ECLI:NL:RBDHA:2019:12810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
NL 19.24177 en 19.24178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Oegandese vrouw op basis van lesbische geaardheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Oegandese vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De vrouw, die lesbisch is, vreesde voor haar veiligheid bij terugkeer naar Oeganda, waar haar geaardheid door de autoriteiten en haar familie bekend was geworden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de ongeloofwaardigheid van haar geaardheid onvoldoende had gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris, dat de aanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen, en oordeelde dat het beroep gegrond was. De rechtbank stelde dat de staatssecretaris een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moest maken, waarbij rekening moest worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank benadrukte dat de aanvraag ten onrechte was afgewezen en dat er geen mogelijkheden waren om het geschil definitief te beslechten door de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank gaf de staatssecretaris een termijn van zes weken om een nieuw besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.24177 (beroep)
NL19.24178 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Oegandese nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

ProcesverloopBij besluit van 7 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.24178, plaatsgevonden op 24 oktober 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk in de Luganda taal is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1
Eiseres is een Oegandese vrouw. Zij is op 23 oktober 2018 met een geldig visum Nederland ingereisd en heeft hier op 28 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend.
1.2
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is. Zij heeft sinds 2015 een relatie met [naam] die zij in 2012 heeft leren kennen op school. Eiseres heeft verklaard dat zij Oeganda heeft verlaten omdat de autoriteiten achter haar homoseksuele geaardheid zijn gekomen vanwege een onderzoek dat liep naar het ziekenhuis waar zij werkte. Ook haar broer is op deze manier achter haar geaardheid gekomen. Eiseres vreest bij terugkeer voor haar veiligheid vanwege de autoriteiten en haar familie.
De besluitvorming van verweerder
2.1
Verweerder heeft het relaas van eiseres in de volgende relevante elementen opgedeeld:
a. identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. de homoseksuele geaardheid van eiseres;
c. problemen vanwege haar homoseksuele geaardheid.
2.2
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst (element a) geloofwaardig geacht. Verweerder acht de homoseksuele geaardheid van eiseres en de problemen die zij hierdoor stelt te hebben ondervonden (elementen b en c), niet geloofwaardig. Daarom kan eiseres volgens verweerder niet aangemerkt worden als vluchteling of persoon die bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet. Volgens verweerder heeft eiseres verklaringen afgelegd die worden aangemerkt als kennelijk inconsequent en tegenstrijdig, kennelijk vals en duidelijk onwaarschijnlijk en tegenstrijdig met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst.
De beroepsgronden van eiseres
3. Eiseres voert aan dat verweerder zijn nieuwe beleid gebrekkig uitvoert en verwijst hiertoe naar de brief van 9 juni 2019 van het [naam] aan de staatssecretaris en de conclusie die het [naam] op haar site trekt. Volgens eiseres maakt verweerder zich verder schuldig aan vooringenomenheid en stereotypering. Eiseres verwijst naar het rapport 'Trots en Schaamte' van [naam] van juni 2018. Verder voert eiseres aan dat verweerder niet motiveert waarom geen waarde aan de schriftelijke verklaring van eiseres kan worden toegekend. Eiseres had de inhoud niet eerder naar voren kunnen brengen omdat zij ten tijde van het afnemen van het nader gehoor en het nabespreken daarvan nog niet bekend was met het feit dat haar verklaringen summier zouden worden bevonden door verweerder. De vrije bewijsleer die geldt in de asielprocedure en de samenwerkingsplicht maakt dat wel degelijk een beoordeling van de schriftelijke verklaring van eiseres nodig is. Eiseres verwijst in dit verband ook naar het memorandum van het [naam] van eind mei 2019. Ook betoogt eiseres dat de gebrekkige ongeloofwaardigheidsverklaring van element b niet op voorhand een direct gevolg kan hebben voor element c. Dit is in strijd met de integrale geloofwaardigheidstoets. De gebeurtenissen in het ziekenhuis heeft verweerder bovendien ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Volgens eiseres resteert, nu de in de zienswijze aangevoerde punten over het visumdossier worden gevolgd, een volstrekt onvoldoende motivering om de aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond. Tot slot verwijst eiseres nog naar twee artikelen over de positie van homoseksuelen in Oeganda.
