ECLI:NL:RBDHA:2019:13010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
NL19.25909
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Russische eisers op grond van ongeloofwaardig relaas en vernietiging van identificerende documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Russische eisers, die op 28 oktober 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. De eisers, die zich op hun minderjarigheid beroepen, stellen dat zij in Rusland zijn vervolgd vanwege hun politieke opvattingen en dat eiser 1 zelfs is gearresteerd door de Tsjetsjeense autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers hun identiteitsdocumenten opzettelijk hebben vernietigd, wat het onderzoek van de staatssecretaris heeft bemoeilijkt. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de eisers ongeloofwaardig zijn, onder andere omdat eiser 1 summier heeft verklaard over het gedachtengoed van de antiregeringsblogger Tumso Abdulrohmanov en omdat het niet plausibel is dat hij negatief in de belangstelling van de autoriteiten is gekomen enkel door het plaatsen van reacties op YouTube.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de eisers niet kunnen worden gevolgd in hun stelling dat hun verklaringen niet volledig zijn, omdat zij niet hebben aangetoond dat zij de staatssecretaris op de hoogte hebben gesteld van eventuele onjuistheden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De beroepen van de eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op 6 december 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.25909 en NL19.25911

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiser 1,

[naam 2], eiser 2,
hierna gezamenlijk: eisers
V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]
(gemachtigde: mr. I.K. Kolev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F.E. Verdonck).

ProcesverloopBij besluiten van 28 oktober 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL19.25910 en NL19.25912, plaatsgevonden op 27 november 2019. Eisers zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] en burgers van Rusland te zijn. Aan hun asielaanvragen hebben zij ten grondslag gelegd dat eiser 1 twee keer is gearresteerd door de Tsjetsjeense autoriteiten vanwege het plaatsen van reacties onder een YouTube-video van antiregeringsblogger Tumso Abdulrohmanov. Bij deze arrestaties is eiser 1 uitgescholden, vernederd en geslagen, bij de tweede arrestatie is eiser 1 onder dwang gerekruteerd als spion.
2. Verweerder heeft de aanvragen van eisers kennelijk ongegrond verklaard op grond van de artikelen 31 en 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Eisers worden gevolgd in hun identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder heeft aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat de gebeurtenissen die eisers aan hun asielaanvragen ten grondslag hebben gelegd ongeloofwaardig zijn. Daarbij is allereerst van belang dat eisers hun identiteitsdocumenten opzettelijk hebben vernietigd en daarmee het onderzoek van verweerder hebben bemoeilijkt. Verder acht verweerder van belang dat:
- eiser 1 summier heeft verklaard over het gedachtengoed van Abdulrohmanov;
- het niet plausibel is dat de minderjarige eiser 1 negatief in de belangstelling van de autoriteiten is komen staan enkel vanwege het plaatsen van reacties onder video’s met duizenden andere reacties;
- eiser 1 ongerijmd heeft verklaard over de arrestaties en de omstandigheden van zijn gevangenschap;
- eiser 2 tegenstrijdig heeft verklaard ten opzichte van eiser 1 over de het asielrelaas en de uitreis.
3. Op wat eisers hiertegen hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eisers hebben gesteld dat niet aan hen als minderjarigen mag worden tegengeworpen dat zij hun documenten hebben vernietigd omdat zij dit hebben gedaan op instructie van hun begeleider. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat dit geen verschoonbare reden is omdat eisers bij aankomst in Nederland zich direct hadden kunnen wenden tot de Nederlandse autoriteiten. Niet is gebleken dat eisers hiertoe geen eigen afwegingen hebben kunnen maken.
5. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers niet kunnen worden gevolgd in de stelling dat de verklaringen van eiser 2 niet kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van het asielrelaas vanwege zijn gestelde ‘beperkte ontwikkeling’. Indien eisers in de veronderstelling waren dat de verklaringen van eiser 2 onvolledig of onjuist waren had het op de weg van eisers gelegen om verweerder daarvan op de hoogte te stellen door middel van het indienen van correcties en aanvullingen. Met de correcties en aanvullingen die eisers op 23 oktober 2019 hebben ingediend mag ervan worden uitgegaan dat de verklaringen van eiser 2 op volledigheid en juistheid zijn gecontroleerd.
6. Tot slot heeft verweerder mogen tegenwerpen dat het onwaarschijnlijk is dat eiser 1 in een negatieve belangstelling is komen te staan vanwege het plaatsen van reacties onder YouTube-filmpjes van een antiregeringsblogger, terwijl er duizenden andere reacties zijn. Dat de Tsjetsjeense regering in het algemeen buitengerechtelijke middelen en collectieve verantwoordelijkheid zou toepassen doet daar niet aan af.
7. Verweerder heeft de aanvragen terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.