ECLI:NL:RBDHA:2019:12993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
NL19.16735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Venezolaanse eiseres op grond van ongeloofwaardigheid en situatie in Venezuela

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Venezolaanse eiseres. De eiseres had op 11 december 2018 een asielaanvraag ingediend, waarbij zij stelde te vrezen voor vervolging vanwege haar deelname aan studentenprotesten tegen de Venezolaanse regering. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de identiteit en herkomst van de eiseres geloofwaardig werden geacht, maar haar relaas over de vervolging ongeloofwaardig werd bevonden. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij negatief in de belangstelling van de autoriteiten was komen te staan. Dit werd onderbouwd door tegenstrijdige verklaringen over haar deelname aan demonstraties en het feit dat zij zonder problemen het land had kunnen verlaten.

De rechtbank heeft ook de algemene situatie in Venezuela in overweging genomen, maar oordeelde dat er geen sprake was van een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter P.M. de Keuning, in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.16735

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F.E. Verdonck).

ProcesverloopBij besluit van 25 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft hierop nog schriftelijk gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen C.M.E. Begthel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Venezolaanse nationaliteit. Op 11 december 2018 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Aan haar aanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat ze vreest te worden vervolgd vanwege problemen als gevolg van haar deelname aan studentenprotesten gericht tegen de regering. Eiseres heeft verder verklaard dat haar stiefvader in 2011 is vermoord door de gewapende burgergroepering Los Colectivos. Een jaar daarvoor zijn haar stiefvader en moeder bedreigd door deze groepering. Ook vond een overval plaats in het huis van haar moeder. De Sebin (nationale veiligheidsdienst) is bij eiseres thuis langs geweest, maar is vertrokken toen de hospita een zenuwinzinking kreeg.
2. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het relaas van eiseres ongeloofwaardig is. De verklaring over de moord op haar stiefvader wordt niet geloofd omdat hierover te summier is verklaard. Bovendien was dit niet de aanleiding om het land te verlaten. De algemene situatie in Venezuela ten slotte is zorgelijk, maar er is geen reden om aan te nemen dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [1] .
3. Wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar deelname aan demonstraties negatief in de belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Daarbij is allereerst van belang dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop zij is begonnen met haar protestdeelnames. Eiseres heeft verklaard dat zij tot het einde van 2015 heeft gestudeerd en dat zij met haar studie is gestopt vanwege problemen met betrekking tot haar politieke activiteiten [2] . Tijdens het nader gehoor heeft eiseres echter verklaard dat zij in 2016 voor het eerst heeft meegedaan aan demonstraties [3] . Verweerder heeft verder terecht van belang geacht dat eiseres zich niet heeft onderscheiden van andere demonstranten, dat zij geen bekendheid genoot en dat zij zonder problemen op legale wijze het land heeft kunnen verlaten. Dat de Sebin zich op een dergelijke eenvoudige wijze zou hebben laten wegsturen bij een huiszoeking bij eiseres, wordt evenmin geloofd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich met voormelde motivering niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het relaas ongeloofwaardig is. Ten aanzien van de dood van de stiefvader van eiseres heeft verweerder onweersproken gesteld dat dit geen aanleiding vormde om te vluchten.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de algemene situatie in Venezuela zodanig is dat bij de enkele terugkeer naar Venezuela een situatie dreigt te ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [4] . Uit de door haar aangehaalde bronnen [5] volgt volgens eiseres dat er in Venezuela sprake is van een economische en humanitaire crisis en dat de veiligheidssituatie precair is.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de situatie in Venezuela weliswaar zorgelijk is, maar dat niet gebleken is dat er thans sprake is van een zogenaamde 15c-situatie.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Ri 2011/95/EU
2.Rapport van Eerste gehoor van 18 december 2018, pagina 6
3.Rapport van Nader gehoor van 20 december 2018, pagina 4
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5.USDOS Department of State, Country Reports on Human Rights Practices 2018 - Venezuela, 13 maart 2019