ECLI:NL:RBDHA:2019:12849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
NL19.16818 en NL19.16820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvragen en de status van Marokko als veilig derde land en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2019 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Palestijnse eiser en een Marokkaanse eiseres, samen met hun kinderen. De aanvragen werden door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarbij verweerder stelde dat Marokko als veilig derde land voor de eiser en als veilig land van herkomst voor de kinderen kon worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom Marokko als veilig derde land voor de eiser kon gelden, aangezien de toegang tot Marokko niet voldoende was aangetoond. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder met betrekking tot de eiser, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat verweerder in zijn verweerschrift alsnog de vereiste motivering had gegeven. Voor de kinderen oordeelde de rechtbank dat Marokko niet als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt, omdat zij geen Marokkaanse nationaliteit bezaten en er geen bewijs was dat zij hun gewone verblijfsplaats in Marokko hadden gehad. De rechtbank vernietigde ook het besluit dat betrekking had op de kinderen en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen. De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 1.536,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.16818 en NL19.16820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser,

[eiseres] ,v-nummer: [nummer] , eiseres,
mede namens haar minderjarige kinderen:
[dochter] ,v-nummer: [nummer] ,
[zoon] ,v-nummer: [nummer] ,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. J.D. Albarda).

ProcesverloopEisers hebben aanvragen ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij afzonderlijke besluiten van 18 juli 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder deze aanvragen afgewezen.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.16821 plaatsgevonden op 27 augustus 2019.Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst en bepaald dat eisers in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de telefoonnotitie waar verweerder ter zitting naar verwezen heeft. Verweerder heeft op 28 augustus 2019 de telefoonnotitie aan het digitale dossier toegevoegd en een (aanvullend) verweerschrift ingediend. Eisers hebben op 4 september 2019 hierop gereageerd. Verweerder heeft bij brief van 6 september 2019 hierop een reactie gegeven. Geen van de partijen heeft aangegeven gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is afkomstig uit Palestina en is van onbekende nationaliteit. Eiseres is van Marokkaanse nationaliteit. Eiser en eiseres zijn gehuwd. Zij hebben elkaar in 2009 leren kennen, toen zij beiden in de Verenigde Arabische Emiraten verbleven. [dochter] en [zoon] zijn uit dit huwelijk geboren.
Eisers hebben verklaard dat zij op 13 januari 2018 de Verenigde Arabische Emiraten hebben verlaten, omdat zij daar geen werk konden vinden. Zij besloten naar Marokko te vertrekken om daar een leven op te bouwen. Eiser kon echter geen werk vinden in Marokko, waarop eisers besloten om op 8 februari 2018 naar Nederland te reizen.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Volgens verweerder kan Marokko (voor eiser) als veilig derde land worden beschouwd. Bovendien zijn er redenen om aan te nemen dat eiser opnieuw tot Marokko zal worden toegelaten. Uit openbare bronnen blijkt dat eiser zich kan vestigen in Marokko en een ‘certificate of residence’ kan aanvragen, omdat hij getrouwd is met eiseres die de Marokkaanse nationaliteit bezit.
2.1
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en d, van de Vw 2000. Dit besluit heeft ook betrekking op [dochter] en [zoon] . Volgens verweerder heeft eiseres geen elementen naar voren gebracht op grond waarvan een asielvergunning kan worden verleend. Daarnaast is eiseres afkomstig uit Marokko, dat wordt beschouwd als veilig land van herkomst. Niet is gebleken dat dit voor eiseres, [dochter] en [zoon] niet het geval is. Verder wijst verweerder er op dat eiseres haar (oude) paspoort heeft verscheurd, althans hiervoor medeverantwoordelijk voor was.
Ten aanzien van [dochter] en [zoon] stelt verweerder zich op het standpunt dat het voor hen mogelijk is om, vanwege de Marokkaanse nationaliteit van eiseres, de Marokkaanse nationaliteit te verkrijgen. Op grond van het Marokkaanse recht kan een Marokkaanse moeder namelijk haar nationaliteit overdragen aan haar kinderen. Een voorwaarde hiervoor is dat het huwelijk van eiser en eiseres door de Marokkaanse autoriteiten wordt erkend en geregistreerd.