Het wettelijk kader
4.1
Artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn luidt als volgt: “De lidstaten mogen van de verzoeker verlangen dat hij alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient. De lidstaat heeft tot taak om de relevante elementen van het verzoek in samenwerking met de verzoeker te beoordelen”.
4.2
Het Hof van Justitie (Hof) heeft in het arrest van 22 november 2012 in de zaak M. tegen Ierland (C-277/11) een nadere uitleg gegeven over de in deze bepaling opgenomen samenwerkingsplicht. Het Hof heeft overwogen dat hoewel de verzoeker om internationale bescherming normalerwijs alle elementen tot staving van zijn verzoek moet indienen, dit niet wegneemt dat de betrokken lidstaat voor de bepaling van de relevante elementen van dat verzoek met de verzoeker moet samenwerken. Concreet houdt deze op de lidstaat rustende samenwerkingsplicht in dat, indien de door de verzoeker om internationale bescherming aangevoerde elementen om welke reden ook niet volledig, actueel of relevant zijn, de betrokken lidstaat in deze fase van de procedure actief met de verzoeker moet samenwerken om alle elementen te verzamelen die het verzoek kunnen staven. Het Hof acht daarbij van belang dat een lidstaat gemakkelijker toegang heeft tot bepaalde soorten documenten dan de verzoeker.
4.3
In artikel 3.113, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 staat - voor zover hier van belang - het volgende. (…). Bij het afnemen van het nader gehoor wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om zo volledig mogelijk de tot staving van zijn aanvraag noodzakelijke elementen aan te voeren. Dit houdt onder meer in dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen.
4.4
Het principe van het voordeel van de twijfel is een algemeen geldend principe in het vluchtelingenrecht, zoals blijkt uit het UNHCR Handbook on Procedures and Criteria for determining Refugee Status. Het komt tot uitdrukking in artikel 4, vijfde lid, van Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn) en is vastgelegd in artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. Die bepaling luidt als volgt:
Indien de vreemdeling zijn verklaringen of een deel van zijn verklaringen niet met documenten kan onderbouwen, worden deze verklaringen geloofwaardig geacht en wordt de vreemdeling het voordeel van de twijfel gegund, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de vreemdeling heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven;
b. alle relevante elementen waarover de vreemdeling beschikt, zijn overgelegd, en er is een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van andere relevante elementen;
c. de verklaringen van de vreemdeling zijn samenhangend en aannemelijk bevonden en zijn niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor zijn aanvraag;
d. de vreemdeling heeft zijn aanvraag zo spoedig mogelijk ingediend, tenzij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten; en
e. vast is komen te staan dat de vreemdeling in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
Conclusie van de rechtbank
5. De aanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om het geschil finaal te beslechten door de rechtsgevolgen in stand te laten of verweerder in de gelegenheid te stellen om het gebrek te herstellen vanwege de aard en omvang van het gebrek. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd. Verweerder zal, eventueel na het afnemen van een nieuw gehoor, een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moeten maken. Verweerder zal dus een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij wordt opgemerkt dat deze uitspraak niet uitputtend is bedoeld. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Hieronder staat hoe de rechtbank tot haar oordeel is gekomen.
Onverwijld melden
6. Met betrekking tot de kennelijk ongegrondheid van de aanvraag, heeft verweerder ter zitting naar voren gebracht dat eiseres zich ook niet onverwijld heeft gemeld. De rechtbank merkt hierover op dat deze afwijzingsgrond niet in het voornemen en in het bestreden besluit terug te vinden is, zodat de rechtbank deze opmerking van verweerder verder buiten beschouwing van dit geding laat.
