ECLI:NL:RBDHA:2019:12855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
09/156161-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in twee berovingen wegens gebrek aan bewijs

De rechtbank Den Haag heeft op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van twee berovingen in Rijswijk. De verdachte werd vrijgesproken van beide feiten vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank oordeelde dat de signalementen van de verdachte niet voldoende overeenkwamen met die van de aangeefsters. In de eerste zaak, betreffende een beroving op 26 juni 2019, verklaarde de aangeefster dat zij door een man in een vreemde taal werd aangesproken en beroofd van haar gouden ketting. De rechtbank bekeek camerabeelden en concludeerde dat, hoewel het signalement van de verdachte grotendeels overeenkwam met dat van de dader, er ook significante discrepanties waren. Dit leidde tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte deze beroving had gepleegd.

In de tweede zaak, die zich op 22 juni 2019 voordeed, kon de aangeefster de dader niet goed beschrijven, en de getuigenverklaringen sloten onvoldoende aan op het signalement van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen te weinig specifiek waren om tot een bewezenverklaring te komen. Gezien het gebrek aan bewijs werden beide ten laste gelegde feiten niet bewezen verklaard, en werd de verdachte vrijgesproken. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/156161-19
Datum uitspraak: 22 oktober 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn,
te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Lambregts en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N.M. Fakiri naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 juni 2019 te Rijswijk een gouden ketting, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangeefster 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door onverhoeds en met kracht die ketting van de hals/nek van die [aangeefster 1] (los) te trekken;
2
hij op of omstreeks 22 juni 2019 te Rijswijk een gouden ketting, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangeefster 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door onverhoeds en met kracht die ketting van de hals/nek van die [aangeefster 2] (los) te trekken.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt verdacht van twee berovingen in Rijswijk, waarbij telkens een ketting is geroofd: op 26 juni 2019 van [aangeefster 1] en op 22 juni 2019 van [aangeefster 2] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten, onder verwijzing naar zijn pleitnotities, omdat – kort samengevat - er onvoldoende bewijs is dat de verdachte degene is die voldoet aan het door de aangeefsters gegeven signalementen van de dader. Deze signalementen bevatten bovendien discrepanties.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
[aangeefster 1] heeft verklaard dat zij op 26 juni 2019 omstreeks 12.00 uur naar het winkelcentrum “De Bogaard” is gegaan om vis te halen bij de visboer. Teruggekomen bij haar woning werd zij aangesproken door een man in een vreemde taal en door hem van haar ketting beroofd. Aangeefster beschrijft de dader als: een blanke man tot heel licht getint, vermoedelijk Oost-Europees, blauwkleurig jack/jasje met gele strepen vanaf beide schouders tot aan het middengedeelte van de borst, kort donker haar, stevig postuur, 165 cm tot 175 cm lang, bol gezicht en 25 tot 35 jaar oud.
Het dossier bevat camerabeelden van het winkelcentrum “De Bogaard”. De rechtbank heeft deze beelden ter terechtzitting van 8 oktober 2019 bekeken, en daarop het volgende waargenomen:
Op 20 meter van de viswinkel waarover aangeefster verklaarde, zitten twee mannen. Direct nadat aangeefster de viswinkel heeft verlaten en wegloopt, staan deze mannen op. Deze mannen lopen op enige afstand van aangeefster. Zij nemen dezelfde route door het winkelcentrum als aangeefster.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij één van deze twee mannen is. De rechtbank heeft op de beelden waargenomen dat hij een jack draagt met een blauwe capuchon. De bovenkant van het jack bevat een kleurvak dat groen is. De onderkant van het jack heeft een donkere kleur.
Conclusie
Het door aangeefster gegeven signalement past grotendeels bij dat van de verdachte, zoals hij op de camerabeelden te zien is. Voorts is het opmerkelijk dat de verdachte (samen met een ander persoon) opstaat zodra aangeefster de viswinkel heeft verlaten, en dat zij dezelfde route als aangeefster volgen. Naar het oordeel van de rechtbank levert het voorgaande dan ook sterke aanwijzingen op dat de verdachte betrokken is geweest bij de roof van de ketting van aangeefster.
Echter, het door aangeefster gegeven signalement stemt gedeeltelijk niet overeen met dat van de verdachte. Aangeefster heeft namelijk verklaard dat de dader een jack droeg met gele strepen, terwijl de rechtbank heeft waargenomen dat de bovenkant van het jack van de verdachte een groen kleurvlak had.
Bovendien loopt de verdachte op de beelden weliswaar dezelfde route als aangeefster, maar daarmee staat nog niet vast dat hij bewust achter haar aan liep. Hier is relevant dat de rechtbank heeft waargenomen dat de verdachte (samen met een andere man) op enige afstand van aangeefster loopt. Deze afstand lijkt bovendien steeds groter te worden: op één van de beelden is te zien dat de verdachte (samen met de andere man) een straat op de route van aangeefster pas inslaat wanneer aangeefster al de hoek om is gegaan.
Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft begaan. Hij zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2
[aangeefster 2] heeft verklaard dat zij op 22 juni 2019 op het terras bij snackbar [bedrijfsnaam] te Rijswijk is beroofd van haar ketting. Nadat zij voelde dat haar ketting weg was, zag zij een man wegrennen. Zij kon de man niet goed omschrijven; zij had hem niet goed gezien.
[getuige 1] , die ook op het terras van de snackbar zat, heeft verklaard dat hij een man ‘als een speer’ naar buiten zag komen. Deze man, een ‘Pools, Oekraïens type’ van ongeveer 30 jaar oud, was ongeveer 1.70 meter, had onder meer getatoeëerde armen en benen, en droeg een witte polo met een blauwe decoratie erop, en sportschoenen.
[getuige 2] , ook aanwezig op het terras, zag een man de ketting van de nek van aangeefster trekken en wegrennen. Zij beschrijft hem als volgt: blank, ongeveer 1.80 meter, Oost-Europees uiterlijk, slechte tanden, tatoeage op zijn linkerarm. Hij droeg een witte polo met smalle horizontale streepjes en een korte broek.
Conclusie
Nu aangeefster de dader niet heeft herkend, kan naar het oordeel van de rechtbank een eventuele bewezenverklaring slechts steunen op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De door hen gegeven signalementen sluiten echter onvoldoende aan op dat van de verdachte, en zijn voor het overige te weinig specifiek. Gelet hierop kan niet worden uitgesloten dat een ander dan de verdachte aangeefster heeft beroofd.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de hem onder 2 ten laste gelegde feit nu op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat hij zich aan dit feit schuldig heeft gemaakt..