3. Het gaat in deze zaak om de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Marokko voor eiser als veilig derde land kan gelden. Ook gaat het om de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Marokko voor [dochter] en [zoon] kan gelden als veilig land van herkomst. Op wat eisers hiertegen hebben aangevoerd wordt hieronder ingegaan.
4. De vereisten voor het tegenwerpen van een veilig derde land verschillen van de vereisten voor het tegenwerpen van een veilig land van herkomst. Daarom zal de rechtbank eerst de beroepsgronden beoordelen voor zover deze zien op het afwijzende besluit op de aanvraag van eiser. Daarna zal de rechtbank de beroepsgronden beoordelen voor zover deze zien op het andere, afwijzende besluit. Omdat ten aanzien van eiseres geen zelfstandige gronden zijn aangevoerd, zal de rechtbank de beroepsgronden beoordelen voor zover deze zien op de aanvraag van [dochter] en [zoon] .
Het beroep van eiser
5. Verweerder dient eerst te onderzoeken of de vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land dat het van hem redelijkerwijs verwacht mag worden dat hij naar dat land gaat en of aannemelijk is dat de vreemdeling wordt toegelaten tot dat land. Als deze vragen bevestigend beantwoord zijn, dient verweerder te onderzoeken of de vreemdeling in het betreffende derde land wordt behandeld overeenkomstig de beginselen die zijn genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). [1]
Toegang tot Marokko
6. Eisers voeren aan dat eiser geen toegang kan krijgen tot Marokko. Hiertoe stellen zij dat eiser geen aanspraak kan maken op verblijf vanwege de nationaliteit van eiseres. Een voorwaarde voor het verkrijgen van een ‘certificate of residence’ is namelijk dat het huwelijk wordt geregistreerd in de Marokkaanse registers. Dat is voor hen niet mogelijk. Uit een telefoongesprek met het callcenter voor consulaire diensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Internationale Samenwerking van Marokko blijkt namelijk dat eisers het huwelijk moeten registreren bij de Marokkaanse ambassade in de Verenigde Arabische Emiraten, waar het huwelijk gesloten is. Het is voor eisers echter niet mogelijk terug te keren. Eisers kunnen het Marokkaanse consulaat in Rotterdam verzoeken de registratie over te nemen, maar hiervoor is vereist dat eisers rechtmatig verblijf in Nederland hebben. Dat hebben zij niet.
6.1
Voor de beoordeling van deze beroepsgrond is artikel 38, vierde lid, van de Procedurerichtlijn van belang. Daarin staat het volgende.
“Wanneer het derde land de verzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.”
6.2
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 13 december 2017 [2] geoordeeld dat artikel 38, vierde lid, van de Procedurerichtlijn niet vereist dat op voorhand vaststaat dat het derde land toegang zal verschaffen. Uit diezelfde uitspraak volgt dat verweerder aan de hand van informatie uit algemene bronnen of op basis van de verklaringen van de vreemdeling, redenen aan moet dragen waarom toegang tot dat derde land voor die vreemdeling in beginsel mogelijk moet zijn. Vervolgens is het aan de vreemdeling om aan te tonen dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dat land in zijn geval niet aanwezig zijn.
6.3
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er voldoende reden is om aan te nemen dat eiser (opnieuw) zal worden toegelaten tot Marokko. Verweerder wijst er op dat eiser voorafgaand zijn komst in Nederland een maand in Marokko heeft verbleven, op basis van een door de Marokkaanse autoriteiten verstrekt visum. Eiser zal een nieuwe visumaanvraag moeten indienen om toegang te krijgen tot Marokko. Eiser dient hiervoor te beschikken over geldige reisdocumenten. Hij zal dan ook opnieuw een Palestijns reisdocument moeten aanvragen, aangezien hij zijn paspoort bij binnenkomst in Nederland heeft verscheurd.
Verder stelt verweerder dat eiser in Marokko aanspraak kan maken op verblijf vanwege de nationaliteit van eiseres. Verweerder heeft op 26 augustus 2019 telefonisch contact gehad met het callcenter voor consulaire diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en
Internationale Samenwerking van Marokko. Uit dit gesprek is gebleken dat het huwelijk van eisers zal worden erkend en geregistreerd door de Marokkaanse autoriteiten.