Element b: de homoseksuele geaardheid van eiseres
7.1
Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer zij ontdekte dat zij lesbisch was, wanneer zij bekend raakte met de term en het concept homoseksualiteit. Hiertoe heeft verweerder van belang geacht dat eiseres in eerste instantie heeft verklaard dat zij voor het eerst van homoseksualiteit heeft gehoord op vijftienjarige leeftijd, nadat er scholieren waren betrapt en van school waren gestuurd. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat zij op haar veertiende bang was om van school gestuurd te worden en dat zij daarnaast bang was voor schaamte en discriminatie omdat homoseksualiteit in Oeganda verboden is. Dit vindt verweerder ongerijmd. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bevreemding wekt dat eiseres tot in 2011 niet bekend was met homoseksualiteit omdat eiseres afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit verboden is en omdat eiseres uit een gelovige familie komt. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. De rechtbank acht hiertoe van belang dat de vragen over de gevoelens van eiseres op haar veertiende voor vrouwen en het moment dat eiseres hoorde over het bestaan van homoseksualiteit door elkaar zijn gesteld. De verklaring van eiseres dat zij de vraag waar zij precies bang voor was, heeft gekoppeld aan homoseksualiteit omdat zij nu bekend is met homoseksualiteit, vindt de rechtbank plausibel. Eiseres heeft verklaard dat zij op haar veertiende bang was omdat zij ervaarde dat haar gevoelens afwijkend waren. Verweerder heeft eiseres ook niet geconfronteerd met deze gestelde tegenstrijdigheid, hetgeen in strijd is met artikel 3.113 van het Vb 2000. Verder is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van verweerder dat eiseres voor 2011 over homoseksualiteit gehoord had moeten hebben een aanname is. Verweerder heeft deze aanname toegelicht door te wijzen op het feit dat homoseksualiteit in Oeganda verboden is en eiseres uit een gelovige familie komt. Dit acht de rechtbank in dit geval onvoldoende. Eiseres heeft verklaard dat zij op school op de hoogte raakte van homoseksualiteit. Waarom dit niet mogelijk is, heeft verweerder niet onderbouwd of toegelicht. De rechtbank volgt verweerder hierin dan ook niet.
7.2
Verder heeft verweerder eiseres tegengeworpen dat zij wisselend heeft verklaard over het moment van ‘omarmen’ van haar geaardheid. Zo heeft eiseres volgens verweerder in eerste instantie verklaard dat zij haar gerichtheid in 2014 heeft omarmd, vervolgens heeft zij verklaard dat zij haar gerichtheid nog niet volledig heeft geaccepteerd en daarna dat zij het nu wel heeft omarmd. Verweerder heeft verwezen naar pagina 17 van het rapport van nader gehoor. De rechtbank volgt verweerder hierin evenmin. Op pagina 17 van het rapport van nader gehoor is het volgende te lezen:

U vertelde dat u uzelf niet meteen accepteerde (de gevoelens die u kreeg voor
vrouwen) wat bedoelt u daar precies mee?
Ik zag dat al mijn vrienden anders waren. Mijn vriendinnen hadden vriendjes
en ik had andere gevoelens. Ik wou hetzelfde doen. Net als andere mensen
zijn. Dat is mij niet gelukt.
Hoe voelde u zich hierbij dat dit niet is gelukt?
Ik had wel pijn.
[…]
Op welk moment heeft u zichzelf wel geaccepteerd?
Dat was ergens in 2014. Ik was achttien jaar oud. Maar ik heb het nog niet
helemaal geaccepteerd.
Kunt u omschrijven hoe u dan tegen uw eigen homoseksuele gevoelens
aankijkt?
Ik vind het normaal ik heb hier de vrijheid. Ik ben naar homo organisaties
geweest en daar heb ik andere mensen ontmoet die ook deze gevoelens
hebben.
Wat maakt dat u zichzelf nog niet heeft geaccepteerd?
Nu heb ik het wel geaccepteerd.
Op welk moment besefte u dat u zichzelf accepteerde?
Toen ik hier was. Want hier heb ik de vrijheid en hier kan ik over mijzelf
praten. Dat ik homoseksueel ben.”
