Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 juni 2018 met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 23;
- het tussenvonnis van 19 september 2018, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 december 2018 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
nakomt, in die zin dat de man (wederom) in een testament vastlegt dat hij aan de vrouw legateert een bedrag van € 100.000,--. Dat beding - waardoor de man wordt belemmerd in zijn vrijheid een uiterste wil met een bepaalde inhoud op te stellen - is echter in strijd met de in artikel 4:4 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) vastgelegde testeervrijheid en daarmee nietig. Toewijzing van de vordering komt er dus op neer dat de man wordt veroordeeld tot nakoming van een nietige overeenkomst. Dat kan niet. Reeds op grond hiervan komt de vordering van de vrouw niet voor toewijzing in aanmerking.
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.086(2,0 punt × tarief € 543)