgens verlengd voor vijf jaar tot en met 30 september 2018. Op 4 mei 2011 kreeg [eiseres] de verhuurde bedrijfsruimte in eigendom en trad zij in de plaats van Rodamco Nederland Winkels B.V. als verhuurder.
3.6.
KIN Netherlands was van 31 mei 2007 tot 25 juni 2014 enig aandeelhouder van Kijkshop. Op 25 juni 2014 droeg KIN Netherlands de aandelen van Kijkshop over aan Axcent Netherlands B.V., die sinds 25 juni 2014 ook enig aandeelhouder van KIN Netherlands werd. Kijkshop werd vervolgens op 2 maart 2015 door middel van een aandelentransactie verkocht aan een derde en daarbij werd Kijk Holding AB, gevestigd te Zweden, enig aandeelhouder van Kijkshop.
3.7.
Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat Kijkshop als huurder op 2 maart 2015 en nadien geen bankgarantie heeft gesteld. Kijkshop is op 23 januari 2018 failliet verklaard. Op 29 januari 2018 heeft [eiseres] de huurovereenkomst op grond van art. 39 Faillissementswet per 1 mei 2018 aan de curator van Kijkshop opgezegd.
3.8.
Toen KIN Netherlands niet langer enig aandeelhouder van Kijkshop was, had het op grond van art. 6.2 van de huurovereenkomst op de weg gelegen van Kijkshop om de concerngarantie te vervangen door een bankgarantie. Deze verplichting uit hoofde van de huurovereenkomst rustte op Kijkshop als huurder. De bepaling schrijft in deze situatie immers voor: “een bankgarantie […] af te geven door huurder”.
3.9.
Voor de uitleg door [eiseres] op de zitting bepleit dat aan deze bepaling een andere strekking toekomt met name door de bewoordingen “wordt de concerngarantie […] vervangen” en verplichtingen voor KIN Netherlands in zich draagt als zij niet langer enig aandeelhouder van Kijkshop is, die - eveneens op de zitting - met klem is betwist door KIN Netherlands, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten.
3.10.
Kijkshop stond vanaf 25 juni 2014 niet meer in directe relatie tot KIN Netherlands. Axcent Netherlands B.V. werd op die datum de enig aandeelhouder van Kijkshop. Na 2 maart 2015 stond Kijkshop ook niet meer in indirecte (concern)relatie tot KIN Netherlands. Toen werd Kijk Holding AB enig aandeelhouder.
3.11.
Aan KIN Netherlands kan niet worden verweten dat Kijkshop, nadat KIN Netherlands niet langer enig aandeelhouder van Kijkshop was, geen bankgarantie heeft gesteld en haar verplichtingen tegenover [eiseres] niet is nagekomen. Zij was daarvoor niet verantwoordelijk. Het handelen van Kijkshop nadat KIN Netherlands geen enig aandeelhouder meer van haar was, kan om dezelfde reden niet aan KIN Netherlands worden toegerekend.
3.12.
In het midden kan blijven of over de overname van Kijkshop door Kijk Holding AB met [eiseres] als verhuurder in 2015 is gecommuniceerd, hetgeen KIN Netherlands heeft aangevoerd en [eiseres] op haar beurt heeft betwist. Of dat al dan niet het geval is geweest, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Slotsom
3.13.
Gelet op het voorgaande kunnen de vorderingen van [eiseres] niet slagen. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
Proceskosten
3.14.
[eiseres] heeft geen gelijk. Daarom wordt zij in de proceskosten van KIN Netherlands veroordeeld. Deze worden begroot op € 4.140, waarvan € 1.992 aan griffierecht en € 2.148 aan salaris advocaat (twee punten à € 1.074 volgens tarief IV). Voor de nakosten is geen afzonderlijke veroordeling vereist. De nakosten worden wel begroot. De proceskosten worden, als onweersproken gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. H.J. van Harten, rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 6 december 2019.
WAARVAN PROCES-VERBAAL