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat niet duidelijk is wat verweerder wisselend vindt in deze verklaringen van eiseres. Daarbij betrekt de rechtbank hetgeen eiseres daarvoor op bladzijde 16 van het nader gehoor heeft gezegd. Daar verklaart zij dat zij homoseksualiteit ‘normaal’ vindt en licht zij desgevraagd toe wat zij onder ‘normaal’ verstaat. Op de vraag: ”Wat houdt ‘normaal’ voor u in?” antwoordt eiseres als volgt:
“Mensen in Uganda denken en zeggen dat iemand om homo te zijn je dit van
iemand anders moet leren maar dat is niet zo. Het zit binnenin iemand.
Daarom zeg ik dat dit normaal is.”
[…]
“Ja. Ik wil u uitleggen dat ik zo geboren ben. Dat ik vrouwen aantrekkelijk vind
en dat ik dit niet van iemand anders geleerd.”
7.3
Verweerder heeft eiseres ook tegengeworpen dat van haar uitgebreidere verklaringen hadden mogen worden verwacht wat betreft het uiteindelijk ‘omarmen’ van haar gerichtheid omdat eiseres er acht tot negen jaar over heeft gedaan voordat zij haar gerichtheid volledig heeft kunnen ‘omarmen’. Daargelaten dat ‘omarmen’ niet hetzelfde betekent als ‘accepteren’ oordeelt de rechtbank als volgt. Op pagina 17 van het rapport van nader gehoor is het volgende te lezen:
“Hoe is deze zelfacceptatie hier in Nederland tot stand gekomen?
Hier heb ik met verschillende mensen gesprekken gehad en hier zeiden ze dat
ik de vrijheid heb om over mijzelf te praten. Ze hebben mij gemotiveerd om
over mijzelf te praten.
Vervolgens heeft verweerder vragen gesteld over de gevoelens die eiseres kreeg voor haar partner. De rechtbank ziet in het voorgaande dat eiseres een uitleg geeft hoe haar acceptatie in Nederland tot stand is gekomen. Indien verweerder deze verklaring van eiseres summier vindt, had het op de weg van verweerder gelegen om hier op door te vragen. Dit heeft verweerder niet gedaan. Verweerder heeft dan ook ten onrechte eiseres tegengeworpen dat zij geen uitgebreidere verklaringen heeft gegeven over het accepteren van haar gerichtheid.
7.4
Het voorgaande geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de tegenwerpingen van verweerder over de verklaringen van eiseres over haar gevoelens voor vrouwen in het algemeen en voor haar partner [naam] . De rechtbank ziet dat verweerder meerdere keren heeft gevraagd wat voor gevoelens eiseres had voor vrouwen en voor [naam] . Eiseres heeft een paar keer om verduidelijking gevraagd en ook antwoord gegeven op de vraag. Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij vaag en summier heeft verklaard over de gevoelens die zij voor vrouwen heeft. Aan eiseres is enkel gevraagd wanneer zij voor het eerst gevoelens had voor vrouwen en of zij die gevoelens kon omschrijven. Indien verweerder deze gevoelens summier en vaag vond, had het ook hier op de weg van verweerder gelegen om hierop door te vragen. Dat heeft verweerder niet gedaan.
Dit geldt ook voor de verklaringen die eiseres heeft gegeven over haar vriendin [naam] . Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij summier en oppervlakkig heeft verklaard over hetgeen haar aantrok in [naam] . Zo heeft eiseres op pagina 16 van het rapport van nader gehoor verklaard dat zij [naam] “
aardig, zorgzaam en mooi” vond en seksuele gevoelens kreeg als zij naar haar keek. Verweerder heeft hier niet verder op doorgevraagd. Indien verweerder wilde weten wat [naam] nou anders maakte dan andere vrouwen, had verweerder hierop moeten doorvragen. Dit heeft verweerder nagelaten. Gelet op de samenwerkingsplicht en artikel 3.113 van het Vb 2000 had het op de weg van verweerder gelegen om door te vragen voordat verweerder eiseres kon tegenwerpen dat haar verklaringen vaag en summier zijn.