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank kan de vraag of het mogelijk is om het huwelijk te registreren in de Marokkaanse registers waardoor eiser in Marokko aanspraak kan maken op verblijf vanwege de nationaliteit van eiseres, buiten beschouwing blijven. Het is namelijk niet gebleken dat dit verband houdt met de toegang van eiser tot Marokko, of dat dit daarvoor een voorwaarde is. Dit blijkt ook niet uit de door eisers overgelegde informatie dat na de zitting van 27 augustus 2019 is overgelegd. Hierbij is verder het volgende van belang.
De rechtbank is van oordeel dat ‘toegang’ zo dient te worden uitgelegd dat hieronder wordt verstaan (feitelijke) ‘toelating tot het grondgebied’. Onder ‘toegang’ valt dus niet (ook) ‘legaal verblijf in het derde land’. Uit de bewoording van artikel 38, vierde lid, van de Procedurerichtlijn volgt namelijk dat deze toepassing vindt ‘Wanneer het derde land de verzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat’. De Procedurerichtlijn biedt geen concreet aanknopingspunt voor een andere, ruimere uitleg. Andere taalversies van de Procedurerichtlijn evenmin, omdat deze woordelijk gelijk zijn aan de Nederlandse taalversie. Zo staat in de Engelse taalversie de zinsnede “Where the third country does not permit the applicant to enter its territory” en in de Duitse taalversie de zinsnede “Erlaubt der Drittstaat dem Antragsteller nicht, in sein Hoheitsgebiet einzureisen”.
Een andere, ruimere uitleg past bovendien niet bij de strekking van het tegenwerpen van een veilig derde land. Indien verweerder terecht stelt dat een land voor een vreemdeling kan worden beschouwd als veilig derde land, bestaat namelijk een algemeen (maar weerlegbaar) rechtsvermoeden dat (kort gezegd) voor hem geen vervolging dreigt of een risico op ernstige schade bestaat en dat kan worden verzocht om de vluchtelingenstatus. Of dit zo is, houdt verband met de vraag of de vreemdeling in dat land wordt behandeld overeenkomstig de beginselen die zijn genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb 2000. Aan de vraag of een vreemdeling aanspraak kan maken op regulier verblijf wordt daarbij niet toegekomen.
De rechtbank merkt hierbij op dat uit de rechtspraak van de Afdeling blijkt dat zij de mogelijkheid tot regulier verblijf bespreekt in het kader van toegang [3] , maar hieruit valt niet af te leiden dat toegang in de zin van artikel 38 van de Procedurerichtlijn niet alleen toegang tot het grondgebied, maar ook regulier verblijf betekent.
6.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de onder 6.3 gegeven motivering aannemelijk heeft gemaakt dat toegang tot Marokko voor eiser in beginsel mogelijk is. Eiser heeft niet aangetoond waarom het (opnieuw) aanvragen van een visum voor hem niet mogelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
Marokko als veilig derde land voor eiser
7. Eiser betoogt dat het tegenwerpen van Marokko als veilig derde land in strijd is met artikel 38, eerste lid, van de Procedurerichtlijn. Eiser wijst er op dat Marokko geen nationale asielprocedure kent en stelt onder meer dat migranten en asielzoekers uit Marokko worden verwijderd en dat tegen hen buitensporig geweld wordt gebruikt. Eiser verwijst hierbij naar een hoofdstuk uit het rapport ‘Amnesty International Report 2017/18’. Volgens eiser kan hij in Marokko geen bescherming krijgen tegen terugzending naar de Palestijnse gebieden, waar vervolging in vluchtelingrechtelijke zin en/of schending van artikel 3 van het EVRM voor hem dreigt.
7.1
Zoals eerder overwogen is voor het tegenwerpen van een veilig derde land vereist dat, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, de vreemdeling in dat land overeenkomstig de in het eerste lid van artikel 3.106a van het Vb 2000 vermelde beginselen zal worden behandeld. Deze luiden als volgt:
‘‘a. het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, en
b. er bestaat geen risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet, en
c. het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag wordt nageleefd, en
d. het verbod op verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen foltering of andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, zoals neergelegd in het internationale recht, wordt nageleefd, en
e. de mogelijkheid bestaat om de vluchtelingenstatus te verzoeken en, indien hij als vluchteling wordt erkend, bescherming te ontvangen overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag.’’
