ECLI:NL:RBDHA:2019:13005
Rechtbank Den Haag
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenvonnis inzake vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke ISD-maatregel
Op 6 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenvonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de veroordeelde, die in 1981 is geboren en thans gedetineerd is in de penitentiaire inrichting 'Zuid-Oost'. De zaak betreft een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, die eerder was opgelegd bij een onherroepelijk vonnis van 14 september 2018. De vordering is ingediend op 21 augustus 2019, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat deze op grond van artikel 38r van het Wetboek van Strafrecht behandeld dient te worden door de raadkamer. De behandeling van de vordering is aanvankelijk gestart op een openbare terechtzitting op 14 oktober 2019, maar is toen aangehouden. Tijdens de zitting op 22 november 2019 heeft de officier van justitie, mr. D. Kortekaas, geen bezwaar gemaakt tegen de verwijzing naar de raadkamer, terwijl de raadsvrouw van de veroordeelde dat wel deed. De rechtbank heeft vervolgens de bevoegdheid om de vordering te behandelen bevestigd, aangezien de raadkamer geen ander gerecht is dan de rechtbank zelf. De rechtbank heeft besloten de behandeling te heropenen en de vordering in raadkamer verder te behandelen, met de nodige oproepingen voor de betrokken partijen. Het tussenvonnis is uitgesproken door de voorzitter en twee rechters, met de griffier aanwezig.