7.5
Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over haar gevoelens voor vrouwen is de rechtbank bovendien van oordeel dat de koppeling die verweerder maakt tussen deze gevoelens en de conclusie dat de verklaringen van eiseres onvoldoende zijn om als liefdesgevoel te kunnen dienen, onjuist is. Hiertoe acht de rechtbank het volgende van belang. Met betrekking tot de stelling van verweerder dat sprake moet zijn van liefde naast fysieke lusten, heeft eiseres gewezen op het eerdergenoemde rapport van [naam] . Uit dit rapport volgt dat de fysieke aantrekkingskracht, waaruit het verrichten van seksuele handelingen kan voortvloeien, nu juist datgene is wat het onderscheid vormt. Als voorbeeld geeft de gemachtigde van eiseres in de zienswijze: ‘
als ik veel van de koningin zou houden en voor haar dus veel gevoelens van liefde zou koesteren, maakt mij dat nog geen homoseksueel.’ Verweerder heeft ter zitting aangegeven het eens te zijn met de kritiek van eiseres en heeft dit punt ter zitting laten vallen.
7.6
Over de relatie met [naam] heeft verweerder eiseres tegengeworpen dat van haar voorzichtigheid had mogen worden verwacht in het bespreken van haar gevoelens met [naam] . In het rapport van nader gehoor valt op pagina 17 het volgende te lezen:

U vertelde dat u gevoelens kreeg voor uw partner, op welk moment heeft u
deze gevoelens naar haar uitgesproken, kunt u daar wat meer over vertellen?
Dat was in februari 2015. We gingen naar een feestje. Wij hebben veel
gedronken en ik heb haar gevraagd om bij mij te logeren. Ze is bij mij
gebleven. Dat was ons eerste moment dat wij samen waren. In de ochtend
heb ik haar gevraagd hoe zij zich voelde. Ze zij dat ze zich blij voelde. Ik heb
haar gezegd dat ik heel lang gevoelens voor haar had maar dat ik dit niet kon
zeggen.
Hieruit blijkt dat eiseres [naam] , nadat er iets gebeurd was in de nacht, heeft gevraagd hoe zij zich voelde. Pas nadat [naam] had aangegeven dat zij zich blij voelde, heeft eiseres haar gezegd dat zij al lang gevoelens voor haar had. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat hieruit blijkt dat eiseres niet voorzichtig is geweest. Hierbij merkt de rechtbank op dat verweerder zijn standpunt dat het eiseres wordt tegengeworpen dat zij niet heeft verklaard dat zij door het nuttigen van alcohol minder geremd was en dat alsnog van haar meer voorzichtigheid wordt verwacht omdat homoseksualiteit in Oeganda streng bestraft wordt, ter zitting heeft afgezwakt. Verweerder heeft aangegeven dat dit slechts een kritische opmerking is en dat dit relevant is als het bij één ontmoeting zou zijn gebleven. Dit is niet het geval bij eiseres en [naam] .
7.7
Omtrent eiseres haar kennis van de LHBTI-gemeenschap is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van eiseres verwacht mag worden dat zij meer onderzoek had moeten doen naar de positie van LHBTI’s in Nederland dan dat ze heeft gedaan. Eiseres heeft verklaard dat homoseksuelen in Nederland mogen trouwen en dat zij kinderen mogen adopteren. Verder heeft eiseres verklaard over enkele belangenorganisaties voor LHBTI’s in Nederland. Uit het dossier blijkt dat eiseres wel enig onderzoek heeft gedaan. Verweerder heeft niet onderbouwd wat eiseres nog meer had moeten verklaren. Ook hier is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van verweerder ligt om in het nader gehoor door te vragen als de informatie die eiseres wel heeft gegeven door verweerder niet voldoende wordt geacht.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet voldoende gemotiveerd waarom hij de homoseksuele geaardheid van eiseres niet geloofwaardig vindt. Gelet op de situatie in Oeganda voor LHBTI’s heeft verweerder daarmee onvoldoende gemotiveerd dat eiseres niet is aan te merken als vluchteling of dat niet aannemelijk is eiseres bij terugkeer naar Oeganda een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Het beroep is reeds hierom gegrond.
