In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die sinds 29 maart 2018 is opgenomen in CTP Veldzicht, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht om een opnameverklaring heeft verzocht, en dat de aanvraag pas compleet was op de datum dat deze verklaring was ingediend, namelijk op 7 december 2018. Hierdoor werd het uitstel van vertrek terecht verleend per deze datum en niet per de datum van de oorspronkelijke aanvraag.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris niet verplicht was om contact op te nemen met het COA om te verifiëren of eiser nog steeds in CTP Veldzicht verbleef. Eiser had de verantwoordelijkheid om de benodigde documenten aan te leveren voor de beslissing op zijn aanvraag. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het beleid af te wijken. Eiser had niet aangetoond dat hij tijdig om de opnameverklaring had verzocht, en de rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op basis van de ingediende stukken kon afzien van het horen van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State.