4.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

4.1.
De vorderingen
Feit 1
[aangeefster 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.550,00.
Feit 2
[aangeefster 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 750,00.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van
[aangeefster 1] voor wat betreft de ketting ( € 1.050,00) geheel dient te worden toegewezen. De immateriële schade dient te worden geschat op € 250,00 en voor het overige moet de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk worden verklaard. De officier van justitie vordert toewijzing van een bedrag van € 1.300,00, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van
[aangeefster 2] geheel dient te worden toegewezen. De officier van justitie vordert toewijzing van een bedrag van € 750,00, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om afwijzing van de vordering van de benadeelde partijen, gelet op de omstandigheid dat de verdediging heeft verzocht om vrijspraak van de ten laste gelegde feiten en (subsidiair) omdat de schade niet voldoende onderbouwd is.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De feiten waarop beide vorderingen berusten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Daarom worden de benadeelde partijen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] in hun vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Dit betekent dat zij worden veroordeeld in de proceskosten die de verdachte met betrekking tot hun vorderingen heeft moeten maken. Deze kosten worden door de rechtbank in beide gevallen begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart benadeelde partij [aangeefster 1] niet-ontvankelijk in haar vordering strekkende tot schadevergoeding en veroordeelt haar in de proceskosten door de verdachte in dit verband gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart benadeelde partij [aangeefster 2] niet-ontvankelijk in haar vordering strekkende tot schadevergoeding en veroordeelt haar in de proceskosten door de verdachte in dit verband gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, voorzitter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
mr. M.S. Neervoort, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Veenhuizen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019178705, van de politie eenheid den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 128).