Element c: problemen vanwege de homoseksuele geaardheid van eiseres
9.1
Ten aanzien van de motivering van verweerder met betrekking tot de ongeloofwaardig geachte problemen die eiseres stelt te hebben gehad in Oeganda, merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het bevreemding wekt dat eiseres pas te horen heeft gekregen dat het onderzoek van de politie onder meer tegen haar gericht was nadat de politie de telefoon van eiseres had doorzocht. Verweerder heeft niet onderbouwd waarom de verklaring van eiseres dat zij bijvangst was in het onderzoek dat liep tegen het ziekenhuis waar zij werkte, niet gevolgd wordt.
9.2
Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over haar vrees voor de autoriteiten niet aannemelijk zijn nu zij na haar problemen met de politie nog gewerkt heeft. Eiseres heeft verklaard dat dit ander werk was wat zij ook vanuit huis kon doen. Dat de politie niet achter dit werk van eiseres is gekomen, betekent niet dat het niet aannemelijk is. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit onvoldoende heeft gemotiveerd.
9.3
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het onaannemelijk is dat onderzoek werd gedaan naar het ziekenhuis waar eiseres werkte omdat de bestrijding van aids en HIV hoog in het vaandel staat in Oeganda. Deze aanname heeft verweerder evenmin voldoende onderbouwd. Eiseres heeft uitgelegd dat aids en HIV vaker voorkomen bij de LHBTI gemeenschap en homoseksualiteit een taboe is in Oeganda, en dat dit reden was om onderzoek naar het ziekenhuis te doen. Verweerder heeft niet voldoende gemotiveerd dat het feit dat de bestrijding van aids en HIV hoog in het vaandel staat bij de autoriteiten van Oeganda maakt dat geen onderzoek zou kunnen worden gedaan naar het verstrekken van medicijnen aan de LHBTI gemeenschap door een ziekenhuis.
9.4
Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over hoe haar broer op de hoogte raakte van haar geaardheid inconsequent en wisselend zijn. Eiseres heeft verklaard dat haar broer via buurtbewoners van het ziekenhuis heeft gehoord over haar geaardheid. Ook heeft zij verklaard dat zij niet precies weet hoe dit is gegaan omdat zij daar niet bij was. Verweerder heeft niet onderbouwd waarom dit ongeloofwaardig is. Verweerder had hierop kunnen doorvragen in het nader gehoor. Aan eiseres zijn geen vragen gesteld wat haar broer precies tegen haar heeft gezegd in hun telefoongesprek. De rechtbank merkt hierbij tevens op dat verhalen via via niet altijd op waarheid berusten. De rechtbank ziet niet in waarom verweerder de verklaring van eiseres dat de buren ervan hebben gemaakt dat eiseres zelf homoseksueel was omdat zij werd meegenomen als werknemer van het ziekenhuis in het onderzoek naar homoseksualiteit, onvoldoende heeft geacht.
Het visumdossier
10. Tot slot merkt de rechtbank nog op dat verweerder in het voornemen zich op het standpunt heeft gesteld dat niet vast te stellen is op welke momenten eiseres wel en op welke momenten zij niet de waarheid spreekt of welke informatie die door eiseres is verstrekt vals is en welke niet, gelet op haar handelswijze en haar verklaringen met betrekking tot het verkrijgen van haar visum. Dit draagt volgens verweerder bij aan de algehele ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. In het bestreden besluit heeft verweerder een aantal punten met betrekking tot het visumdossier laten vallen, zonder verder aan te geven wat dit betekent voor het standpunt dat de visumprocedure heeft bijgedragen aan de algehele ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres.
Slotoverwegingen
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
11. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder te verbieden haar uit te zetten zolang nog niet is beslist op haar beroep. Omdat de rechtbank nu op het beroep heeft beslist bestaat geen aanleiding meer om dit verzoek toe te wijzen.
Ten aanzien van de proceskosten
12. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer NL19.24177:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer NL19.24178:
- wijst het verzoek af.
De rechtbank en de voorzieningenrechter in beide zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.536,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.