ECLI:NL:RBDHA:2019:1282
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Eritrese eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Eritreeër, had op 22 november 2018 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Zwitserland een verzoek om internationale bescherming ingediend, dat op 9 november 2018 was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Zwitserse autoriteiten op 12 december 2018 hebben ingestemd met de terugname van eiser, en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser bij terugkeer in Zwitserland in gevaar zou komen of dat er sprake zou zijn van een onevenredige hardheid.
Tijdens de zitting op 29 januari 2019 is eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Zwitserland. De rechtbank heeft het standpunt van de staatssecretaris onderschreven dat eiser zich bij eventuele problemen in Zwitserland moet wenden tot de Zwitserse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.