In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2019 een beschikking gegeven op een verzoek tot machtiging tot verwerping van de nalatenschap namens een in Luxemburg wonende minderjarige. De verzoekster, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, heeft een verzoekschrift ingediend op 8 augustus 2019. De minderjarige, geboren in Luxemburg, heeft haar gewone verblijfplaats niet in Nederland, wat de vraag oproept of de Nederlandse rechter bevoegd is om over het verzoek te oordelen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat op basis van de Verordening Brussel-II bis de Nederlandse rechter bevoegd kan zijn indien er een nauwe band met Nederland bestaat en de bevoegdheid uitdrukkelijk is aanvaard. De minderjarige heeft een nauwe band met Nederland, aangezien zij goed contact heeft met haar familie daar en bijna vloeiend Nederlands spreekt. De verzoekster heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ondubbelzinnig aanvaard door het indienen van het verzoek.
De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat het recht van Luxemburg van toepassing is op het verzoek, aangezien de gezagsouder toestemming van de rechter nodig heeft om namens de minderjarige van een recht af te zien. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het verlenen van de machtiging in het belang van de minderjarige is en heeft het verzoek toegewezen. De beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.