Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 december 2018 met producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10;
- het tussenvonnis van 6 maart 2019, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2019;
- de akte na comparitie, tevens houdende overlegging producties met producties 17 tot en met 19 van de zijde van [eiseres] ;
2.De feiten
“Facturatie “fase selectie” conform Memo van 25 januari en bovengenoemd project”.
“Facturatie inzake fase gunning en inschrijving voor bovengenoemd project. Conform de “Memo van Samenwerking” van 25 januari 2018”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Vorderingsgerechtigheid [eiseres]
“Veel succes en wijsheid met jullie afweging nu en wij staan klaar voor jullie om er een winnend verhaal van te maken.”Het heeft [gedaagde] gestoord dat [eiseres] heeft getracht om, toen het traject al liep, alsnog een hogere vergoeding te bedingen. Daarom heeft zij niet op e-mails gereageerd.
Voor ons is belangrijk dat we zoals in onderstaande mail van 25 januari jl. is aangegeven, de zakelijke kant van onze gezamenlijke aanmelding en latere samenwerking, verder schriftelijk vastleggen voordat de inschrijving plaatsvindt. Tot nog toe hebben we noch op onze onderstaande mail, noch op onze mail van 30 november vorig jaar een reactie ontvangen. Wie zwijgt stemt toe zegt een goed Hollands gezegde. Op dit moment is er dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat jullie instemmen met de inhoud van de memo van samenwerking die bij onderstaande mail was gevoegd. We zouden deze dan ook graag op korte termijn (vandaag of uiterlijk morgen) rechtsgeldig ondertekend retour ontvangen van jullie.”Verder volgt uit de mail van 6 februari 2018 genoegzaam dat [eiseres] (inmiddels min of meer wanhopig) poogde om [gedaagde] (die niet reageerde) te bereiken en dat zij, blijkens de verzochte ondertekening, heel wel wist dat [gedaagde] nog niet akkoord was gegaan met het aanbod van 30 november 2017. [eiseres] heeft niet gesteld dat [gedaagde] tijdens het korte telefoongesprek na 6 februari 2018 akkoord is gegaan met haar voorstel. [eiseres] heeft evenmin andere feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat zij op enig moment na 25 januari 2018 er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] met het voorstel van [eiseres] van 30 november 2017 akkoord was gegaan. Overigens zou het [gedaagde] hebben gesierd op de e-mails van [eiseres] te reageren, al was het maar met een korte mededeling dat en waarom zij daarmee niet akkoord was.
primairgevorderd voor recht te verklaren dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en [gedaagde]
conform het aanbod van [eiseres] van 30 november 2017en verder om [gedaagde]
op grond van die overeenkomstte veroordelen tot betaling van
subsidiairgevorderde is [eiseres] ervan uitgegaan dat geen prijs is overeengekomen en heeft zij het gevorderde bedrag gebaseerd op een overeenkomst van opdracht. Van een overeenkomst van opdracht kan in rechte echter niet worden uitgegaan en bovendien is de rechtbank van oordeel dat wel een prijs is overeengekomen, dan wel dat [gedaagde] aan [eiseres] heeft toegezegd dat zij het meergenoemde bedrag van € 20.000 exclusief BTW zou betalen voor het geval de gunning zou mislukken.
meer subsidiaire vorderingheeft [eiseres] gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking. Nu partijen een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten is daarvan geen sprake.
redelijke uitlegvan het tweede gedeelte van
het primairgevorderde mee dat daaronder niet alleen valt de situatie dat een vergoeding is overeengekomen conform het aanbod van 30 november 2017, maar ook valt de situatie dat op een ander moment tussen partijen een bepaalde vergoeding is overeengekomen, dan wel deze dat deze vergoeding aan [eiseres] is toegezegd. Aldus is het bedrag van € 20.000 exclusief BTW toewijsbaar.