Op grond van artikel 3.37e van het Vreemdelingenvoorschrift 2000 (VV 2000) moet verweerder bij zijn beoordeling, of een vreemdeling volgens bovenstaande beginselen zal worden behandeld, de in het eerste lid van dat artikel genoemde informatiebronnen betrekken. Deze artikelen zijn een implementatie van artikel 38 van de Procedurerichtlijn.
7.2
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 december 2017 [4] geoordeeld dat, om het mogelijk te maken dat een vreemdeling zich kan verweren tegen het standpunt dat een bepaald land voor hem een veilig derde land is, het door verweerder verrichte onderzoek en de gemaakte beoordeling inzichtelijk moeten zijn. Hierdoor kan de bestuursrechter dit standpunt ook toetsen. Verweerder moet daarom uiterlijk in het besluit uitleggen welke bronnen hij heeft gebruikt en inzichtelijk maken op welke wijze hij de informatie uit die bronnen bij zijn beoordeling heeft betrokken.
7.3
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat Marokko geen nationale asielprocedure kent, nog niet met zich meebrengt dat Marokko niet als veilig derde land kan gelden. Onder verwijzing naar een internetartikel van het UNHCR van 26 oktober 2017, informatie op de website van het UNHCR over Marokko over de jaren 2018 en 2019 en informatie van ReliefWeb stelt verweerder dat de Marokkaanse overheid ervoor heeft gekozen om door middel van ondersteuning van de UNHCR een nationale asielprocedure te gaan ontwikkelen en invoeren. De UNHCR blijft verantwoordelijk voor de registratie en vaststelling van de vluchtelingenstatus van asielzoekers.
7.4
De rechtbank overweegt dat uit de door verweerder aangehaalde bronnen en informatie in het bestreden besluit enkel blijkt dat het in Marokko mogelijk is om een verzoek om een vluchtelingenstatus in te dienen, ondanks dat Marokko nog geen nationale asielprocedure kent. Verweerder heeft hierbij niet de in artikel 3.37e van het VV 2000 genoemde bronnen betrokken bij zijn onderzoek. Ook blijkt niet dat verweerder andere onafhankelijke, betrouwbare en objectieve bronnen daarvoor heeft gebruikt. In het bestreden besluit heeft verweerder ook niet gemotiveerd of inzichtelijke gemaakt dat eiser overeenkomstig de overige beginselen zal worden behandeld zoals genoemd in artikel 3.106a van het Vb 2000. Dit had wel in het bestreden besluit moeten staan. Verweerder heeft dus niet deugdelijk gemotiveerd waarom Marokko (voor eiser) als veilig derde land kan worden beschouwd. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit dat ziet op eiser en zal onderzoeken of er in het kader van finale geschilbeslechting aanleiding is de rechtsgevolgen van dit besluit in stand te laten.
7.5
In zijn verweerschrift van 23 augustus 2019 verwijst verweerder naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 6 maart 2019 [5] , welke door de Afdeling is bevestigd. Verweerder wijst naar rechtsoverwegingen 22, 24, 27 en 28 van die uitspraak, waarin de omstandigheid dat Marokko nog geen asielprocedure kent betrokken is. Verweerder stelt zich onder verwijzing naar rechtsoverweging 22 op het standpunt dat Marokko zich niet schuldig maakt aan refoulement en onder verwijzing naar rechtsoverweging 27 dat vluchtelingen en migranten kunnen werken en toegang hebben tot gezondheidszorg en onderwijs.
7.6
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de verwijzing naar deze uitspraak alsnog voldoende heeft onderbouwd dat Marokko als veilig derde land kan worden beschouwd. Uit de uitspraak blijkt welke bronnen verweerder bij zijn in die zaak verrichte onderzoek en zijn daarop gebaseerde beoordeling heeft betrokken. Ook blijkt hieruit dat eiser overeenkomstig de overige beginselen zal worden behandeld genoemd in artikel 3.106a van het Vb 2000. In beroep heeft eiser dit ook verder niet betwist. De rechtbank laat daarom de rechtsgevolgen van het bestreden besluit dat ziet op eiser in stand.
