ECLI:NL:RBDHA:2019:12948
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2013 en 2016; beroep op vertrouwensbeginsel afgewezen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van eiseres tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 en 2016. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de door de inspecteur van de Belastingdienst opgelegde aanslagen, waarbij zij stelde dat de door werkgevers opgegeven bedragen niet correct waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2013 en 2016 meerdere aangiftes en verzoeken tot wijziging van voorlopige aanslagen had ingediend, waarbij zij wisselende bedragen aan loon en ingehouden loonheffing had vermeld. De inspecteur had op basis van loonrenseigneringen van werkgevers de aanslagen vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslag voor 2013 terecht was opgelegd, omdat de voorheffing tot een te hoog bedrag was verrekend. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat de door de werkgevers opgegeven bedragen onjuist waren. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen dat er een ondubbelzinnige toezegging was gedaan door een medewerker van de Belastingdienst. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen voor beide jaren correct waren vastgesteld en verklaarde de beroepen ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.