ECLI:NL:RBDHA:2019:12779
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inhouding van salaris wegens ongeoorloofde afwezigheid van een militair tijdens ziekte
Op 2 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een militair werkzaam bij de Koninklijke Marine, en de Staatssecretaris van Defensie. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van zijn salaris over de periode van 18 maart 2018 tot en met 31 mei 2018, welke inhouding was gebaseerd op ongeoorloofde afwezigheid tijdens ziekte. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende bewijs had geleverd dat eiser ongeoorloofd afwezig was. Eiser was sinds 30 januari 2018 ziek en had niet voldaan aan bepaalde verplichtingen, zoals het opvolgen van redelijke voorschriften van zijn leidinggevende en het verschijnen op een afspraak bij de bedrijfsarts. De rechtbank concludeerde echter dat de Staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat eiser zich gedurende de genoemde periode aan zijn dienstverplichtingen had onttrokken. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de situatie door te bepalen dat het salaris over de periode van 18 maart 2018 tot en met 31 mei 2018 alsnog aan eiser moest worden uitbetaald. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.