Het beroep van [dochter] en [zoon]
Veilig land van herkomst
8. Eisers betogen dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat Marokko voor [dochter] en [zoon] is aan te merken als veilig land van herkomst. Zij hebben immers niet de Marokkaanse nationaliteit.
8.1
Voor de beoordeling van deze beroepsgrond is artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 van belang. Op grond van dit artikel kan een asielaanvraag worden afgewezen als kennelijk-ongegrond indien een vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikel 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
Ter implementatie van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn is in artikel 3.106b van het Vb 2000 aangegeven in welke gevallen een land voor een vreemdeling als een veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Het eerste lid van dit artikel luidt als volgt:
“Een derde land kan voor een vreemdeling alleen als een veilig land van herkomst worden aangemerkt wanneer hij:
a. ofwel de nationaliteit van dat land heeft, ofwel staatloos is en voorheen in dat land zijn gewone verblijfplaats had; en
b. niet heeft onderbouwd dat het land in zijn specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd ten aanzien van de vraag of hij voor internationale bescherming in aanmerking komt.”
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat [dochter] en [zoon] de Marokkaanse nationaliteit kunnen verkrijgen vanwege de nationaliteit van eiseres. Voorwaarde hiervoor is dat de moeder en vader (eisers) in overeenstemming met de Mudawwana (Marokkaanse familiewet) zijn getrouwd en de niet-Marokkaanse echtgenoot (eiser) moslim is. Het huwelijk van eisers zal dus moeten worden erkend door de Marokkaanse autoriteiten. Vervolgens is het in theorie mogelijk dat eiseres de Marokkaanse nationaliteit overdraagt aan haar kinderen.
8.3
De rechtbank volgt eisers in hun stelling dat Marokko voor [dochter] en [zoon] niet kan gelden als veilig land van herkomst omdat zij de Marokkaanse nationaliteit niet bezitten. Dit volgt immers uit artikel 3.106b van het Vb 2000. [6] Dat zij alsnog de Marokkaanse nationaliteit kunnen verkrijgen vanwege de nationaliteit van eiseres doet hier niet aan af. Ook is niet gesteld of gebleken dat [dochter] en [zoon] staatloos zijn en voorheen hun gewone verblijfplaats in Marokko hebben gehad, waardoor Marokko voor hen kan gelden als veilig land van herkomst.
9. Dit betekent dat de aanvraag van [dochter] en [zoon] ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000. De beroepsgrond slaagt. Het beroep is gegrond.
10. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit dat ziet op eiseres, [dochter] en [zoon] . Gelet op de aard van het gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding om het gebrek te passeren of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Verweerder moet een nieuw besluit nemen. Verweerder krijgt een termijn van vier weken voor het nemen van een nieuw besluit.
Conclusie
11. Verweerder stelt zich terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt dat toegang tot Marokko voor eiser in beginsel mogelijk is. De vraag of eiser aanspraak kan maken op legaal (regulier) verblijf is hierbij niet van belang. Verweerder heeft in het bestreden besluit dat ziet op eiser onvoldoende onderbouwd waarom Marokko kan worden beschouwd als veilig derde land. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden in stand gelaten, omdat verweerder in zijn verweerschrift alsnog de vereiste motivering heeft gegeven.
Marokko kan voor [dochter] en [zoon] niet gelden als veilig land van herkomst. Zij bezitten namelijk niet de Marokkaanse nationaliteit en het is ook niet gebleken dat zij hun gewone verblijfsplaats in Marokko hebben gehad. De aanvraag is dus ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit en moet verweerder een nieuw besluit nemen.
12. Omdat de beroepen gegrond zijn, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,-. De rechtbank kent, gelet op de verschillende aangevoerde gronden, 2 punten toe voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank kent, gelet op de samenhang van de zaken, 1 punt toe voor het verschijnen ter zitting. De waarde per punt bedraagt € 512,- met een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit dat ziet op eiser in stand blijven;
- draagt verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, [dochter] en [zoon] ;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.536,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.G.C. Lelifeld, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3379.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3380, en de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:128.
6.zie ook artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a, van de Procedurerichtlijn.